Aflevering 49

Gepubliceerd op 3 december 2009

NTFR 2009/2541 - Wat is er mis met de credit?

Aflevering 49, gepubliceerd op 03-12-2009 geschreven door prof. mr. T. Bender
Voor een klein land met veel bedrijfsleven zijn goed werkende methoden ter voorkoming van dubbele belasting van groot belang. Nederland heeft dan ook behoorlijk verfijnde technieken ter voorkoming van dubbele belasting. Opmerkelijk is het daarom dat er een element is in de door Nederland gebruikte verrekeningstechniek dat zich relatief vaak (en bij de huidige economische tegenwind in toenemende mate) voordoet, dat onevenwichtig uitpakt en dat toch niet vaak aan de orde wordt gesteld.Het artikel van M.J. de Lignie, ‘Verrekening van buitenlandse bronbelasting. De onbillijke teller’, in WFR 1994/733 over dit onderwerp lijkt in de vergetelheid te zijn geraakt. Het gaat om de voortwenteling van buitenlandse (bron)belastingBuitenlandse belasting geheven aan de bron is de meest voorkomende verschijningsvorm van belasting die in aanmerking komt voor verrekening. Het kan echter ook om heffingen op nettobasis gaan. Wat ik in deze bijdrage bespreek over bronbelasting, geldt evenzeer voor heffingen op nettobasis. in gevallen waarin verrekening in het jaar van betalen van de buitenlandse belasting niet mogelijk is door overig verlies van de belastingplichtige. De in art. 37 Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 (hierna: Bvdb 2001) neergelegde verrekeningstechniek leidt er in de praktijk in veel gevallen toe dat de betaalde bronbelasting dan in het geheel niet meer kan worden verrekend. Op 9 oktober jl. heeft de Hoge Raad bevestigd dat ook onder verdragen dit element uit de verrekeningsregeling van het Bvdb 2001 geldt.HR 9 oktober 2009, nr. 08/00315, NTFR 2009/2222.

NTFR 2009/2544 - Bewijsoordeel over waarde perceel bij staking is niet cassatieproof

ECLI:NL:HR:2009:BK4517, datum uitspraak 27-11-2009, publicatiedatum 27-11-2009
Aflevering 49, gepubliceerd op 03-12-2009 met annotatie van mr. M. de Jonge
Belanghebbende heeft zijn in firmaverband gedreven varkensfokkerij ultimo 2003 gestaakt. Tot het ondernemingsvermogen behoorde een perceel met agrarische bestemming dat grenst aan het perceel waarop de woning van belanghebbende staat. Het perceel, dat bij de buurman in gebruik was, is bij de staking overgegaan naar het privévermogen van belanghebbende. Hof Den Bosch (NTFR 2008/1747) oordeelde dat de WEVAB van het perceel ten tijde van de staking € 45.000 beliep. De inspecteur heeft een hogere waarde niet aannemelijk gemaakt, aldus het hof. Dit bewijsoordeel houdt in cassatie geen stand, omdat het hof een essentiële stelling van de inspecteur niet heeft behandeld (te weten dat de waarde in economische verkeer van het perceel voor belanghebbende, als meest gerede koper, € 136.000 bedraagt). Daarbij merkt de Hoge Raad nog op dat wanneer het hof niet van belang heeft geacht dat een buurman – zoals belanghebbende ter bepaling van de waarde in het economische verkeer van het perceel is te beschouwen – de meest gerede gegadigde is, dat van een onjuiste rechtsopvatting getuigt.

NTFR 2009/2545 - Verplaatsing van melkveebedrijf vormt geen staking (I)

Aflevering 49, gepubliceerd op 03-12-2009 met annotatie van drs. N.M. Ligthart
Belanghebbende dreef in 2004 met haar echtgenoot in maatschapsverband een melkveehouderijbedrijf in Q. In de periode september tot en met december 2004 hebben de echtgenoten van het tot het ondernemingsvermogen behorende melkquotum 203.000 kg verkocht. Met deze verkoop is een boekwinst gerealiseerd van € 268.909. Belanghebbende heeft in 2004 het haar toekomende deel van de boekwinst gedoteerd aan een herinvesteringsreserve (HIR) in de zin van art. 3.54 Wet IB 2001. Op 1 mei 2005 zijn de echtgenoten verhuisd naar Duitsland waar zij wederom een melkveehouderijbedrijf exploiteren. In 2005 is het in Nederland nog resterende melkquotum verkocht en zijn de onroerende zaken in Q afgestoten, met uitzondering van tien hectare grasland. Het vee is overgebracht naar het bedrijf in Duitsland, waar het aantal koeien is verdubbeld. De melk die wordt geproduceerd in Duitsland is in 2005 geleverd aan een Duitse melkfabriek. Het geschil betreft de vraag of de ‘verplaatsing’ van het Nederlandse melkveehouderijbedrijf naar Duitsland staking of voortzetting van het Nederlandse melkveehouderijbedrijf tot gevolg heeft. Wanneer sprake is van voortzetting, kan ter zake van de boekwinst (behaald bij de verkoop van het melkquotum) een HIR worden gevormd.

