Voordeel behaald met effectenhandel is box 3-inkomen omdat er redelijkerwijs geen voordeel kon worden verwacht
Voordeel behaald met effectenhandel is box 3-inkomen omdat er redelijkerwijs geen voordeel kon worden verwacht
Gegevens
- Nummer
- 2025/685
- Publicatiedatum
- 16 april 2025
- Auteur
- Redactie
- Rubriek
- Inkomsten uit vermogen/Inkomen uit sparen en beleggen
- Relevante informatie
Belanghebbende werkt tussen 2002 en 30 september 2013 in dienstbetrekking bij Bedrijf 1. De werkzaamheden van belanghebbende bestaan uit het handelen in effecten (daytrading). Vanaf 1 oktober 2013 verricht belanghebbende de werkzaamheden als daghandelaar in het kader van een samenwerkingsovereenkomst tussen belanghebbende en Bedrijf 1. In het kader van de samenwerking kan belanghebbende (tegen vergoeding) gebruik maken van (een subaccount van Bedrijf 1 bij) het handelsplatform Instinet en heeft belanghebbende toegang tot de informatie van de nieuwsdiensten Reuters en Bloomberg. Belanghebbende heeft in 2018 een netto positief resultaat van € 137.500 behaald met zijn daghandel op grond van de samenwerkingsovereenkomst, waarmee hij fulltime bezig was. Ook had belanghebbende in 2018 geen andere betaalde werkzaamheden. Belanghebbende heeft in een nader stuk gegevens van andere daghandelaren, die een samenwerkingsovereenkomst met Bedrijf 1 hebben, overgelegd. Daarnaast blijkt uit door belanghebbende overgelegde stukken dat de inspecteur bij andere daghandelaren (handelaren 1 en 2) het standpunt heeft ingenomen dat met de daghandel sprake is van box 3-rendement. Verder liep er een discussie met handelaar 3 en uiteindelijk heeft de inspecteur eind 2017 het standpunt ingenomen dat handelaren met een samenwerkingsovereenkomst met Bedrijf 1 winst uit onderneming genieten met ingang van 2018. Andersluidende standpunten ingenomen ten aanzien van andere handelaren zijn opgezegd. In geschil is of belanghebbende in 2018 winst uit onderneming, dan wel resultaat uit een werkzaamheid heeft genoten, zoals de inspecteur voorstaat, of dat sprake is van inkomen uit sparen en beleggen. Aangezien de inspecteur stelt dat sprake is van box 1-inkomen, draagt hij de bewijslast. Rechtbank Noord-Holland is van oordeel dat de inspecteur niet in zijn bewijslast is geslaagd. Ten eerste is de rechtbank van oordeel dat een resultaat uit aan- en verkopen van aandelen, ook als dit vele transacties op een dag betreft waarbij aandelen gedurende een korte periode in portefeuille worden gehouden, in het algemeen louter speculatief van aard is. De aan- en verkopen vinden plaats op een open markt en naar maatschappelijke opvattingen is het koersverloop niet te voorspellen. De hoeveelheid verrichte arbeid heeft ook geen invloed op het koersverloop van aandelen. In dit geval is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden dat het resultaat dat belanghebbende heeft behaald met het beleggen in (c.q. aan- en verkopen van) effecten voortvloeit uit iets anders dan de koersbeweging van de effecten tussen de momenten van aan- en verkoop daarvan. Ook is niet aannemelijk geworden dat belanghebbende een (informatie)voorsprong heeft op andere beleggers waardoor voor hem het voordeel redelijkerwijs te verwachten was. Weliswaar bevindt belanghebbende zich, door zijn samenwerking met Bedrijf 1, in een andere positie dan andere individuele beleggers, maar dat maakt niet dat belanghebbende daarmee in staat wordt gesteld de koersbeweging van de effecten op transactie- of orderniveau te voorzien. De arbeid die belanghebbende heeft verricht in uitvoering van het samenwerkingsverband met Bedrijf 1 verklaart niet het resultaat dat hij heeft behaald met de effectenhandel. Dit resultaat is slechts te danken aan de niet te voorspellen koersbewegingen van de aandelen. Hieruit volgt dat objectief naar maatschappelijke opvattingen gezien het door belanghebbende behaalde voordeel niet redelijkerwijs was te verwachten.
(Beroep gegrond.)