Aflevering 13

Met de invoering van de Algemene Wet Belastingen (AWB) en de Wet Rechtspraak Belastingzaken (WRB) beoogt de Surinaamse wetgever aan alle belastingplichtigen effectieve rechtsbescherming te bieden door een onafhankelijke belastingrechter. Bovendien kan tegen de uitspraak van de kantonrechter in belastingzaken hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Justitie. Op 23 juli 2024 zijn de initiatiefwetsvoorstellen AWB en WRB aangeboden aan De Nationale Assemblée (DNA), het parlement van Suriname. Het wetsvoorstel over de belastingrechtspraak (WRB) is op 6 augustus 2024 behandeld in een vergadering van de commissie van rapporteurs. Beide wetsvoorstellen zijn tezamen met de memorie van toelichting begin augustus 2024 gepubliceerd op de website van de DNA. De auteur is bij de totstandkoming van beide wetsvoorstellen de afgelopen jaren als adviseur betrokken geweest. In deze bijdrage besteedt de auteur aandacht aan de nieuwe voorgestelde belastingrechtspraak in Suriname, zoals neergelegd in de ontwerp-WRB.

In het M-GbR-arrest van 18 april 2024 geeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ) aan dat bij de verkoop van vouchers voor meervoudig gebruik (MPV’s) in een handelsketen, het (eventuele) verschil tussen de aankoopprijs en de verkoopprijs van MPV’s als vergoeding voor een verspreidingsdienst of promotiedienst, die wordt verstrekt aan degene die de goederen levert of diensten verricht in ruil voor de MPV’s moet worden aangemerkt. Uit het in het arrest geciteerde feitencomplex blijkt echter niet dat partijen een dergelijke vorm van dienstverrichting zijn overeengekomen, laat staan dat ze daarvoor een vergoeding hebben afgesproken.

In deze bijdrage behandelen de auteurs de toepassing van het btw-nultarief voor de internationale leveringen van goederen, zoals uitgewerkt in de per 1 april 2024 in werking getreden Toelichting Tabel II. De auteurs gaan daarbij in op de onderdelen van de Toelichting die betrekking hebben op de volgende onderwerpen: (1) de samenloop en voorrang van nultarieven en vrijstellingen, (2) het temporeel en materieel verband tussen levering en vervoer, (3) bewijsvoering en (4) ketentransacties. Dit doen zij vanuit zowel een intracommunautair als een uitvoer-perspectief. Hoewel de auteurs in de kern positief zijn over de Toelichting hebben zij op onderdelen kritiek en doen zij aanbevelingen voor verbeteringen.