Proceskosten WOZ fors verhoogd na correct oordeel wegingsfactor
Proceskosten WOZ fors verhoogd na correct oordeel wegingsfactor
Gegevens
- Nummer
- 2025/1828
- Publicatiedatum
- 20 november 2025
- Auteur
- Redactie
- Rubriek
- Formeel belastingrecht
- Relevante informatie
Belanghebbende is eigenaar van een woning waarvoor de heffingsambtenaar de WOZ-waarde per 1 januari 2022 heeft vastgesteld op € 414.000. In bezwaar is de waarde verlaagd naar € 388.000 en is een proceskostenvergoeding toegekend van € 720,26. In beroep heeft de rechtbank de WOZ-waarde verder verlaagd tot € 310.000 en een proceskostenvergoeding toegekend van € 877,76, berekend op basis van wegingsfactor 0,25 wegens de gestandaardiseerde werkwijze van de gemachtigde. In hoger beroep voert belanghebbende aan dat volgens het Richtsnoer proceskostenvergoeding belastingkamers gerechtshoven 2024 factor 1 (gemiddeld) dient te gelden in WOZ-zaken, omdat het inhoudelijk geschil dat ook rechtvaardigt. In geschil is of de proceskostenvergoeding voor de bezwaar- en beroepsfase juist is vastgesteld door de rechtbank, meer specifiek of de factor 1 gehanteerd moet worden of - wegens een vermeend lager gewicht bij gestandaardiseerde procedures - de factor 0,25. Het hof overweegt dat het oordeel over de wegingsfactor in volle omvang dient te worden getoetst. De forfaitaire proceskostenvergoeding in WOZ-zaken dient volgens het hof te worden vastgesteld zoals opgenomen in de Bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij het Richtsnoer proceskostenvergoeding belastingkamers gerechtshoven 2024 als uitgangspunt geldt. Een inhoudelijke vermindering van de WOZ-waarde, zoals in deze zaak, rechtvaardigt toekenning van wegingsfactor 1. Het hof vindt geen reden om de forfaitaire vergoeding te verlagen op grond van de gestandaardiseerde werkwijze van de gemachtigde. De prestatie van een gemachtigde dient gelijk te worden gewaardeerd. Het hof verhoogt de proceskostenvergoeding voor de bezwaar- en beroepsfase tot € 3.236,26 en kent voor het hoger beroep een vergoeding toe op basis van factor 0,5, rekening houdend met het Besluit proceskosten bestuursrecht en art. 30a lid 2 Wet WOZ. Het beroep van belanghebbende op HR 17 januari 2025 (ECLI:NL:HR:2025:46, ) wordt verworpen, omdat niet is gebleken dat sprake is van een bijzonder geval als in dat arrest bedoeld door de Hoge Raad.
(Hoger beroep gegrond.)