Bv exploiteert onroerende zaak door deze tegen een winstafhankelijke vergoeding aan vof ter beschikking te stellen

Bv exploiteert onroerende zaak door deze tegen een winstafhankelijke vergoeding aan vof ter beschikking te stellen

Gegevens

Nummer
2024/582
Publicatiedatum
2 april 2024
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:1917
Rubriek
Belastingen van rechtsverkeer
Relevante informatie
Art. 4 WBRV, Art. 15 lid 1 onderdeel b WBRV, Art. 15 lid 1 onderdeel s WBRV

Belanghebbende runt met zijn echtgenote in vof-verband een zorgboerderij. De activiteiten worden verricht vanuit een onroerende zaak. In 2020 is de moeder van belanghebbende toegetreden tot de vof. Zij heeft onder meer ingebracht het recht op gebruik en genot van de desbetreffende onroerende zaak. De juridische eigendom van de onroerende zaak is niet ingebracht. Op 31 maart 2021 brengt de moeder haar aandeel in de vof in in een nieuw op te richten bv. De bv wordt opgericht op 2 juni 2021 en de moeder verkrijgt 605 aandelen. Voor de vof wordt de bv in de plaats gesteld van de moeder. Op 2 juni 2021 heeft belanghebbende 21,53% van de aandelen verkregen tegen € 166.000. In geschil is of voor de overdrachtsbelasting sprake is van een belastbaar feit. Niet in geschil is dat de bv een fictief onroerende zaak is en dat aan de bezitseis is voldaan. In geschil is enkel of is voldaan aan de doeleis, meer specifiek of de bv de onroerende zaak exploiteert. Belanghebbende stelt dat met ‘exploitatie’ verhuur of verpachting wordt bedoeld. Nu de onroerende zaak tegen een winstafhankelijke vergoeding wordt ingebracht in de vof, is geen sprake van verhuur of verpachting en dus geen sprake van exploitatie.

De rechtbank oordeelt dat de toets aan de doeleis dient plaats te vinden aan de hand van de feitelijke werkzaamheden. De bv verricht feitelijk nagenoeg geen andere activiteiten dan het tegen vergoeding ter beschikking stellen van de onroerende zaak aan de vof. Er is dus sprake van exploitatie, aldus de rechtbank. Dat het gaat om ter beschikking stellen aan een vof waaraan de bv zelf deelneemt, maakt het niet anders. Ter zitting is bevestigd dat zowel de moeder als de bv nooit enige bemoeienis hebben gehad met de zorgboerderij van belanghebbende en de echtgenote. De vraag is vervolgens of de bedrijfsopvolgingsvrijstelling van toepassing is. Belanghebbende beroept zich daarbij op de doorkijkarresten. In economische zin is de onroerende zaak namelijk overgegaan van moeder op zoon. De rechtbank verwerpt het beroep. De doorkijkarresten zijn niet van toepassing. Hoewel de economische gerechtigheid is gewijzigd door de uitgifte van aandelen, is daarmee geen sprake van een overdracht aan belanghebbende. De bedrijfsopvolgingsvrijstelling is niet van toepassing omdat niet is verkregen van in art. 15 lid 1 onderdeel b BRV genoemde personen.

(Beroep ongegrond.)