NTFR 2023/1 - Vaarwel 2022 en welkom 2023

NTFR 2023/1 - Vaarwel 2022 en welkom 2023

pmGM
prof. mr. G.T.K. Meussenhoogleraar belastingrecht Radboud Universiteit Nijmegen en als wetenschappelijk adviseur verbonden aan BDO Belastingadviseurs te Tilburg
Bijgewerkt tot 4 januari 2023

Aangekomen bij het einde van het oude jaar neem ik even de tijd om de balans op te maken van het jaar 2022 en u een vooruitblik te geven op het jaar 2023. Het einde van het jaar maakt altijd een beetje weemoedig, geeft een besef van het verglijden der jaren, maar maakt ook weer benieuwd naar het nieuwe jaar. De terugblik geeft tevens aan hoeveel er op fiscaal gebied het afgelopen jaar weer is gebeurd. Wie zou nog willen beweren dat de fiscaliteit saai is? Het belastingrecht is voortdurend in beweging en is daarmee ook een vertaling van de dynamiek van de maatschappij en van allerlei fiscale ontwikkelingen, zowel nationaal als internationaal. Datgene wat hierna is opgenomen, is daarvan slechts een selectie, die uiteraard geheel voor rekening van de auteur komt.

Los van de fiscaliteit, werd het jaar 2022 vooral gekenmerkt door allerlei crises die ons allemaal in de greep hebben gehouden. De vreselijke oorlog in Oekraïne, een conflict als uit de Middeleeuwen dat eigenlijk niemand anno 2022 voor mogelijk had gehouden. De inflatie, de stikstofcrises, de energiecrises, de brandstofprijzen en de nasleep van de coronapandemie hebben het afgelopen jaar Nederland in hun greep gehouden. Voor veel mensen, zeker in de lagere en middeninkomens, was het jaar 2022 dan ook een moeilijk jaar.

Wat opvalt is dat in het jaar 2022, net als het jaar 2021, een aantal grote belangrijke fiscale wetgevingstrajecten, te weten een fundamentele herziening van box 3 in de inkomstenbelasting, een nieuw groepsregime in de vennootschapsbelasting1 alsmede de opvolger van de Wet DBA, andermaal op de lange baan zijn geschoven.2 Op 5 september 2022 heeft het kabinet bekendgemaakt dat de invoering van een nieuw box 3-stelsel niet eerder dan in 2026 haalbaar wordt geacht.3 Alweer een jaar uitstel. Maar hierover later meer. Ook een algehele herziening van de inkomstenbelasting zal in de kabinetsperiode van het kabinet Rutte IV niet meer plaatsvinden.

Naar een globaal minimumtarief voor de vennootschapsbelasting van 15%

In het jaar 2021 werd een mondiale consensus (136 landen en jurisdicties) bereikt over de invoering van een minimumvennootschapsbelastingtarief van 15%, gericht op multinationale ondernemingen met een jaarlijkse omzet van meer dan € 750 miljoen.4 5 Onder andere beleggings- en pensioenfondsen en sovereign wealth funds zijn van het toepassingsbereik uitgesloten. De 15%-benadering staat overigens op gespannen voet met het thans bestaande netwerk aan bilaterale belastingverdragen en de daarin afgesproken verdeling van heffingsbevoegdheden tussen de betrokken staten. En ook het tijdstip van beoogde inwerkingtreding, 1 januari 20246, is erg ambitieus. De vraag is uiteraard of deze globale consensus ook daadwerkelijk mondiaal zal worden uitgerold en uitgevoerd7. Inmiddels is er een concept Europese richtlijn8, die voortborduurt op het OESO-voorstel. Nederland bracht op 9 september 2022 met Frankrijk, Duitsland, Italië en Spanje een gezamenlijke verklaring uit waarin de wens tot uitdrukking komt een EU-akkoord te bereiken (NTFR 2022/3375). De EU-lidstaten hebben op 12 december 2022 uiteindelijk daadwerkelijk overeenstemming bereikt over de invoering van de Pijler 2-richtlijn. Op 15 december 2022 bekrachtigde de Raad het akkoord van de lidstaten9. Het richtlijnvoorstel omvat maar liefst 58 pagina’s.10 De richtlijn moet eind 2023 in nationale wetgeving van de lidstaten zijn omgezet. En er is ook al een zeer uitgebreid conceptwetsvoorstel (Wet minimumbelasting 2024) dat op dit moment in internetconsultatie is genomen.11 Als deze regeling er komt, zal deze bijheffing in de winstbelasting worden opgenomen in een aparte wet, die van toepassing is naast de Wet Vpb 1969. Het ter consultatie voorliggende conceptwetsvoorstel beslaat 337 pagina’s, met daarin opgenomen een duizelingwekkende hoeveelheid nieuw fiscale begrippen. Als het wetsvoorstel wordt aangenomen, leidt dit onvermijdelijk tot een soort van mandarijnenwetenschap, die nog slechts door een select groepje fiscale professionals zal worden begrepen en worden toegepast.

