‘Timing is everything.’ Wat betreft de vraag op welk moment loonheffingen verschuldigd zijn, geldt, net als in de inkomstenbelasting, sinds jaar en dag – kort gezegd – een kasstelsel: in verreweg de meeste gevallen is het moment van betalen doorslaggevend. Dat sluit aan bij het rechtsgevoel. Belasting betaal je zodra je daadwerkelijk in een betere positie bent gekomen. Maar die beleving wordt anders als het loon ten onrechte wordt betaald of later dan afgesproken. Ook dan geldt het kasstelsel en manifesteren zich de tekortkomingen daarvan. Deze bijdrage gaat over de vraag of het in die gevallen ook anders kan.
Art. 10 lid 1 Wet LB 1964 definieert loon als al hetgeen uit een dienstbetrekking is genoten. Dat betekent dat het ‘genieten’ een vereiste is om van loon te kunnen spreken. Het genietingsmoment is het moment waarop de belasting moet worden ingehouden. In de praktijk is dat veelal het moment van betalen, al kan het ook nog zijn dat loon op een eerder moment verrekend wordt, ter beschikking wordt gesteld, rentedragend of vorderbaar en inbaar wordt. Met de invoering van de loonaangifte in 2006 barstte indertijd over deze problematiek een discussie los. Toen werd in dit kader over de ‘loon in-methode’ gesproken. Daarmee wordt het wettelijke stelsel bedoeld aan de hand waarvan naar de hoofdregel het genietingsmoment wordt bepaald. Art. 13a lid 1 Wet LB 1964 dus. Tegenover de ‘loon in-methode’ staat de ‘loon over-methode’. Bij deze laatste methode is niet het moment van betalen relevant, maar wordt gekeken op welke periode het loon betrekking heeft. Dat is niet het wettelijke uitgangspunt, maar het komt wel tegemoet aan een ander principe, namelijk dat belasting verschuldigd is (of hoort te zijn) op het moment dat het inkomen volgens civielrechtelijke afspraken of het publiekrechtelijke socialezekerheidsrecht had moeten worden genoten.
Voor beide methodes is wat te zeggen. De wettelijke ‘loon in-systematiek’ heeft het voordeel van de eenvoud en de transparantie. Iedereen weet snel waar hij aan toe is en over het betaalmoment zal weinig discussie bestaan. Dat hier in het niet-digitale verleden voor is gekozen, ligt dan ook voor de hand. De ‘loon over-methode’ lijkt het meest eerlijk: belasting en premies zijn verschuldigd op het moment dat afgesproken was het loon te betalen. Maar dit is soms lastig vast te stellen en leidt tot wat in het jargon ‘twk-correcties’ (correcties met terugwerkende kracht) worden genoemd. Tot administratieve complicaties, dus. Maar de behoefte aan deze benadering wordt ook ingegeven door de fiscale tariefstelling en regelingen als de inkomenstoeslagen. Deze gaan uit van een benadering op jaarbasis waardoor het onvoorzien en onterecht verschuiven van inkomen tot buiten de jaargrens in die sfeer allerlei onbedoelde negatieve effecten oplevert voor de betrokken werknemers en uitkeringsgerechtigden.
Mijn indruk is dat in de loon- en inkomenssfeer er met betrekking tot het wettelijke systeem op het punt van het genietingsmoment over het algemeen weinig klachten zijn. Wel met in ieder geval twee belangrijke uitzonderingen, namelijk als te weinig loon (daaronder begrepen socialeverzekeringsuitkeringen) is uitgekeerd en moet worden nabetaald, respectievelijk loon of een uitkering ten onrechte is betaald en door de ontvanger moet worden teruggestort. En dan in het bijzonder als deze nabetaling of teruggave zich afspeelt buiten het kalenderjaar waar deze betrekking op heeft.