Verdrag met België kent heffingsrecht pensioenuitkering toe aan Nederland

Verdrag met België kent heffingsrecht pensioenuitkering toe aan Nederland

Gegevens

Nummer
2023/94
Publicatiedatum
24 januari 2023
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:7874
Rubriek
Internationaal en Europees
Relevante informatie
Art. 2 Wet LB, Art. 7.2 Wet IB 2001, Art. 18 Verdrag Nederland – België, Art. 16 AWR, Art. 11 AWR

Belanghebbende woont sinds 2004 in België en is buitenlands belastingplichtige. Belanghebbende ontving in de onderhavige jaren twee pensioenuitkeringen uit Nederland. Belanghebbende heeft in de onderhavige jaren geen aangifte IB/PVV in Nederland gedaan. Aan belanghebbende zijn vrijstellingsverklaringen voor inhouding loonbelasting afgegeven. Op 21 december 2017 heeft de inspecteur op basis van informatie van ontwikkelingen in de Belgische jurisprudentie de vrijstellingsverklaringen ingetrokken. Uit informatie die belanghebbende heeft verstrekt blijkt dat één van de twee pensioenuitkering in België wordt belast tegen het algemene tarief. De andere pensioenuitkering wordt in België beschouwd als lijfrente-uitkering. Het belastbaar bedrag van dit pensioen wordt gesteld op 3% van het kapitaal waar vervolgens personenbelasting over wordt geheven. De inspecteur heeft laatstgenoemd pensioen in de heffing betrokken en aanslagen opgelegd.

De rechtbank oordeelt dat de definitieve aanslagen buiten de termijn zijn opgelegd, maar dat deze kunnen worden geconverteerd in navorderingsaanslagen omdat de inspecteur een nieuw feit heeft. Het nieuwe feit is de informatie van de Belgische autoriteiten. De inspecteur behoorde ook niet te weten hoe de uitkering in België belast was aangezien de hoofdregel in het belastingverdrag met België is dat de woonstaat mag heffen over lijfrentes. De inspecteur mocht er van uitgaan dat heffing aan België was toegewezen.

Belanghebbende stelt dat Nederland pas vanaf 2018 over de uitkering mag heffen omdat heffing pas aan Nederland is toegewezen op grond van de Overeenkomst tussen België en Nederland van 5 maart 2018. De rechtbank verwerpt dit beroep. De overeenkomst biedt geen zelfstandige basis voor Nederland om te heffen over pensioenuitkeringen. De overeenkomst is een instrument dat kan worden gebruikt bij uitlegging en toepassing van het verdrag. Nu niet in geschil is dat sprake is van een pensioenuitkering, dat de opbouw in Nederland fiscaal gefacilieerd heeft plaatsgevonden, dat de uitkering meer dan € 25.000 per jaar bedraagt en dat de uitkering voor minder dan 90% in België wordt belast, heeft Nederland volgens de rechtbank het heffingsrecht.

(Beroepen ongegrond.)