Aannemelijk dat bezwaarschrift bewust naar onbevoegd bestuursorgaan is gestuurd

Aannemelijk dat bezwaarschrift bewust naar onbevoegd bestuursorgaan is gestuurd

Gegevens

Nummer
2024/667
Publicatiedatum
15 april 2024
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2023:2775
Rubriek
Formeel belastingrecht
Relevante informatie
Art. 4:17 Awb, Art. 6:15 Awb, Art. 8:88 Awb

De invorderingsambtenaar heeft belanghebbende een aanmaning gezonden ter zake van een niet-tijdig betaalde aanslag. Hierbij zijn aanmaningskosten in rekening gebracht. De aanmaning vermeldt via welk adres een bezwaarschrift kan worden ingediend. In reactie op de aanmaning heeft belanghebbende op 23 januari 2021 een e-mailbericht gezonden aan de gemeentesecretaris, de wethouder Economische Zaken en andere personen, maar niet naar de invorderingsambtenaar. Op 27 mei 2021 is beslag gelegd op een pensioen van belanghebbende. Hij heeft een dag later de aanslag inclusief vervolgingskosten betaald. Gemachtigde van belanghebbende heeft bij brief van 21 juni 2021, bij de invorderingsambtenaar ingekomen op 23 juni 2021, verzocht het beslag op te heffen, belanghebbende schadeloos te stellen voor de daardoor ontstane schade en de invorderingsambtenaar in gebreke gesteld. Bij brief van 21 juli 2021 heeft belanghebbende aanspraak gemaakt op een dwangsom wegens niet tijdig beslissen op het bezwaar.

In geschil is of de invorderingsambtenaar een dwangsom heeft verbeurd en of belanghebbende recht heeft op een vergoeding van schade. Belanghebbende stelt dat zijn e-mailbericht met bezwaarschrift op de voet van art. 6:15 Awb had moeten worden doorgezonden naar de invorderingsambtenaar. Het hof stelt voorop dat de doorzendplicht van art. 6:15 Awb is bedoeld om een aan een onbevoegd bestuursorgaan gericht bezwaarschrift bij het bevoegde bestuursorgaan te doen aankomen. Deze bepaling is niet bedoeld om eenieder in de gelegenheid te stellen om lukraak een bericht naar diverse medewerkers of een algemeen e-mailadres van een gemeente te kunnen zenden in de veronderstelling dat een eventuele ontvanger de plicht heeft het bericht te beoordelen en naar het bevoegde bestuursorgaan door te zenden. Bij geen van de personen aan wie belanghebbende zijn e-mailbericht heeft gezonden, is sprake van een bestuursorgaan in de zin van de Awb. Voor deze personen geldt dus niet de doorzendplicht van art. 6:15 Awb. Omdat in de aanmaning een rechtsmiddelverwijzing was opgenomen, was voor belanghebbende kenbaar bij welk bestuursorgaan hij bezwaar kon maken en op welk adres. Het hof acht aannemelijk dat belanghebbende, een professionele rechtsbijstandverlener, bij het indienen van het bezwaarschrift bewust is afgeweken van de correct weergegeven rechtsmiddelverwijzing. Het hof is dan ook van oordeel dat sprake is van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht, zodat als tijdstip van indiening van het bezwaarschrift niet geldt het tijdstip van ontvangst door een onbevoegd bestuursorgaan. Nu belanghebbende het bezwaarschrift per gewone post naar een antwoordnummer heeft gezonden om een postzegel uit te sparen, heeft hij niet aan zijn bewijslast voldaan van de verzending ervan. Niet aannemelijk is dat hij op 23 januari 2021 een bezwaarschrift geadresseerd aan het juiste adres van de invorderingsambtenaar ter post heeft bezorgd. De invorderingsambtenaar heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het bezwaarschrift met dagtekening 23 januari 2021 niet eerder bij hem is ingekomen dan op 23 juni 2021. De ingebrekestelling is dus prematuur en van een geldige ingebrekestelling is geen sprake. De invorderingsambtenaar heeft geen dwangsom verbeurd. De bewijslast dat sprake is van schade die voor vergoeding in aanmerking komt, rust op belanghebbende. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt waaruit de gestelde schade naar een geschat bedrag bestaat en evenmin dat hij een rentedragende lening heeft gesloten in verband met de aangekondigde beslaglegging op zijn pensioen. De overgelegde leningovereenkomst is gedagtekend 8 juni 2023, terwijl eind mei 2021 de aanslag en de vervolgingskosten al waren voldaan. Belanghebbende heeft ook geen beschikbare maatregelen getroffen om de beweerdelijk geleden schade te beperken of te voorkomen. Van enig onrechtmatig besluit, onrechtmatige handeling of het niet tijdig nemen van een besluit door de invorderingsambtenaar is geen sprake. Het hof wijst het verzoek om vergoeding van schade af. Voor zover belanghebbende verzoekt om een schadevergoeding buiten het kader van de Awb, dient hij zich te wenden tot de civiele rechter.

(Hoger beroep ongegrond.)