Aflevering 51

Gepubliceerd op 18 december 2008

NTFR 2008/2424 - Maar waar kunnen we dan nog wel op vertrouwen?

Aflevering 51, gepubliceerd op 18-12-2008 geschreven door mr. A.L. Mertens
De Hoge Raad heeft in een arrest van 16 mei 2008NTFR 2008/941. geoordeeld dat de Handleiding loonbelasting bij de inhoudingsplichtigen als regel geen in rechte te honoreren vertrouwen kan opwekken. De Handleiding vormt niet meer dan een informatiebron en is daarmee te vergelijken met de toelichting op het aangiftebiljet inkomstenbelasting. Dit oordeel is geheel in lijn met de jurisprudentie op dit punt. Dat neemt niet weg dat ik de uitkomst ongewenst vind. In deze bijdrage zal ik toelichten waarom.

NTFR 2008/2425 - Belastingscheef 2009

Aflevering 51, gepubliceerd op 18-12-2008 geschreven door Th.J.M. van Schendel
Sterke schouders kunnen zware lasten dragen. Zij moeten dat ook. Want wij heffen onze belastingen naar draagkracht. De Miljoenennota 2009 noemt in bijlage 5, p. 120 het draagkrachtbeginsel zelfs de essentiële maatstaf van ons belastingstelsel. Dat is niet alleen rechtvaardig, maar doet ook recht aan het gelijkheidsbeginsel. Want ieders individuele draagkracht wordt gelijk gemeten aan zijn of haar inkomen. Vanwege het rechtvaardigheids- en het gelijkheidsbeginsel studeren fiscale studenten belastingrecht. Opdat zij vaardig worden in de gelijke beoefening van dat recht. Met het uit de studieboeken ingeprente draagkrachtbeginsel betreden zij het speelveld van de praktijk. Als ontwerper van belastingwetten, als belastingheffer, als adviseur, als fiscale wetenschapsbeoefenaar of als belastingrechter. Maar na de studentenontgroening komt de praktijkontnuchtering. De inhoud van belastingregels blijkt vooral te worden bepaald door de budgettaire noden van het staatshuishoudboekje. Daarmee wordt belastingwetenschap macrorekenen. De beoordeling van het effect van belastingmaatregelen voor het individu blijft beperkt tot generieke inkomensplaatjes in de vorm van statistische puntenwolken. Wetgever én regelgever bewaken het staatshuishoudboekje strikt. De belastingrechter – gemuilkorfd door art. 11 Wet algemene bepalingen (Wet van 15 mei 1829, Stb. 28) en art. 120 Grondwet – moet mee bewaken. Het rechtvaardige en essentiële draagkrachtbeginsel zit gevangen in vergeelde studieboeken en in het dwangbuis van financiële regeerakkoorden. Wat recht zou moeten zijn, wordt daardoor scheef. Belastingscheef. Ik geef enkele voorbeelden die naar mijn mening laten zien, dat recht niet altijd recht is, maar scheef.

NTFR 2008/2426 - Nadere nota naar aanleiding van het verslag Belastingpakket 2009 naar Eerste Kamer

Aflevering 51, gepubliceerd op 18-12-2008
De staatssecretaris van Financiën stuurt, mede namens de minister van Financiën, de nadere nota naar aanleiding van het verslag (aanvulling op de memorie van antwoord) inzake de wetsvoorstellen Belastingplan 2009, Overige fiscale maatregelen 2009 en Fiscale onderhoudswet 2009 naar de Eerste Kamer. De nota naar aanleiding van het verslag (memorie van antwoord) namen wij op in NTFR 2008/2377.

NTFR 2008/2427 - Onttrekking grond voor bouw tweede bedrijfswoning is vrijgesteld

