Met aandelen in Nederlandse bv behaald vervreemdingsvoordeel terecht volledig in Nederland belast zonder aftrek elders belast
Met aandelen in Nederlandse bv behaald vervreemdingsvoordeel terecht volledig in Nederland belast zonder aftrek elders belast
Gegevens
- Nummer
- 2025/451
- Publicatiedatum
- 12 maart 2025
- Auteur
- Redactie
- Rubriek
- Formeel belastingrecht
- Relevante informatie
Belanghebbende was enig aandeelhouder in een in Nederland gevestigde bv. Op 7 juni 2017 heeft belanghebbende zijn aandelen in de bv verkocht aan een holding bv. Belanghebbende heeft in zijn aangifte over het jaar 2017 een voordeel uit aanmerkelijk van € 28.463.698 als ‘elders belast’ aangegeven. Belanghebbende heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat hij gedurende de periode 8 november 2008 t/m 16 juni 2017 woonachtig was in de VS. De inspecteur heeft het vervreemdingsvoordeel op € 38.963.698 vastgesteld en heeft de geclaimde ‘aftrek elders belast’ geweigerd. In geschil is of Nederland heffingsbevoegd is over het vervreemdingsvoordeel, of dat (toepassing van) het belastingverdrag Nederland-Verenigde Staten daaraan in de weg staat. De rechtbank stelt voorop dat zij daarbij dient te beoordelen of belanghebbende, op het moment van verkrijging van het vervreemdingsvoordeel (7 juni 2017) op grond van de wetgeving van de VS, daar aan belasting was onderworpen, en meer specifiek of belanghebbende aannemelijk maakt dat hij aan de zogenoemde Substantial Presence Test voldeed en daarom als inwoner van de VS als bedoeld in art. 4 lid 1 Verdrag Nederland-Verenigde Staten van het belastingverdrag kan worden aangemerkt. Aan deze test is voldaan als kan worden aangenomen dat belanghebbende in de jaren 2015, 2016 en 2017 het op grond van de Substantial Presence Test vereiste minimumaantal dagen fysiek in de VS aanwezig was. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende met de door hem opgestelde jaarkalenders, overgelegde stukken, verklaringen en gegeven toelichtingen, niet aannemelijk gemaakt dat hij in 2017 voldeed aan de Substantial Presence Test. De gegevens op de jaarkalenders betreffen een door belanghebbende zelf opgesteld overzicht en kunnen op zichzelf niet als bewijs dienen dat belanghebbende in de VS was. Daarnaast worden de gegevens op de jaarkalenders niet ondersteund door gegevens uit andere tot de gedingstukken behorende bescheiden. Zo geven onder meer de creditcardafschriften geen uitsluitsel over of belanghebbende degene is geweest die de desbetreffende creditcard heeft gebruikt op het moment dat de betaling in de VS werd gedaan, waardoor aan de hand van die afschriften niet kan worden vastgesteld dat belanghebbende op dat moment fysiek in de VS was om de betreffende betaling te doen. Ook de andere in het dossier aanwezige stukken (onder andere facturen betreffende de school, auto, internet en medische zorg) geven geen uitsluitsel over de feitelijke aanwezigheid van belanghebbende in de VS. Hoewel de rechtbank er niet aan twijfelt dat belanghebbende en zijn gezin in de VS tijd hebben doorgebracht, dat zij in dat kader in de VS kosten hebben gemaakt voor onderwijs, huisvesting, medische zorg, internet, vervoer e.d., en dat er (door onder andere huisvesting) de mogelijkheid voor belanghebbende aanwezig was om langdurig in de VS te verblijven, is daarmee nog niet aannemelijk gemaakt dat belanghebbende ook daadwerkelijk feitelijk voldoende dagen in de VS heeft verbleven in de jaren 2015 t/m 2017. De rechtbank neemt hierbij mede in aanmerking dat de overige gezinsleden van belanghebbende ook buiten de aanwezigheid van belanghebbende in de VS hebben kunnen verblijven, belanghebbende regelmatig is teruggekeerd naar Nederland en ook (regelmatig) buiten de VS werkzaamheden heeft verricht. Nu belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in 2017 voldeed aan de Substantial Presence Test en niet is gesteld of gebleken dat belanghebbende op 7 juni 2017 op andere gronden kan worden aangemerkt als (fiscaal) inwoner van de VS, komt de rechtbank tot de conclusie dat belanghebbende op grond van de wetgeving van de VS niet als inwoner van de VS als bedoeld in art. 4 lid 1 Verdrag Nederland-Verenigde Staten kan worden aangemerkt en dus geen toegang heeft tot het belastingverdrag. Het vervreemdingsvoordeel is daarom terecht in de Nederlandse belastingheffing betrokken en dient, overeenkomstig het eensluidende standpunt van partijen, te worden verminderd tot een vervreemdingsvoordeel van € 31.228.698.
(Beroep gegrond.)