Kennisgroepstandpunt belastingplicht van bepaalde buitenlandse beleggingsinstellingen per 2025
Kennisgroepstandpunt belastingplicht van bepaalde buitenlandse beleggingsinstellingen per 2025
Gegevens
- Nummer
- 2024/1594
- Publicatiedatum
- 1 oktober 2024
- Auteur
- Redactie
De Kennisgroep belastingplicht en kwalificatie rechtsvormen heeft een standpunt gepubliceerd over de belastingplicht met ingang van 2025 van buitenlandse beleggingsinstellingen in de rechtsvorm van een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, die tot ultimo 2024 zelfstandig vennootschapsbelastingplichtig zijn als open cv-achtige of als andere vennootschap met een in aandelen verdeeld kapitaal (maatschap op aandelen).
Buitenlandse beleggingsinstellingen in de rechtsvorm van een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, met veelal een groot aantal participanten, vragen bij de Belastingdienst zekerheid vooraf over hun fiscale status per 1 januari 2025. Deze beleggingsinstellingen, tot en met 2024 kwalificerend als open cv-achtige of als andere vennootschap met een in aandelen verdeeld kapitaal (bijv. maatschap op aandelen), zijn tot 1 januari 2025 als zodanig zelfstandig belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. De directe aanleiding voor deze nieuwe verzoeken is een aantal wijzigingen per die datum in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb 1969), waardoor een beleggingsinstelling van zelfstandig belastingplichtige entiteit anno 2024 kan transformeren tot transparante entiteit met ingang van 2025. Bij de beleggingsinstellingen leeft specifiek de vraag of zij ondanks hun rechtspersoonlijkheid vanaf 2025 kwalificeren als beleggingsfonds of fonds voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht (hierna: Wft), waardoor zij – als fonds voor gemene rekening (hierna: fgr) – belastingplichtig kunnen blijven.
Vraag
Kan een beleggingsinstelling in de rechtsvorm van een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, gevestigd in een Lidstaat van de Europese Unie (hierna: EU), vanaf 2025 worden aangemerkt als beleggingsfonds of fonds voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 1:1 Wft, en daardoor kwalificeren als fgr?
Antwoord
Ja, dat is afhankelijk van de feiten mogelijk. Wanneer een beleggingsinstelling of instelling voor collectieve belegging in effecten (de termen beleggingsinstelling en instelling voor collectieve belegging in effecten worden in dit standpunt uitgelegd conform de definities in artikel 1:1 Wft) in de EU-lidstaat van herkomst van de instelling conform de EU-richtlijnen RL 2011/61/EU respectievelijk RL 2009/65/EG niet wordt aangemerkt als beleggingsmaatschappij of maatschappij voor collectieve belegging in effecten en een rechtsvorm bezit die niet vergelijkbaar is met een nv of bv, dan is deze beleggingsinstelling voor de toepassing van artikel 2, vierde lid, Wet Vpb 1969 (tekst 2025) aan te merken als een beleggingsfonds of fonds voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 1:1 Wft. Een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid is niet vergelijkbaar met een nv of bv.
De betreffende beleggingsinstelling is als fgr zelfstandig belastingplichtig wanneer ook voldaan wordt aan de overige wettelijke fgr-criteria, zoals die zijn opgenomen in artikel 2, vierde lid, Wet Vpb 1969 (tekst 2025).