NTFR 2009/2546 - Verplaatsing van melkveebedrijf vormt geen staking (II)

Aflevering 49, gepubliceerd op 03-12-2009 met annotatie van drs. N.M. Ligthart
Belanghebbende dreef een melkveehouderijbedrijf in Q. Dit bedrijf (met uitzondering van de melkproduktierechten) heeft hij geruisloos ingebracht in een nieuw opgerichte bv. Begin februari 2000 heeft de bv een groot aantal onroerende zaken verkocht, waarna belanghebbende de onderneming nog een tijd heeft voortgezet. Eind oktober 2000 heeft de bv een melkveehouderijbedrijf in Duitsland gekocht. Het melkquotum heeft belanghebbende (in etappes) verkocht. Het vee en de bedrijfsmiddelen zijn naar het bedrijf in Duitsland overgebracht. Na februari 2001 is op het bedrijf in Q niet meer gemolken en medio 2004 zijn alle activiteiten in Q beëindigd. De vervreemdingswinsten zijn via het resultaat van de bv verantwoord. De inspecteur heeft de faciliteit van geruisloze inbreng via navordering teruggenomen.

NTFR 2009/2549 - Beperking op willekeurige afschrijving zeeschepen vanaf 2010

Aflevering 49, gepubliceerd op 03-12-2009
De staatssecretaris van Financiën kondigt een beperking aan van de tijdelijke willekeurige afschrijving voor zeeschepen (art. 13 e.v. Uitv.reg. WA 2001). Het betreft de willekeurige afschrijving voor investeringen in bedrijfsmiddelen in het belang van de bevordering van de economische ontwikkeling. Op grond daarvan kunnen investeringen in 2009 (en straks 2010) voor 50% worden afgeschreven in 2009-2010, (straks 2010-2011).

NTFR 2009/2550 - Vergoedingen voor bemiddelingsactiviteiten bij onroerendgoedtransacties zijn belast

ECLI:NL:GHARN:2009:BK0410, datum uitspraak 22-09-2009, publicatiedatum 16-10-2009
Aflevering 49, gepubliceerd op 03-12-2009 met annotatie van mr. drs. E.J.H. Vermeulen
Belanghebbende heeft voor een projectontwikkelaar bemiddeld bij de aan- en verkoop van percelen grond. Daarvoor heeft hij vergoedingen (periodieke vergoedingen en provisies) ontvangen. De inspecteur heeft deze vergoedingen als 'andere inkomsten uit arbeid' (2000) dan wel resultaat uit overige werkzaamheden (2001) in het belastbare inkomen van belanghebbende begrepen. Belanghebbende stelt in hoger beroep dat geen sprake is van een bron van inkomen. Het hof stelt belanghebbende echter in het ongelijk. Volgens het hof kon belanghebbende namelijk redelijkerwijs voordeel verwachten van zijn activiteiten en is er sprake van 'arbeid' verricht in het economische verkeer. Voorts wordt belanghebbende geacht met zijn werkzaamheden voordeel te hebben beoogd.

NTFR 2009/2552 - Doorschuifregeling BVDB 2001 niet van toepassing voor premieheffing volksverzekeringen

ECLI:NL:HR:2009:BK3827, datum uitspraak 20-11-2009, publicatiedatum 20-11-2009
Aflevering 49, gepubliceerd op 03-12-2009 met annotatie van mr. J.C.L.M. Fijen
Belanghebbende, inwoner van Nederland, heeft tot 1 maart 2004 in Duitsland in loondienst gewerkt. In die jaren is hij in Duitsland verzekerd geweest voor de volksverzekeringen en was hij voor zijn Duitse inkomsten aldaar belastingplichtig. Hierdoor heeft hij de aftrek van de hypotheekrente van zijn in Nederland gelegen woning niet in Nederland kunnen effectueren. Op grond daarvan is per 31 december 2003 een bedrag van € 56.074 gereserveerd als vrij te stellen buitenlands inkomen uit werk en woning in de zin van art. 11 BVDB 2001. In 2004 heeft de inspecteur een gedeelte van dit bedrag voor de berekening van de inkomstenbelasting verrekend.

