In fonds voor gemene rekening gestort vermogen behoort niet tot grondslag sparen en beleggen

In fonds voor gemene rekening gestort vermogen behoort niet tot grondslag sparen en beleggen

Gegevens

Nummer
2024/817
Publicatiedatum
7 mei 2024
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:2727
Rubriek
Vennootschapsbelasting/Dividendbelasting
Relevante informatie
Art. 5.2 Wet IB 2001, Art. 2 Wet Vpb 1969, Art. 6a Wet Vpb 1969

Belanghebbende heeft eind 2021 een spaarrekening op zijn naam geopend. Daarop heeft hij € 99.800 gestort, afkomstig van de gezamenlijke bankrekening met zijn echtgenote. De echtgenote heeft hetzelfde gedaan. Op 1 december 2021 hebben belanghebbende en zijn echtgenote een overeenkomst getekend. Hierin hebben zij een overeenkomst getekend. In de overeenkomst staat onder meer dat zij voor gezamenlijke rekening willen beleggen op basis van verhandelbare participaties en zij daartoe een fonds voor gemene rekening oprichten. Beide participanten krijgen elk 998 participaties. Het fonds wordt bestuurd door een bewaarder/beheerder die het fonds buiten rechte vertegenwoordigt en als enige bevoegd is te beschikken over de bankrekeningen. Bij het opleggen van de voorlopige aanslag IB/PVV 2022 heeft de inspecteur het vermogen dat in het fonds is gestort gerekend tot de grondslag van sparen en beleggen. Belanghebbende vindt dat dit onterecht is omdat sprake is van een open fonds voor gemene rekening. Volgens de inspecteur is geen sprake van een fonds omdat geen sprake is van een afgescheiden vermogen gelet op de tenaamstelling van de bankrekening en niet duidelijk is geworden of de vermogensbestanddelen daadwerkelijk zijn ingebracht. De rechtbank stelt de inspecteur in het ongelijk. Een fonds heeft geen rechtspersoonlijkheid, maar is voor het houden van haar vermogen(srechten) aangewezen op een persoon die dat namens haar doet. Dat is in dit geval belanghebbende als de aangewezen bewaarder. Volgens de overeenkomst gaan de baten van de rekening het fonds aan. De participanten zijn daarbij gerechtigd tot de baten en lasten naar rato van hun participaties. Er is daarom sprake van een fondsvermogen. De rechtbank oordeelt dat sprake is van verkrijging van voordelen door de deelgerechtigden. Dit voordeel kan ook (deels) zijn gelegen in het gunstigere fiscale behandeling hetgeen leidt tot een hogere netto beleggingsresultaat. Gesteld noch gebleken is dat het fonds in strijd met doel en strekking van de Wet IB 2001 is opgericht. Verder is volgens de rechtbank aannemelijk dat sprake is van beleggen voor gemene rekening, ook als sprake is van het bijeenbrengen van een spaarrekening. Voorts is sprake van een open fonds omdat de participaties zonder toestemming van deelgerechtigden kunnen worden overgedragen.

(Beroep ongegrond.)