Volledig belasten saldolijfrenteverzekering levert een individuele en buitensporige last op

Volledig belasten saldolijfrenteverzekering levert een individuele en buitensporige last op

Gegevens

Nummer
2025/920
Publicatiedatum
3 juni 2025
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2025:3072
Rubriek
Inkomensvoorzieningen en pensioenen
Relevante informatie

Erflater heeft op 1 september 1995 een saldolijfrenteverzekering afgesloten. Tot 2008 waren de uitkeringen niet belast. Daarna is steeds belasting geheven over de uitkeringen. Met ingang van 1 januari 2021 is geen belasting meer geheven over de uitkeringen. Erflater overlijdt in 2022. Van 1 januari 2021 tot en met de overlijdensdatum heeft hij € 69.882 aan uitkeringen genoten. De inspecteur heeft de waarde van de saldolijfrenteaanspraak per 31 december 2020, zijnde € 608.091, belast als box 1-inkomen. Belanghebbenden stellen dat de regelgeving met betrekking tot het belasten van saldolijfrenten in strijd is met art. 1 EP EVRM.

De rechtbank oordeelt dat de saldomethode inhoudt dat belasting wordt betaald over de uitkeringen of afkoopsom indien dat totaalbedrag hoger is dan de oorspronkelijk betaalde premie of aankoopsom. Bij de invoering van de Wet IB 2001 is overgangsrecht opgenomen waarbij reeds afgesloten saldolijfrentes in box 1 worden afgewikkeld. De overgangsregeling eindigt per 31 december 2020 waarbij het resterende saldo in box 1 in de heffing wordt betrokken tegen (op verzoek) een tarief van 45%. De rechtbank oordeelt dat deze regelgeving toegankelijk, precies en voorzienbaar is in de uitoefening en duidelijk in wetgeving is neergelegd. De regels zijn voldoende duidelijk uitgewerkt en de overgangsregeling is duidelijk afgebakend. De wetgever heeft blijk gegeven van een zorgvuldige afweging waarbij rekening is gehouden met de behoeften van betrokkenen. Ten eerste door het hanteren van een overgangsregeling van 20 jaar en het hanteren van een maximumtarief van 45%. De wetgever is niet getreden buiten de hem toekomende ruime beoordelingsmarge en is er geen sprake van een schending van de fair balance op regelniveau. De rechtbank is echter wel van oordeel dat sprake is van een individuele en buitensporige last. De lijfrente is in de heffing betrokken tegen een waarde van € 608.091, terwijl erflater tot zijn overlijden nog € 69.882 aan uitkeringen heeft genoten. De heffingsgrondslag is dus bijna negen keer zo hoog als de nog daadwerkelijk genoten uitkeringen. Door het overlijden van erflater is de waarde van de aanspraak verminderd tot nihil. Voorts heeft de nalatenschap onvoldoende financiële middelen om het volledige bedrag van de aanslag te kunnen betalen. Daar komt bij dat de verzekeraar de correspondentie over de (omvang van de) afrekenverplichting niet vooraf naar het (juiste) adres van erflater heeft gestuurd waardoor erflater beperkt is in zijn mogelijkheden zich op de afrekenverplichting voor te bereiden, bijvoorbeeld door het afkopen van de verzekering. De rechtbank biedt rechtsherstel door enkel de na 31 december 2020 genoten uitkeringen in de heffing te betrekken.

(Beroep gegrond.)