De unshell-richtlijn, harmonisatie van wetgeving op het gebied van brievenbusvennootschappen

Dit richtvoorstel van de Europese Commissie, ook wel aangeduid als ATAD3, gelanceerd op 22 december 2021, beoogt het gebruik van zogenoemde shellentiteiten (lege vennootschappen c.q. brievenbusvennootschappen) te ontmoedigen om zo bij te dragen aan de terugdringing van belastingontwijking en -ontduiking. Daartoe voorziet de richtlijn in een substance test volgens een te doorlopen 7-stappenfilteringproces met daaraan vastgeknoopte materieel- en formeelrechtelijke rechtsgevolgen. Het zal denkelijk leiden tot een inperking van het toepassingsbereik van de deelnemingsvrijstelling.12 Overigens zijn Weyzig en Lejour13 van mening dat het effect van ATAD3 op de totale omvang van directe buitenlandse investeringen en bijbehorende inkomstenstromen via Nederland waarschijnlijk beperkt zal blijven.

DEBRA

Op 11 mei 2022 publiceerde de Europese Commissie een richtlijnvoorstel ter introductie in de vennootschapsbelasting van maatregelen in de sfeer van de ondernemingsfinanciering. De maatregel introduceert een vermogensaftrek, de zogenoemde ‘Debt Equity Bias Reduction Allowance’ (‘DEBRA’), in combinatie met een verder aftrekbeperkende maatregel, de zogenoemde ‘Interest Limitation Rule’, voor ‘exceeding borrowing costs’ (saldo aan renten; art. 15b Wet Vpb 1969). Een nieuwe grote ontwikkeling op het gebied van het Europese belastingrecht.14

De box 3-saga

Ook in het jaar 2022, net als in het jaar 2021, slokte box 3 weer zeer veel fiscale aandacht op. Wat dat betreft stond het jaar 2022 volledig in het teken van de naweeën van het Kerst-arrest 2021. In een op 24 december 2021 door de Hoge Raad gewezen arrest15, verwees hij box 3 naar de prullenbak wegens strijd met het EVRM (art. 1 EP) en bood meteen rechtsherstel. Daarbij refereert de Hoge Raad ook uitdrukkelijk aan het regeerakkoord van het kabinet Rutte IV waarin is aangekondigd dat een belastingheffing op basis van het werkelijke rendement nog tot het jaar 2025 op zich zal laten wachten. Dat laatste was voor ons hoogste rechtscollege kennelijk de druppel die de emmer deed overlopen. De Hoge Raad belast bij belanghebbende uitsluitend het werkelijk behaalde rendement zoals dat door de rechtbank is vastgesteld, en kan daarmee de zaak zelf afdoen zonder een verdere verwijzing naar een gerechtshof.

