In deze Opinie zal ik ingaan op enkele aspecten van het voorgestelde box 3-stelsel die samenhangen met de voorgestelde toepassing van zowel het totaalwinstbegrip als het jaarwinstbegrip (goed koopmansgebruik). In dat kader zal in beginsel slechts vanuit fiscaaltechnisch perspectief worden bezien of de voorgestelde toepassing van beide winstbegrippen (mogelijk) tot onwenselijke uitkomsten leidt.
In het voorstel van wet (versie internetconsultatie) wordt zowel met betrekking tot de vermogenscategorieën onroerende zaken en aandelen in en winstbewijzen van een familie- of startende onderneming1 als met betrekking tot overige bezittingen en schulden (met uitzondering van de zogenoemde eerste woning sparen en beleggen) het relevante resultaat gedefinieerd als ‘het bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder welke naam en in welke vorm dan ook, worden behaald met die bezittingen’2. Daarbij zij aangetekend dat met betrekking tot het resultaat behaald met overige bezittingen en schulden het totaalwinstbegrip zich mede uitstrekt tot de schulden (‘en schulden’). Wat betreft het jaarwinstbegrip kan worden opgemerkt dat in het tweede lid van het voorgestelde art. 5.3 en art. 5.10 Wet IB 2001 is bepaald dat het (huidige) art. 3.25 Wet IB 2001 van overeenkomstige toepassing is, met dien verstande dat voor de hiervoor bedoelde vermogenscategorieën de bezittingen worden gewaardeerd op de verkrijgingsprijs terwijl voor overige bezittingen en schulden de waardering steeds op de waarde in het economische verkeer dient plaats te vinden. Hierna zal ik eerst ingaan op enkele aspecten van het totaalwinstbegrip die ook een rol gaan spelen bij de toepassing van box 3 op basis van het voorgestelde stelsel. Daarna zal ik aandacht schenken aan enkele aspecten van het jaarwinstbegrip in dat verband. Daarbij zij opgemerkt dat niet alle mogelijke aspecten zullen worden besproken.