Teruglevering grondposities na civiele vernietiging is belast voor btw
Teruglevering grondposities na civiele vernietiging is belast voor btw
Gegevens
- Nummer
- 2025/866
- Publicatiedatum
- 22 mei 2025
- Auteur
- Redactie
- Rubriek
- Omzetbelasting
- Relevante informatie
X bv, belanghebbende, exploiteert vastgoed door de ontwikkeling van grondposities. Op 2 juni 2009 sluit zij een overeenkomst met drie bv’s voor de projectontwikkeling van gronden van deze vennootschappen. X bv heeft M bv de opdracht gegeven tot de bouw van woningen. Nadat tussen hen een geschil is ontstaan over de betaling van al uitgereikte en nog uit te reiken facturen, sluiten zij een vaststellingsovereenkomst (VSO). In 2011 had belanghebbende voor het project diverse grondposities van de vennootschappen verworven en voldeed in verband daarmee ruim € 1,5 mln. btw op aangifte en bracht deze btw in 2011 in aftrek. De civiele kamer van de rechtbank Overijssel vernietigde in 2013 de levering van deze grondposities, waarop belanghebbende in 2013 de grondposities terugleverde. Hierbij bracht zij geen btw in rekening. De inspecteur heeft belanghebbende naheffingsaanslagen opgelegd over 2013, 2014, 2016 en 2017, waarbij € 1,5 mln. wegens de teruglevering van de grondposities is nageheven. Rechtbank Noord-Nederland heeft de in bezwaar tot € 1.782.221 verminderde naheffingsaanslag over 2013 verder verminderd tot € 1.652.787 en verklaarde het beroep voor de overige jaren ongegrond.
Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank, met uitzondering van 2013. Het hof is van oordeel dat op basis van de VSO niet kan worden geconcludeerd dat is voldaan aan de materiële voorwaarden voor het recht op aftrek van voorbelasting. Het hof verwerpt de stelling dat de teruglevering van de grondposities in 2013 onbelast was omdat sprake was van de overdracht van een (onderdeel van een) onderneming als bedoeld in art. 37d Wet OB 1968. Volgens het hof had belanghebbende bij de verschillende verkrijgingen van de gronden in 2011 de macht om als eigenaar over de gronden te beschikken verkregen. Tegenover die leveringen stonden betalingen van X bv aan de vennootschappen. Daarmee zijn de gronden in 2011 onder bezwarende titel geleverd. Dat die leveringen civielrechtelijk in 2013 zijn vernietigd waardoor alle daarmee verbonden prestaties in civielrechtelijke zin geacht worden nimmer te hebben plaatsgevonden, maakt niet dat daarom het belastbare feit voor de btw in 2011 niet heeft plaatsgevonden. Daardoor kan aan de civielrechtelijke vernietiging van de rechtshandelingen niet het gevolg worden verbonden dat de teruglevering van de gronden voor de gronden geen levering is voor de btw. Er was sprake van een levering in de zin van art. 3 lid 1 sub a Wet OB 1968. Tegenover die (terug)levering staat ook de verplichting van de vennootschappen om het van belanghebbende ontvangen bedrag terug te betalen waardoor tussen beide verplichtingen ook een rechtstreeks verband bestaat. Dat sprake was van een algemeenheid van goederen als bedoeld in art. 37d Wet OB 1968 heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt. Het bedrijfsmodel van belanghebbende is het ontwikkelen van grondposities. Die grondposities behoren tot de voorraad van de onderneming. Met die voorraad kan niet zonder meer autonoom een economische activiteit worden voortgezet. De VSO kan zelf evenmin als een factuur worden gezien. De overeenkomst heeft slechts voor circa 38% betrekking op nog niet uitgereikte facturen. Met de deelbetalingen kunnen dus ook de wel uitgereikte facturen zijn betaald.
(Hoger beroep ongegrond.)