Toepassen van de overdrachtsfictie bij het waarderen van niet-splitsbare woningen levert geen verboden discriminatie op
Toepassen van de overdrachtsfictie bij het waarderen van niet-splitsbare woningen levert geen verboden discriminatie op
Gegevens
- Nummer
- 2025/823
- Publicatiedatum
- 14 mei 2025
- Auteur
- Redactie
- Relevante informatie
Belanghebbende is eigenaar van een viertal woningen; een benedenwoning en drie bovenwoningen. De (eigendomsrechten op de) woningen zijn niet gesplitst. Bij de bestreden WOZ-beschikkingen voor de jaren 2020 en 2021 is de waarde van elke woning afzonderlijk vastgesteld. In hoger beroep is in geschil of de waarden van de woningen op een te hoog bedrag zijn vastgesteld. Meer specifiek is in geschil of de waarde van juridisch niet-gesplitste woningen ten onrechte wordt bepaald alsof die woningen afzonderlijk in eigendom kunnen worden overgedragen. Tussen partijen is niet in geschil dat ieder van de vier woningen als afzonderlijk geheel te gebruiken is, met als gevolg dat ieder van deze woningen afzonderlijk als één onroerende zaak in de zin van art. 16 aanhef en letter c Wet WOZ dient te worden aangemerkt. Belanghebbende stelt zich evenwel op het standpunt dat hierdoor ongelijke gevallen (gesplitste woningen enerzijds en niet-gesplitste woningen anderzijds) gelijk worden behandeld, door de waarde van niet-gesplitste woningen op dezelfde wijze te bepalen als de waarde van gesplitste woningen. Dat de waarde van gesplitste en niet-gesplitste woningen op dezelfde wijze wordt bepaald, is volgens belanghebbende in strijd met het gelijkheidsbeginsel en dit levert volgens belanghebbende een verboden discriminatie op grond van art. 14 EVRM in samenhang met art. 1 EP EVRM, art. 1 Twaalfde Protocol en art. 26 IVBPR op, omdat daarvoor een redelijke en objectieve rechtvaardiging ontbreekt. Het hof verwerpt deze klacht onder verwijzing naar en op dezelfde gronden als de Hoge Raad in het arrest van 28 mei 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9861, . Het beroep van belanghebbende op het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1963, , faalt omdat het arrest waar hij naar verwijst betrekking heeft op de vermogensrendementsheffing in de inkomstenbelasting en derhalve toepassing mist ten aanzien van de Wet WOZ en onroerendezaakbelasting, omdat de onroerendezaakbelasting geen belasting naar inkomen of vermogen is. De heffingsambtenaar heeft terecht de woningen gewaardeerd alsof deze afzonderlijk in eigendom kunnen worden overgedragen en de verkrijger deze in volle omvang in gebruik kan nemen. In dat geval is niet in geschil dat de waarden van de woningen niet op een te hoog bedrag zijn vastgesteld.
(Hoger beroep ongegrond.)