Aanslag berustte op een redelijke schatting

Aanslag berustte op een redelijke schatting

Gegevens

Nummer
2022/753
Publicatiedatum
23 juni 2022
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2022:793
Rubriek
Formeel belastingrecht
Trefwoorden
schending hoorplicht, omkering en verzwaring bewijslast, boete, redelijke schatting
Relevante informatie
Art. 8 AWR, Art. 9 AWR, Art. 27e AWR, Art. 27h AWR, Art. 67a AWR, Art. 2.17 Wet IB 2001

Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2015 en 2016 aanslagen IB/PVV en boetebeschikkingen opgelegd, nadat zij na uitnodiging, herinnering en aanmaning daartoe geen aangifte had gedaan. In hoger beroep is onder meer in geschil of de aanslagen en boetes terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd. Na de vaststelling door het hof dat de hoorplicht, anders dan belanghebbende meent, niet is geschonden, stelt het hof bij de inhoudelijke beoordeling voorop dat nu belanghebbende niet tijdig de vereiste aangifte heeft gedaan de bewijslast wordt omgekeerd en verzwaard en op belanghebbende de last rust te doen blijken, dat wil zeggen overtuigend aan te tonen, dat de aanslag onjuist is. Belanghebbende niet aan haar stelplicht voldaan, nu het is gebleven bij blote stellingen die niet met stukken zijn onderbouwd. Vervolgens is het dan aan de rechter om te beoordelen of de door de inspecteur gemaakte schatting van het belastbare inkomen redelijk is. Vast staat dat de onroerende zaken die op naam staan van belanghebbende volledig bij belanghebbende in aanmerking zijn genomen. De inspecteur heeft geen duidelijkheid verschaft over de omvang van de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen van belanghebbende en haar fiscaal partner en de toerekening daarvan. Het hof is van oordeel dat de rechtbank het belastbaar inkomen uit sparen terecht heeft verminderd met de waarde van de onroerende zaak waarvan de echtgenoot van belanghebbende het volledige eigendom houdt. De inspecteur heeft aangevoerd dat belanghebbende geen verklaring heeft gegeven voor de toename van de banksaldi in 2016 en ook geen onderliggende bescheiden heeft overgelegd. De inspecteur heeft ter zitting van het hof desgevraagd toegelicht dat uit de bij de Belastingdienst bekende gegevens is gebleken dat de banksaldi van belanghebbende, de saldi van de beleggingsrekeningen en de waarde van onroerende zaken van belanghebbende in 2016 zijn gestegen. Belanghebbende heeft geen verklaring gegeven voor deze forse vermogenstoename. Een dergelijke verklaring mag wel worden verlangd van belanghebbende, gelet op haar bewijspositie en haar bekendheid met haar vermogen. Met zijn toelichting heeft de inspecteur voldoende aanknopingspunten verschaft voor zijn aanname dat extra gelden zijn verkregen uit een onbekende bron en dus resultaat uit overige werkzaamheden vertegenwoordigen. De aanslagen en boetes zijn terecht opgelegd en de rechtbank heeft de aanslag voor het jaar 2015 terecht verminderd voor zover die ziet op de grondslag sparen en beleggen. De boete voor het jaar 2015 wordt verminderd wegens wanverhouding.

(Hoger beroep gedeeltelijk gegrond.)