NTFR 2009/2553 - Sectorpremies 2010 vastgesteld

Aflevering 49, gepubliceerd op 03-12-2009
Het UWV heeft de sectorpremies voor 2010 vastgesteld. De Werkloosheidswet wordt deels gefinancierd via sectorale premies die ten gunste komen van de sectorfondsen en deels via een landelijke premie die ten gunste komt van het Algemeen Werkloosheidsfonds (Awf). Het UWV stelt beide soorten premies vast. Met het onderhavige besluit stelt het UWV de sectorpremies vast. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft ingestemd met dit besluit.

NTFR 2009/2554 - Auto die door ex-werkgever ter beschikking is gesteld, leidt tot bijtelling

ECLI:NL:HR:2009:BI0456, datum uitspraak 13-11-2009, publicatiedatum 13-11-2009
Aflevering 49, gepubliceerd op 03-12-2009 met annotatie van mr. H.A. Elbert
Belanghebbende ontving sinds 2003 een WAO-uitkering. Voordien was hij jarenlang als servicemonteur in dienstbetrekking werkzaam bij B bv. Gelet op de staat van dienst en de ernst van de ziekte van belanghebbende, heeft B bv in 2005 een personenauto ter beschikking gesteld voor privégebruik. Het aldus genoten voordeel is in de aangifte van belanghebbende niet tot het loon gerekend. De inspecteur heeft het voordeel in het belastbare inkomen begrepen. Rechtbank Arnhem (NTFR 2008/1130) heeft belanghebbende in het gelijk gesteld. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank. Anders dan A-G Van Ballegooijen (NTFR 2009/831) oordeelt de Hoge Raad dat het voordeel van de ter beschikking gestelde auto voor belanghebbende loon uit vroegere dienstbetrekking vormt. Dit betekent dat belanghebbende een werknemer is in de zin van art. 3.82, aanhef en onderdeel a, Wet IB 2001 (tekst 2005). Het voordeel dient derhalve tot het loon te worden gerekend.

NTFR 2009/2555 - Eigen bijdrage voor duurdere auto van de zaak ten dele aftrekbaar van bijtelling

Aflevering 49, gepubliceerd op 03-12-2009 met annotatie van mr. H.A. Elbert
Op grond van de leaseregeling van de werkgever is belanghebbende ter zake van de hem ter beschikking gestelde auto een vaste maandelijkse eigen bijdrage verschuldigd voor het privégebruik. Daarnaast is belanghebbende een maandelijkse eigen bijdrage verschuldigd wegens het leasen van een auto die niet past binnen het voor hem geldende leasebudget (hierna: de bovennormbijdrage). De bovennormbijdrage is ook verschuldigd wanneer de auto niet voor privédoeleinden wordt gebruikt. De auto is door belanghebbende voor zowel zakelijke als privédoeleinden gebruikt.

NTFR 2009/2556 - Arbeidskorting is niet van toepassing op de Wajong-uitkering

ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ4851, datum uitspraak 18-06-2009, publicatiedatum 12-08-2009
Aflevering 49, gepubliceerd op 03-12-2009 met annotatie van mr. J. Zandee-Dingemanse
Belanghebbende ontvangt, naast inkomen uit tegenwoordige arbeid, een Wajong-uitkering. Belanghebbende vindt dat de arbeidskorting niet alleen moet worden toegepast op het inkomen uit tegenwoordige arbeid, maar ook op de Wajong-uitkering. Met Rechtbank Haarlem is het hof van oordeel dat uit de Wet IB 2001 kan worden afgeleid dat op de Wajong-uitkering geen arbeidskorting kan worden toegepast. Het beroep van belanghebbende op het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel worden zowel door de rechtbank als door het hof verworpen.

