Terechte ambtshalve aanslag Vpb voor onzakelijke verhuur aan UBO
Terechte ambtshalve aanslag Vpb voor onzakelijke verhuur aan UBO
Gegevens
- Nummer
- 2022/1110
- Publicatiedatum
- 21 september 2022
- Auteur
- Redactie
- Rubriek
- Formeel belastingrecht
- Trefwoorden
- zakelijke prijs, winstgemis, gelieerde transacties, at arms length
Belanghebbende is opgericht in 1997 en heeft de heer X als uiteindelijk gerechtigde. Belanghebbende is sinds 2003 eigenaar van meerdere in Nederland gelegen bedrijfsgebouwen. Het onroerend goed is in 2018 door verschillende aan belanghebbende of de UBO gelieerde partijen gebruikt en belanghebbende heeft voor het gebruik geen (zakelijke) huurprijs berekend. Aan belanghebbende is op 1 maart 2019 een aangifte vennootschapsbelasting 2018 uitgereikt. Op 20 april 2019 heeft de inspecteur een ambtshalve aanslag vennootschapsbelasting 2018 opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 21.150. Nadat het bezwaar is afgewezen komt belanghebbende in beroep. Zij stelt dat inspecteur in strijd met de regels voordat de aangiftetermijn is verlopen een ambtshalve aanslag heeft opgelegd. De rechtbank verwerpt de stelling. Dat de aangiftetermijn niet is afgewacht staat er niet aan in de weg dat de aanslag ambtshalve wordt vastgesteld. Het Unierechtelijk verdedigingsbeginsel is hier niet van toepassing. Er is namelijk geen sprake van een bezwarend besluit dat is gebaseerd op nationale regels die uitvoering geven aan Unierechtelijke voorschriften. Voorts is niet aan de orde of de toepassing van nationale belastingwetgeving een beperking inhoudt van Unierechtelijke verkeersvrijheden. Vervolgens oordeelt de rechtbank dat de inspecteur de winst terecht heeft verhoogd met niet-genoten huurinkomsten. Ook oordeelt de rechtbank dat aannemelijk is gemaakt dat een vergoeding onder zakelijke omstandigheden € 21.150 (5% van de WOZ-waarde) zou bedragen. Het beroep wordt wel gegrond verklaard omdat de redelijke termijn is overschreden en daarom recht bestaat op een immateriëleschadevergoeding.
(Beroep gegrond.)