Vervolgens was de vraag hoe de nieuwe staatssecretaris van Financiën Marnix van Rij (CDA) het rechtsherstel in de massaalbezwaarprocedure box 3 zou gaan vormgeven. Bij brief van 7 februari 2022 (NTFR 2022/170) bood de staatssecretaris de collectieve uitspraak op bezwaar aan aan de Tweede Kamer. In de uitspraak staat dat alle ruim 200.000 bezwaarschriften die bij deze massaalbezwaarprocedures horen, gegrond worden verklaard. Maar de Belastingdienst was niet in staat om in alle voornoemde gevallen een berekening te maken van het werkelijke rendement. En dus komt de staatssecretaris met een aangepast forfaitair systeem (de zogenoemde forfaitaire spaarvariant), waarbij wordt aangesloten bij het werkelijk op de peildatum aanwezige vermogen en waarbij gebruik wordt gemaakt van drie forfaitaire percentages, voor spaartegoeden en contant geld, voor de overige bezittingen en voor schulden. Voor het jaar 2022 bedragen de percentages 0,01%, 5,53% respectievelijk 2,46%.

Een en ander is inmiddels geformaliseerd in de vorm van de Overbruggingswet box 3 en de Wet rechtsherstel box 3. Dit betekent echter niet dat box 3 voor staatssecretaris Van Rij een rustig bezit zal worden in het jaar 2023.

Daar is allereerst de positie van de niet-bezwaarmakers die niet hebben deelgenomen aan de massaalbezwaaractie betreffende de jaren 2017 tot en met 2020. De Hoge Raad16 oordeelde dat de Staat voor aanslagen met een box 3-heffing die op 24 december 2021 onherroepelijk vaststaan, geen rechtsherstel hoeft te bieden door middel van een ambtshalve vermindering. Maar veel belastingplichtigen leggen zich hier niet bij neer, onder meer in de veronderstelling dat in de hiervoor aangehaalde procedure niet alle relevante mogelijke stellingen door de Hoge Raad beoordeeld zijn. Dus werden er toch massaal verzoeken om ambtshalve vermindering van aanslagen IB 2017 bij de Belastingdienst ingediend, gezien het feit dat de mogelijkheid van de indiening van een dergelijk verzoek is beperkt tot een periode van vijf jaar en het jaar 2022 dus de laatste mogelijkheid was. Om deze stroom aan procedures te stroomlijnen heeft de staatssecretaris in overleg met de Bond voor Belastingbetalers, de koepelorganisaties voor belastingadviseurs en de Consumentbond besloten tot een massaalbezwaarplusprocedure.17 Daarnaast zegt de staatssecretaris in deze kamerbrief toe dat alle niet-bezwaarmakers met box 3-inkomen over de jaren 2017-2020 aanspraak kunnen maken op de uitkomst van een nadere uitspraak van de Hoge Raad, mocht de Hoge Raad de belastingplichtigen in een nieuwe zaak in het gelijk stellen. Zij hoeven dus geen verzoeken tot ambtshalve vermindering in te dienen. De staatssecretaris vermeldt hierbij wel dat hij geen andersluidende uitspraak verwacht ten opzichte van die van de Hoge Raad van 20 mei 2022. Een elegante oplossing van staatssecretaris Van Rij die in ieder geval voor de niet-bezwaarmakers de kou uit de lucht haalt.

Er zullen dus nog procedures worden gevoerd over de jaren 2017, 2018, 2019, 2020, enzovoort. Daarbij gaat het om een aantal fundamentele vragen die door de Hoge Raad beantwoord zullen moeten worden. De hoofdvraag is uiteraard of de thans wettelijk vastgelegde spaarvariant EVRM-proof is, zowel op regelniveau als op het niveau van de individuele belastingplichtige. Daarnaast is het natuurlijk de vraag of de wetgever met de forfaitaire spaarvariant op een correcte wijze uitvoering heeft gegeven aan het Kerst-arrest van de Hoge Raad. Onduidelijk is bovendien wat de Hoge Raad in dit arrest bedoelt met belastingheffing op basis van het ‘werkelijk rendement’. Omvat dit ook vermogensverliezen op bijvoorbeeld aandelen? Voor alle bezitters van aandelen kan thans inmiddels wel geconstateerd worden dat het jaar 2022 een fors negatief rendement heeft opgeleverd.

Toekomst box 3: een vermogensaanwasbelasting in 2026?

En wederom: de Toeslagenaffaire

De dga-rekening-courantmaatregel

Spoedwet conditionele eindafrekening dividendbelasting

Fiscale paragraaf regeerakkoord Rutte IV31

Staatssecretaris Marnix van Rij (CDA)

Het jaar 2023