NTFR 2009/2558 - Meer tijd voor nieuwe anbi-beschikking

Aflevering 49, gepubliceerd op 03-12-2009
De staatssecretaris van Financiën geeft algemeen nut beogende instellingen (anbi’s) een maand extra tijd om een nieuwe beschikking aan te vragen. De anbi’s kunnen nog tot 6 januari 2010 hun aanvraagformulieren aan de Belastingdienst sturen. De vervaldatum van de huidige beschikkingen schuift een maand op.

NTFR 2009/2563 - Overeenkomst die recht op economische eigendomsverkrijging schept vormt geen belastbaar feit

ECLI:NL:HR:2009:BI3724, datum uitspraak 09-10-2009, publicatiedatum 09-10-2009
Aflevering 49, gepubliceerd op 03-12-2009 met annotatie van dr. A. Rozendal
Belanghebbende heeft voor € 680.670 grond gekocht waarop ten tijde van de obligatoire overeenkomst – 15 juni 2003 – opstallen stonden. De koopovereenkomst bepaalt dat de notariële akte van levering zal worden verleden op 1 april 2004, de verkoper het verkochte nog geruime tijd mag gebruiken, als bouwterrein zal leveren, dat wil zeggen vrij van opstallen, maar ook dat indien de sloopvergunning niet tijdig afkomt, mét opstallen zal worden geleverd. Een tweede overeenkomst van dezelfde datum bepaalt dat de door de verkoper aan te besteden sloop voor rekening en risico van belanghebbende geschiedt. De sloopvergunning is op 4 maart 2004 verleend. De levering heeft plaatsgevonden op 29 april 2004. De opstallen waren toen gesloopt. De inspecteur meent dat belanghebbende bij het aangaan van de overeenkomsten – 15 juni 2003 – de economische eigendom van de onroerende zaak verkreeg omdat belanghebbende meer heeft verkregen dan uitsluitend een recht op levering. Hof Den Bosch (NTFR 2008/2041) oordeelde dat 1. de overeenkomsten slechts strekten tot levering van grond, 2. dat niet meer is verkregen dan het recht op levering en dat 3. het heffingsobject ten tijde van het aangaan van de overeenkomst nog niet was bepaald. Volgens de Hoge Raad is oordeel 1 onbegrijpelijk omdat de overeenkomst ook – voorwaardelijk – strekte tot levering van het perceel in bebouwde staat. Ook oordeel 3 rammelt volgens de Hoge Raad. De omstandigheid dat ten tijde van het sluiten van de overeenkomsten onzeker was of de sloopvergunning zou worden verkregen, neemt namelijk niet weg dat die overeenkomsten recht gaven op een verkrijging van een onroerende zaak. Oordeel 2 houdt echter wel stand. Een overeenkomst die een recht op economische eigendomsverkrijging schept is namelijk geen belastbaar feit. De Hoge Raad benadrukt daarbij dat het hier gaat om de vraag of ten tijde van het sluiten van de overeenkomsten (medio 2003) de economische eigendom werd verkregen. De kwestie van de sloopwerkzaamheden is daarom niet relevant.

NTFR 2009/2564 - Geen bouwgrond geleverd; overdrachtsbelasting terecht nageheven

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ7872, datum uitspraak 21-07-2009, publicatiedatum 16-09-2009
Aflevering 49, gepubliceerd op 03-12-2009 met annotatie van dr. A. Rozendal
Belanghebbende heeft op 11 november 2002 een perceel grond met opstallen en opstalrecht aangekocht met het doel om hierop een supermarkt met 10 woningen te bouwen. In de koopovereenkomst is bepaald dat de juridische levering plaatsvindt nadat de opstallen voor rekening van belanghebbende zijn gesloopt. Bij de juridische levering wordt ervan uitgegaan dat bouwgrond is geleverd en dat een beroep kan worden gedaan op de vrijstelling van art. 15, lid 1, onderdeel a, Wet BRV. De inspecteur is echter van mening dat belanghebbende voorafgaand aan de juridische eigendomsoverdracht de economische eigendom van de onroerende zaak heeft verkregen en legt hierom een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting op.

