Vaststellingsovereenkomst heeft betrekking op omvang box 3-vermogen en niet op de belastingheffing

Vaststellingsovereenkomst heeft betrekking op omvang box 3-vermogen en niet op de belastingheffing

Gegevens

Nummer
2025/865
Publicatiedatum
22 mei 2025
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2025:3521
Rubriek
Inkomsten uit vermogen/Inkomen uit sparen en beleggen
Relevante informatie

Belanghebbende is in 2015 begonnen met het beleggen in bitcoins. Zijn gemachtigde heeft in dat kader gecorrespondeerd over het in aanmerking nemen van box 3-vermogen in de aanslag IB/PVV 2018. Vervolgens is een vaststellingsovereenkomst (VSO) gesloten waarin de waarde van het box 3-vermogen per 1 januari 2018 is vastgesteld op € 6.101.193. In de VSO staat een passage dat van de geregelde onderwerpen uitdrukkelijk afstand van het recht op bezwaar en beroep wordt gedaan. Op 12 januari 2023 heeft belanghebbende aangifte gedaan van een cybercrime omdat de wallet met cryptovaluta is gehackt waardoor bitcoins zijn weggenomen. Op 23 januari 2023 is de navorderingsaanslag IB/PVV 2018 opgelegd en daarmee is belanghebbende het niet eens. De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. In beroep is in geschil of belanghebbende bezwaar en beroep kan instellen tegen de belastingheffing over het box 3-vermogen. Belanghebbende stelt dat de VSO uitsluitend betrekking heeft op de vaststelling van het vermogen en niet op de belastingheffing daarover. Volgens hem heeft de inspecteur het bezwaar ten onrechte niet inhoudelijk beoordeeld en moet worden gekeken naar zijn werkelijke rendement. Daarnaast voert belanghebbende aan dat vanwege de diefstal van zijn bitcoins sprake is van een buitensporige last. De inspecteur betoogt dat de belastingheffing rechtstreeks voortvloeit uit de vastgestelde waarde en dat belanghebbende in de VSO expliciet afstand heeft gedaan van bezwaar en beroep. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende recht heeft op bezwaar en beroep tegen de belastingheffing. De VSO regelt enkel de omvang van het box 3-vermogen per 1 januari 2018 en bevat geen expliciete afspraken over de belastingheffing daarover. Omdat belanghebbende in de VSO niet expliciet afstand heeft gedaan van rechtsmiddelen met betrekking tot de belastingheffing, is zijn beroep ontvankelijk. De rechtbank verwijst naar het Kerstarrest van de Hoge Raad waarin is geoordeeld dat forfaitaire belastingheffing kan leiden tot schending van art. 1 EP EVRM en art. 14 EVRM. Gezien de wens van belanghebbende om ook over de belastingheffing overleg te voeren, moet het bezwaar inhoudelijk worden behandeld, inclusief de stelling dat sprake is van een buitensporige last wegens diefstal van de bitcoins. De rechtbank draagt de inspecteur op een nieuwe uitspraak op bezwaar te nemen.

(Beroep gegrond.)