Nederland mag onder het verdrag met Portugal heffen over pensioeninkomsten van als NHR belaste Nederlander

Belanghebbende woont in Portugal. Hij ontvangt pensioenen uit Nederland van meer dan € 10.000 op jaarbasis. De pensioenrechten zijn in de Nederlandse periode opgebouwd. In Portugal wordt zijn inkomen belast volgens het regime voor Non Habitual Residents. Portugal verleent een aftrek ten aanzien van de Nederlandse pensioenen. De pensioenen worden in de Nederlandse heffing betrokken. In geschil is of dat terecht is. Belanghebbende stelt dat het pensioen voor meer dan 90% in Portugal in de heffing wordt betrokken. De door Portugal verleende aftrek is volgens belanghebbende een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. Met die aftrek mag geen rekening worden gehouden omdat dan sprake zou zijn van een kurketrekkerredenering, waarbij de heffingsbevoegdheidsverdeling zou afhangen van de voorkoming, die afhangt van de heffingsbevoegdheidsverdeling. De rechtbank leidt uit de Portugese belastingwetgeving af dat Portugal een vermindering verleent en dat daarbij niet van belang is of die pensioenen ook in een andere staat worden belast. De vermindering wordt berekend door eerst de Portugese inkomstenbelasting te berekenen over het totale inkomen en vervolgens een verhoudingsgewijze vermindering te verlenen. Het komt erop neer dat Portugal feitelijk een vermindering verleent, zij het dat indirect de pensioenen worden belast doordat bij de tariefstoepassing voor de overige inkomsten wel rekening wordt gehouden met de pensioenen. De rechtbank acht niet aannemelijk dat de pensioenen in Portugal worden belast tegen het algemeen van toepassing zijnde tarief zoals bedoeld in art. 18 lid 2 onderdeel b Verdrag Nederland - Portugal. Nederland is daarom heffingsbevoegd. De Portugese vrijstelling staat op zichzelf en is geen voorkoming van dubbele belasting. De kurketrekkerredenering doet zich hier niet voor.

(Beroep ongegrond.)