NTFR 2009/2565 - Beperkte uitleg vrijstelling overdrachtsbelasting bij voortzetting boerenbedrijf

ECLI:NL:RBLEE:2009:BI9639, datum uitspraak 29-05-2009, publicatiedatum 24-06-2009
Aflevering 49, gepubliceerd op 03-12-2009 met annotatie van dr. A. Rozendal
Belanghebbende en zijn broer zijn in 1991 een maatschap aangegaan. De maatschap exploiteert een melkveehouderij die sinds enkele jaren door de broers wordt gedreven en voordien door hun ouders. Bij de overdracht van de onderneming is de in gebruik zijnde grond en enkele opstallen eigendom van de ouders gebleven. Door de onmogelijkheid het bedrijf ter plaatse uit te breiden treden de broers in 2001 toe tot een andere maatschap (de maten daarvan zijn neven van de broers), en brengen zij hun onderneming in. Deze nieuwe maatschap exploiteert eveneens een melkveehouderij, maar is elders gelegen. In 2002 dragen de ouders de eigendom van de grond en de opstallen over aan de broers. Zij op hun beurt verkopen deze en gebruiken de opbrengst voor de bouw van nieuwe ligboxstallen voor de nieuwe maatschap. In geschil is de vraag of aanspraak bestaat op de vrijstelling voor overdrachtsbelasting, ofwel of sprake is van een verkrijging, door naaste familie van een ondernemer, van goederen die behoren tot en dienstbaar zijn aan een onderneming.

NTFR 2009/2567 - Brief ten onrechte niet als bezwaarschrift aangemerkt

Aflevering 49, gepubliceerd op 03-12-2009 met annotatie van mr. J. Kastelein
Aan belanghebbende is met dagtekening 31 december 1999 een aanslag inkomstenbelasting 1996 opgelegd. De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard vanwege overschrijding van de bezwaartermijn. In cassatie betoogt belanghebbende dat zijn brief van 25 januari 2000 als bezwaarschrift had moeten worden aangemerkt. De Hoge Raad onderschrijft dat betoog. De inhoud van de brief laat geen andere conclusie toe dan dat belanghebbende daarmee te kennen geeft dat hij ook bezwaar heeft tegen de aanslag voor het jaar 1996.

NTFR 2009/2569 - Navordering bij uitkering trekkende ondernemer is terecht

ECLI:NL:GHARN:2009:BJ7980, datum uitspraak 04-08-2009, publicatiedatum 18-09-2009
Aflevering 49, gepubliceerd op 03-12-2009 met annotatie van mr. D.G. Barmentlo
Belanghebbende geniet een uitkering en drijft een onderneming. Per augustus 1995 is hij naar Duitsland verhuisd. Belanghebbende heeft nimmer verzocht om uitreiking van een aangiftebiljet. De winst van de onderneming is (tot een te laag bedrag) bij de partner van belanghebbende verantwoord. De inspecteur is na onderzoek van een en ander op de hoogte geraakt en heeft nagevorderd. Belanghebbende werpt voornamelijk formele verweren op.

NTFR 2009/2570 - Terugwijzing boetezaak omdat rechtbank fictiebepaling over het hoofd ziet

ECLI:NL:GHARN:2009:BK3226, datum uitspraak 27-10-2009, publicatiedatum 13-11-2009
Aflevering 49, gepubliceerd op 03-12-2009 met annotatie van mr. J.M. van der Vegt
Aan belanghebbende is een aanslag IB en een verzuimboete opgelegd. Het daartegen gemaakte bezwaar is door de inspecteur niet-ontvankelijk verklaard. Rechtbank Arnhem heeft deze niet-ontvankelijkverklaring teruggedraaid en zelf in de zaak voorzien. Met betrekking tot de verzuimboete heeft de rechtbank echter geen beslissing gegeven. Het hof gaat ervan uit dat de rechtbank de fictiebepaling van art. 24a, lid 2, AWR (het beroep wordt mede geacht te zijn gericht tegen de boetebeschikking) uit het oog heeft verloren. In aanmerking genomen dat de invoering van de tweede feitelijke instantie in belastingzaken haar grond vindt in de behandeling van boetezaken, is het hof van oordeel dat de zaak voor wat de boetebeschikking betreft moet worden teruggewezen naar de rechtbank. Voor wat de aanslag betreft stelt het hof belanghebbende in het ongelijk. Zij maakt haar aanspraken op aftrek wegens verlies uit durfkapitaal en de arbeidskorting namelijk niet aannemelijk.