Aflevering 51, gepubliceerd op 18-12-2008 met annotatie van mr. H. Roerdink
Belanghebbende, agrarisch ondernemer, heeft in 2003 een perceel grond overgebracht naar zijn privévermogen om daarop een tweede bedrijfswoning te bouwen. Ter zake hiervan heeft hij geen belaste winst in aanmerking genomen. De inspecteur heeft het verschil van de getaxeerde waarde van de grond als grasland en als ondergrond voor een bedrijfswoning – te weten € 71.000 – als niet tot de landbouwvrijstelling behorende winst in de heffing betrokken. Naar het oordeel van Hof Arnhem (NTFR 2008/600) terecht. A-G Wattel is evenwel een andere mening toegedaan. Belanghebbende beroept zich op het besluit van 8 maart 2006, NTFR 2006/444, en het gelijkheidsbeginsel. Het besluit stelt dat geen rechtvaardiging bestaat voor een onderscheid tussen onttrekking van ondergrond van een nog te bouwen woning en onttrekking van grond waarop reeds een woning staat. Voor onttrekking van ondergrond onder een reeds bestaande bedrijfswoning wordt niettemin goedgekeurd dat het vrijstellingsbeleid wordt voortgezet tot aan 8 maart 2006. In gevallen zoals dat van de belanghebbende (overbrenging van nog onbebouwde grond naar het privévermogen met het oog op de bouw van een (bedrijfs)woning) is de landbouwvrijstelling daarentegen (terecht) steeds slechts toegepast op het verschil tussen de boekwaarde bij agrarisch gebruik en de waarde in het economisch verkeer bij voortgezet agrarisch gebruik ten tijde van de onttrekking. Nu het besluit expliciet zegt dat het geval van belanghebbende materieel gelijk is aan de geadresseerde gevallen (waarbij bebouwde ondergrond wordt onttrokken), kan volgens de advocaat-generaal aan belanghebbende niet de behandeling worden onthouden die de adressanten deelachtig werden.

NTFR 2008/2429 - Geen cassatie inzake extra afschrijving vuurwerkopslagloods

Aflevering 51, gepubliceerd op 18-12-2008
De staatssecretaris van Financiën heeft laten weten geen beroep in cassatie in te stellen tegen Hof Arnhem 22 oktober 2008, nr. 07/00508, NTFR 2008/2127. Het hof overwoog in die zaak dat de extra afschrijving op een vuurwerkopslagloods als gevolg van een abnormale gebeurtenis (de verscherpte regelgeving naar aanleiding van de vuurwerkramp) uitsluitend is toe te rekenen aan de opstal, zodat met de waardevermeerdering van de grond geen rekening hoeft te worden gehouden.

NTFR 2008/2431 - Brief over motie-Vedder-Wubben (Banksparen) naar de Eerste Kamer

Aflevering 51, gepubliceerd op 18-12-2008
De staatssecretaris van Financiën stuurt een brief aan de Eerste Kamer over de tenuitvoerlegging motie-Vedder-Wubben c.s. Deze motie is aangenomen bij het wetsvoorstel Banksparen (NTFR 2007/2285) en ziet op de verhoging van de premiegrondslag in de derde peiler naar het oude niveau voor 2008. Vanaf het jaar 2009 is voorzien in deze verhoging via het Belastingplan 2009 (NTFR 2008/1782). Voor het jaar 2008 heeft de staatssecretaris echter besloten om de uitvoeringsaspecten voor het aangifteprogramma 2008 zwaarder te laten wegen dan de effecten voor belastingplichtigen die in 2008 éénmalig een lagere maximumpremiegrondslag kunnen hanteren.

NTFR 2008/2434 - Aflossing studieschuld leidt niet tot aftrek als scholingsuitgave

ECLI:NL:HR:2008:BG6494, datum uitspraak 12-12-2008, publicatiedatum 12-12-2008
Aflevering 51, gepubliceerd op 18-12-2008 met annotatie van mr. J.A.W. Vrolijks
Belanghebbende heeft van 1995 tot en met 1999 een opleiding gevolgd. Het verschuldigde schoolgeld (in totaal f 10.000) is in die periode betaald door zijn vader. Bij overeenkomst van 1 juli 2001 heeft belanghebbende een bedrag van f 10.000 schuldig erkend aan zijn vader voor de door hem bekostigde opleiding. Belanghebbende heeft dit bedrag in 2001 voldaan. In zijn aangifte heeft belanghebbende dit bedrag van f 10.000 als scholingsuitgaven in aftrek gebracht. De inspecteur heeft deze aftrek geweigerd. Volgens de Hoge Raad terecht. De betaling door belanghebbende in 2001 had immers niet tot gevolg dat er in dat jaar alsnog sprake was van een op belanghebbende drukkende uitgave voor het volgen van een opleiding of studie.

NTFR 2008/2435 - Memorie van antwoord en twee nota's van verbetering Wetsvoorstel Tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten

Aflevering 51, gepubliceerd op 18-12-2008
De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport stuurt, mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de staatssecretaris van Financiën de memorie van antwoord van het voorstel van wet houdende Regeling van een tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten (Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten) aan de Eerste Kamer.

