NTFR 2007/1243 - Invulling regels omtrent teruggaaf ingevolge Achtste en Dertiende Richtlijn
ECLI:EU:C:2007:397, datum uitspraak 28-06-2007, publicatiedatum 12-07-2007
Aflevering 28, gepubliceerd op 12-07-2007 met annotatie van mr. dr. J.Th. SandersVerzoeken van de transportonderneming Planzer Luxembourg Sarl, een vennootschap naar Luxemburgs recht (hierna: Planzer), om teruggaaf van ter zake van brandstofleveringen berekende Duitse btw worden door de Duitse belastingdienst afgewezen, omdat niet aan de voorwaarden is voldaan. De verzoeken gingen weliswaar vergezeld van een door de Luxemburgse belastingdienst afgegeven verklaring volgens welke Planzer aldaar is onderworpen aan de btw, maar verkregen informatie deed de Duitse belastingdienst besluiten dat Planzer niet had aangetoond dat haar hoofdkantoor in Luxemburg was gevestigd. Volgens deze dienst was het hoofdkantoor gesitueerd in Zwitserland. Planzer heeft tegen deze afwijzende beschikkingen beroep ingesteld. In de hierop volgende gerechtelijke procedure benadrukt de verwijzende rechter dat het draait om de vraag of Planzer buiten de Gemeenschap is gevestigd, in welk geval zij geen recht heeft op teruggaaf van de btw, en gaat ervan uit dat het begrip vestiging moet worden uitgelegd in overeenstemming met art. 1, punt 1, Dertiende Richtlijn. Hij heeft evenwel twijfels omtrent de juiste uitlegging van laatstgenoemde bepaling. Op dientengevolge gestelde prejudiciële vragen verklaart het Hof van Justitie EG voor recht dat art. 3, sub b, en 9, tweede alinea, Achtste Richtlijn aldus moeten worden uitgelegd dat de overeenkomstig het model van bijlage B bij deze richtlijn opgestelde verklaring in beginsel het vermoeden wettigt dat de betrokkene in de lidstaat waaronder de belastingdienst ressorteert niet alleen aan de btw is onderworpen die hem deze verklaring heeft afgegeven, maar ook dat hij aldaar is gevestigd. Deze bepalingen betekenen evenwel niet dat het de belastingdienst van de lidstaat waar wordt verzocht om teruggaaf van de voorbelasting, die eraan twijfelt dat de vestiging waarvan het adres in deze verklaring wordt vermeld, economisch gezien daadwerkelijk bestaat, zou zijn verboden zich van het bestaan daarvan te vergewissen door gebruik te maken van de administratieve maatregelen die daartoe in de communautaire regeling inzake de btw zijn voorzien. Art. 1, punt 1, Dertiende Richtlijn moet aldus worden uitgelegd dat de zetel van de bedrijfsuitoefening van een vennootschap de plaats is waar de voornaamste beslissingen betreffende het algemene beheer van deze vennootschap worden genomen en waar de centrale bestuurstaken ervan worden uitgeoefend.