NTFR 2009/2577 - IB-aanslag voor Italiaan voor tweede woning in Nederland is niet discriminatoir

ECLI:NL:HR:2009:BJ1843, datum uitspraak 20-11-2009, publicatiedatum 20-11-2009
Aflevering 49, gepubliceerd op 03-12-2009 met annotatie van mr. J.C.L.M. Fijen
Belanghebbende, een Italiaan, woont in Italië en heeft daar een tot hoofdverblijf dienende woning. Hij is voorts eigenaar van een onroerende zaak in Nederland. Ter zake van de eigendom van de Nederlandse onroerende zaak is belanghebbende in de Nederlandse IB betrokken.

NTFR 2009/2579 - EC verzoekt Spanje om het arrest van het Hof van Justitie EG over de terugvordering van staatssteun na te leven

Aflevering 49, gepubliceerd op 03-12-2009
De Europese Commissie heeft Spanje verzocht om een arrest van het Hof van Justitie EG (hierna: het Hof) uit te voeren (zaak C-177/06). Volgens dat arrest was Spanje er niet in geslaagd om onwettige en onverenigbare staatssteun – toegekend door bepaalde Baskische provincies – terug te vorderen waartoe Spanje op grond van beschikkingen van de Europese Commissie van december 2001 was gehouden. Hoewel het arrest van het Hof dateert uit 2007, concludeert de Commissie dat Spanje nog steeds niet de terugvordering heeft voltooid van de staatssteun toegekend door de provincies Guipúzcoa en Álava. Het verzoek werd gedaan in de vorm van een met redenen omkleed advies, de tweede stap in de infractieprocedure voor het nalaten om een arrest van het Hof te eerbiedigen (art. 228 EG-Verdrag).

NTFR 2009/2580 - EC treft maatregelen tegen Litouwen over belastingheffing van buitenlandse investeerders

Aflevering 49, gepubliceerd op 03-12-2009
De Europese Commissie heeft Litouwen een extra 'met redenen omkleed advies' gestuurd, de tweede stap in de infractieprocedure van art. 226 EG-Verdrag. Het betreft een aanvulling op het advies van 28 februari 2008, nr. IP/08/334. Het extra advies gaat over de Litouwse regels waaronder rente die aan bepaalde buitenlandse investeringsbedrijven (inclusief investerings- en pensioenfondsen) wordt betaald, zwaarder wordt belast dan rente die aan vergelijkbare binnenlandse investeringsbedrijven wordt betaald. Het extra advies heeft ook betrekking op de belastingheffing over royaltybetalingen aan in het buitenland gevestigde bedrijven.

NTFR 2009/2581 - EC vraagt Frankrijk om belastingdiscriminatie af te schaffen van buitenlandse openbaar belang- en non-profitorganisaties

Aflevering 49, gepubliceerd op 03-12-2009
De Europese Commissie heeft Frankrijk gevraagd om het belastingregime te veranderen voor schenkingen aan openbaar belang- en non-profitorganisaties die gevestigd zijn in andere EU- of EER-lidstaten. Frankrijk verleent openbare- en openbaar belanginstellingen, inclusief liefdadigheidsinstellingen, alleen een vrijstelling van dividendbelasting en overdrachtsbelasting als zij in Frankrijk zijn gevestigd. Bovendien verleent Frankrijk belastingaftrek voor alleen die schenkingen of bijdragen die aan non-profitorganisaties worden betaald die hun activiteit in Frankrijk uitvoeren. De Commissie heeft Frankrijk een 'met redenen omkleed advies' gestuurd, de tweede stap in de infractieprocedure van art. 226, EG-Verdrag.

NTFR 2009/2583 - Bouwwerk is onbebouwd terrein

Aflevering 49, gepubliceerd op 03-12-2009 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
In 1998 heeft Don Bosco Onroerend Goed BV (Don Bosco) een perceel gekocht met twee oudere gebouwen waarin een school met internaat was gehuisvest (de onroerende zaak). Don Bosco is voornemens de gebouwen volledig te laten slopen en op het terrein nieuwe gebouwen te laten oprichten. Met de verkoper is overeengekomen dat deze een sloopvergunning aanvraagt, dat hij met een aannemer een overeenkomst tot sloop van de gebouwen aangaat en dat hij zich de kosten in rekening laat brengen. Don Bosco draagt die kosten door vermeerdering van de koopsom. De kosten van asbestverwijdering blijven voor rekening van de verkoper. Op 27 augustus 1999 is de verkoper een sloopvergunning verleend. Pas na de asbestverwijdering mag tot sloop worden overgegaan. Na de offerte van 21 september 1999 aan de verkoper voor de asbestverwijdering en het sloopwerk, is de aannemer op 30 september 1999 ’s morgens met de werkzaamheden begonnen. Op dezelfde datum ’s middags is de onroerende zaak aan Don Bosco geleverd. Op dat tijdstip is een deel van de bestrating tussen de gebouwen verwijderd, is van een gebouw een gedeelte van een zijgevel door een kraan ingedrukt en zijn ramen, kozijnen en metselwerk verwijderd en beschadigd. Na de levering van de onroerende zaak is het asbest verwijderd, zijn de gebouwen verder gesloopt en zijn in opdracht en voor rekening van Don Bosco nieuwe kantoorpanden opgericht. Van Don Bosco is overdrachtsbelasting nageheven.