NTFR 2008/2439 - Onderzoek defiscalisering groepsrente

Aflevering 51, gepubliceerd op 18-12-2008
Staatssecretaris De Jager en minister Bos van Financiën hebben een brief naar de Tweede Kamer gezonden, waarin zij aankondigen een nader onderzoek te doen met betrekking tot de behandeling van groepsrente en deelnemingsrente in de vennootschapsbelasting. Dit blijkt uit een nieuwsbericht dat op site van het Ministerie van Financiën is geplaatst. Er wordt in eerste instantie gekeken naar de defiscalisering van groepsrente (conform het ‘hooglerarenvoorstel’) en naar de verplichte groepsrentebox. Sommige ingewikkelde antimisbruikbepalingen worden hierdoor overbodig. De aftrek van derdenrente wordt in beginsel ongemoeid gelaten, maar in de brief merken de bewindslieden op dat zij ook dit punt nog eens goed willen bezien. Uit het nieuwsbericht en de brief blijkt dat het onderzoek zich in eerste instantie beperkt tot de renteproblematiek, maar dat de knelpunten inzake de deelnemingsvrijstelling de ‘actieve aandacht’ van het kabinet heeft. De met dit voorstel gepaard gaande verlaging van het vennootschapsbelastingtarief hangt af van de gekozen variant en de daarmee gepaard gaande geraamde extra vennootschapsbelastingopbrengst. De uitkomsten van het onderzoek zullen voor de zomer van 2009 in de vorm van een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer worden gezonden.

NTFR 2008/2440 - Turbotestament leidt tot fictieve verkrijging bij overlijden langstlevende ouder

Aflevering 51, gepubliceerd op 18-12-2008
De vader en moeder van belanghebbende zijn in algehele gemeenschap van goederen gehuwd. In 1990 is de moeder overleden. Bij testament heeft de moeder het vruchtgebruik van haar gehele nalatenschap gelegateerd aan de vader, onder de last de blote eigendom van zijn vermogen aan de kinderen over te dragen (turbotestament). In 2002 overlijdt de vader. In geschil is of het eindigen van het vruchtgebruik door het overlijden van de vader, voor belanghebbende leidt tot een verkrijging die kan worden belast op grond van art. 10 SW 1956. Hof Amsterdam (NTFR 2008/543) heeft geoordeeld dat bij het overlijden van vader art. 10 SW 1956 van toepassing is. Daarbij kan geen aftrek plaatsvinden van het successierecht dat is geheven over de nalatenschap van moeder. Art. 10, lid 4, SW 1956 biedt deze mogelijkheid namelijk niet. Ook volgens A-G Van Ballegooijen is art. 10 SW van toepassing. Verder meent de advocaat-generaal ook dat de wettekst van art. 10, lid 4, SW 1956 geen mogelijkheid biedt tot verrekening van eerder geheven successierecht.

NTFR 2008/2441 - Belastingrechter is bevoegd te oordelen over gemeentelijk besluit om betaald parkeren in te voeren

ECLI:NL:HR:2008:BD9387, datum uitspraak 12-12-2008, publicatiedatum 12-12-2008
Aflevering 51, gepubliceerd op 18-12-2008 met annotatie van mr. R.A.V. Boxem
Het dagelijks bestuur van het stadsdeel ZuiderAmstel te Amsterdam heeft het Uitwerkingsbesluit parkeren stadsdeel ZuiderAmstel 2002 vastgesteld. Tegen dit besluit hebben bewoners bezwaar gemaakt. Bij besluit van 15 april 2003 heeft het dagelijks bestuur de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard. Rechtbank Amsterdam heeft zich als gewone bestuursrechter bevoegd geacht kennis te nemen van het door de bewoners tegen dit besluit ingestelde beroep. In hoger beroep wordt de rechtbank echter door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het beroep, aangezien het Uitwerkingsbesluit een besluit zou zijn ‘genomen op grond van een wettelijk voorschrift inzake belastingen’ in de zin van art. 8:4, letter g, Awb (tot 2005), zodat niet de gewone bestuursrechter, maar de belastingrechter bevoegd is. Het beroepschrift is vervolgens doorgezonden naar Hof Amsterdam. Ook het hof acht zich niet bevoegd te oordelen over het doorgezonden beroep en wendt zich tot de Hoge Raad met het verzoek op grond van art. 77, lid 1, letter d, Wet RO uitspraak te doen in dit jurisdictiegeschil. De Hoge Raad oordeelt dat het Uitwerkingsbesluit, voor zover het de invoering van fiscaal betaald parkeren meebrengt, berust op een wettelijk voorschrift inzake belastingen. Daaruit volgt dat de belastingrechter bevoegd is kennis te nemen van het beroep. Hiervan staat los de vraag of tegen het onderhavige besluit, gelet op het gesloten stelsel van rechtsmiddelen, bezwaar en beroep openstaat.