NTFR 2009/2584 - Geen melding huurovereenkomsten, toch onder overgangsregeling belaste verhuur

ECLI:NL:HR:2009:BJ1839, datum uitspraak 23-10-2009, publicatiedatum 23-10-2009
Aflevering 49, gepubliceerd op 03-12-2009 met annotatie van mr. T.G. Perié
Belanghebbende verhuurt met ingang van vóór 1996 een aantal panden aan A. Partijen hebben bij aanvang van de verhuur geopteerd voor belaste verhuur. A heeft vanaf 1996 jaarlijks verklaard de panden te gebruiken voor doeleinden waarvoor zij een (nagenoeg) volledig recht op aftrek heeft. A gebruikte vier panden voor meer dan 10% voor vrijgestelde prestaties. Belanghebbende vernam dit voor het eerst in 2000. Belanghebbende heeft, na de wetswijziging van 18 december 1995, de huurovereenkomsten van deze vier panden niet gemeld bij de inspecteur. Daardoor was de verhuur vanaf 1 januari 1996 vrijgesteld van omzetbelasting.

NTFR 2009/2587 - Voorafgaand aan inning douaneschuld bij chauffeur, moet de aangever in kennis worden gesteld

ECLI:NL:HR:2009:BH4056, datum uitspraak 23-10-2009, publicatiedatum 23-10-2009
Aflevering 49, gepubliceerd op 03-12-2009 met annotatie van mr. A.A. Feenstra
G bv heeft aangifte gedaan voor extern douanevervoer (T1) van een partij sweatshirts met bestemming Zwitserland. Belanghebbende is de chauffeur van de vrachtwagen waarmee de shirts zouden worden vervoerd. De shirts zijn echter aan het douanetoezicht onttrokken. De inspecteur heeft belanghebbende vanwege zijn deelname aan deze onttrekking aansprakelijk gesteld voor de ontstane douaneschuld.

NTFR 2009/2590 - Gemeente Eindhoven is geen houder van deepwell-pompen omdat feitelijke beschikkingsmacht ontbreekt

ECLI:NL:HR:2009:BK4521, datum uitspraak 27-11-2009, publicatiedatum 27-11-2009
Aflevering 49, gepubliceerd op 03-12-2009 met annotatie van mr. H Spaermon
In opdracht van belanghebbende – de gemeente Eindhoven – is een onroerendgoedproject gerealiseerd. De opdracht tot de bouw hiervan is verstrekt aan B. Er is een bouwput gegraven en door C is een ontwateringsinstallatie geplaatst. Belanghebbende is ter zake van deze installatie in het grondwaterregister opgenomen als houder van een inrichting. Tijdens de bouw bleek een en ander fout te gaan en zijn, om het uitstromen van grondwater tegen te gaan, extra deepwell-pompen geplaatst. De inspecteur heeft voor de hoeveelheid grondwater die door deze extra deepwell-pompen is onttrokken, grondwaterbelasting van belanghebbende nageheven. Hof Den Bosch oordeelde (onder meer) dat belanghebbende niet als houder van de inrichting kan worden aangemerkt, aangezien de feitelijke beschikkingsmacht over de extra deepwell-pompen niet bij belanghebbende berustte. De Hoge Raad is het eens met het hof. Het college verwijst in dit verband naar HR 16 januari 2009, nr. 43.512, NTFR 2009/274 en oordeelt dat er geen reden is het begrip ‘de houder van een inrichting’ bedoeld in art. 5 Wet bel.milieugr. anders uit te leggen dan het gelijkluidende begrip in de Grondwaterwet.