NTFR 2008/2442 - Beroepschrift in Franse taal terecht niet-ontvankelijk verklaard

ECLI:NL:HR:2008:BD5493, datum uitspraak 12-12-2008, publicatiedatum 12-12-2008
Aflevering 51, gepubliceerd op 18-12-2008 met annotatie van mr. drs. A.J. Meijer
Belanghebbende is bij de rechtbank in beroep gekomen met een in de Franse taal gesteld beroepschrift. De rechtbank heeft belanghebbende in de gelegenheid gesteld om een vertaling van het beroepschrift te overleggen. Belanghebbende heeft daarvan geen gebruik gemaakt. De rechtbank heeft vervolgens het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Volgens de Hoge Raad terecht. Art. 6:5, lid 3, Awb bepaalt dat indien een beroepschrift in een vreemde taal is gesteld en een vertaling voor een goede behandeling van het beroep noodzakelijk is, de indiener voor een vertaling dient te zorgen. Het is aan de behandelde rechter om te beoordelen of een vertaling noodzakelijk is. Het oordeel van de rechter dat een vertaling noodzakelijk is, behoeft geen verdere motivering. In dit geval heeft de rechter een vertaling noodzakelijk geacht.

NTFR 2008/2453 - Inkooporganisatie heeft geen recht op teruggaaf op de voet van art. 29 Wet OB 1968

Aflevering 51, gepubliceerd op 18-12-2008
Belanghebbende oefent het bedrijf van inkoopcombinatie uit en sluit in die hoedanigheid overeenkomsten met leveranciers en afnemers. Een vaste afnemer van belanghebbende gaat failliet en de resterende vordering kan niet worden geïncasseerd. Belanghebbende claimt teruggaaf omzetbelasting op grond van art. 29, lid 1, Wet OB 1968. De inspecteur is niet tegemoet gekomen aan dit verzoek. Ook Hof Den Bosch (NTFR 2008/626) heeft geoordeeld dat belanghebbende geen recht heeft op teruggaaf op grond van art. 29, lid 1, Wet OB. A-G Van Hilten onderschrijft het oordeel van het hof. In dit geval heeft belanghebbende op eigen naam de vergoeding voor de schuldenaar aan de leverancier voldaan. Aan toepassing van art. 29, lid 1, Wet OB 1968 wordt dan niet toegekomen.

NTFR 2008/2458 - Sterke afname bodemverontreiniging is bijzondere omstandigheid ex art. 19 Wet WOZ

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6331, datum uitspraak 03-12-2008, publicatiedatum 10-12-2008
Aflevering 51, gepubliceerd op 18-12-2008
Belanghebbende is eigenaar van twee nagenoeg identieke tussenwoningen. In het naastgelegen pand was in het verleden een benzinestation aanwezig. Als gevolg van lekkages was de grond ernstig verontreinigd. Vanaf 2003 is de sanering van de grond gestart. In de uitspraak op het bezwaar tegen de waardebeschikking heeft de heffingsambtenaar de waarde verminderd en het tijdvak beperkt tot 1 januari 2001 tot en met 31 december 2003. Daarbij heeft de heffingsambtenaar rekening gehouden met ernstige bodemverontreiniging. Rechtbank Utrecht heeft het tegen deze uitspraak op bezwaar ingestelde beroep ongegrond verklaard. Met de heffingsambtenaar is het hof van oordeel dat de in 2003 opgetreden sterke afname van vervuiling, resulterend in de beëindiging van de actieve sanering, een bijzondere omstandigheid vormt die ertoe leidt dat de panden van belanghebbende een verandering in waarde hebben ondergaan, die groter is dan de in art. 19, lid 2, onderdeel c, Wet WOZ opgenomen drempel. De waarde van de panden is terecht bepaald naar de staat bij het begin van het kalenderjaar 2004. De heffingsambtenaar heeft de waarde van de panden niet te hoog vastgesteld.