Aflevering 2

Gepubliceerd op 12 januari 2017

NTFR 2017/55 - Nodigt groei deeleconomie uit tot nieuwe fiscale wetgevingsinitatieven?

Aflevering 2, gepubliceerd op 12-01-2017 geschreven door mr. dr. S.J. Mol-Verver
Onlangs werd mijn aandacht getrokken door een krantenbericht waarin een nieuw initiatief van de Belgische Post werd besproken. Het betrof het online platform ‘Bringr’ dat na een geslaagde pilot in een aantal Belgische steden is uitgerold. Kern van dit initiatief is een digitaal platform, beheerd door de Belgische Post dat wordt gebruikt voor het versturen van pakketjes voor en door particulierenhttp://www.telegraaf.nl/digitaal/27021897/__Belgische_post_begint__bezorg-Uber___.html..

NTFR 2017/57 - Tonnageregime kan alleen ingaan met ingang van boekjaar waarin belastingplichtige winst uit zeescheepvaart is gaan genieten

ECLI:NL:HR:2016:2859, datum uitspraak 16-12-2016, publicatiedatum 16-12-2016
Aflevering 2, gepubliceerd op 12-01-2017 met annotatie van drs. N.E. Vis
Belanghebbende heeft een boekjaar dat gelijk is aan het kalenderjaar. Zij heeft in 2009 geïnvesteerd in acht zeeschepen, zeven keer als commandiet en één keer als maat. De cv’s en de maatschap zijn fiscaal transparant. Op 2 maart 2010 is het eerste zeeschip in de vaart gebracht. Belanghebbende heeft in het boekjaar 2009 ter zake van de investeringen in de schepen willekeurig afgeschreven. Eind 2010 heeft belanghebbende de inspecteur verzocht per 2 maart 2010 het tonnageregime te mogen toepassen. De inspecteur heeft dat verzoek afgewezen. Hof Arnhem-Leeuwarden (17 maart 2015, nrs. 14/00704 en 14/00772, NTFR 2015/1341) heeft geoordeeld dat het tonnageregime van toepassing is per 1 januari 2010. Die beslissing houdt in cassatie echter geen stand. De Hoge Raad stelt voorop dat belanghebbende geen andere ingangsdatum dan 2 maart 2010 wenst indien een eerdere ingangsdatum ten gevolge heeft dat zij in het boekjaar 2010 op de investeringen in de zeeschepen niet willekeurig kan afschrijven. Die wens kan niet worden gehonoreerd, omdat het tonnageregime alleen kan ingaan met ingang van het boekjaar waarin de belastingplichtige uit de desbetreffende onderneming winst uit zeescheepvaart is gaan genieten.

NTFR 2017/61 - Energielijst 2017 verschenen

Aflevering 2, gepubliceerd op 12-01-2017
De jaarlijkse wijziging van de Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001 is verschenen. Als bijlage daarbij is opgenomen de Energielijst 2017; daarin staat een opsomming van investeringen waarvoor in 2017 de energie-investeringsaftrek geldt.

NTFR 2017/62 - Uitzondering heffing ontslagvergoeding maakt geen onderscheid tussen onvoorwaardelijk en voorwaardelijk toegekende aandelenoptierechten

ECLI:NL:HR:2016:2897, datum uitspraak 23-12-2016, publicatiedatum 23-12-2016
Aflevering 2, gepubliceerd op 12-01-2017 met annotatie van mr. H.J. Noordenbos
Belanghebbende heeft van 2007 tot 2010 aan enige werknemers voorwaardelijke aandelenoptierechten toegekend. In 2011 zijn de aandelenoptierechten onvoorwaardelijk geworden en uitgeoefend. In 2011 en 2012 zijn de dienstbetrekkingen beëindigd en is aan deze werknemers een ontslagvergoeding toegekend. De inspecteur heeft op de voet van art. 32bb Wet LB 1964 (tekst 2011 en 2012) naheffingsaanslagen loonheffing opgelegd waarbij de in 2011 bij uitoefening van de optierechten behaalde voordelen tot de ontslagvergoeding zijn gerekend. De uitzondering neergelegd in art. 32bb, lid 7, Wet LB 1964 is volgens de inspecteur niet van toepassing, aangezien deze uitzondering uitsluitend ziet op aandelenoptierechten die eerder dan het jaar voorafgaande aan het jaar van vertrek van de werknemers onvoorwaardelijk zijn geworden. Hof Den Haag (24 februari 2016, nr. 14/01536, NTFR 2016/896) heeft geoordeeld dat noch in de tekst van de wet noch in de parlementaire geschiedenis van art. 32bb en art. 10a Wet LB 1964 steun is te vinden voor de opvatting van de inspecteur dat voor de toepassing van art. 32bb, lid 7, Wet LB 1964 een onderscheid moet worden gemaakt tussen optierechten waarvan de toekenning in het jaar van beëindiging van de dienstbetrekking nog niet onvoorwaardelijk is geworden enerzijds en optierechten waarvan de toekenning al voor het jaar van beëindiging van de dienstbetrekking onvoorwaardelijk was geworden anderzijds.

NTFR 2017/64 - Wijziging van de Regeling loonbelasting- en premietabellen 1990

Aflevering 2, gepubliceerd op 12-01-2017
Staatssecretaris Wiebes van Financiën heeft de Regeling loonbelasting- en premietabellen 1990 (RLPT 1990) aangepast. Tot nu toe waren de loonbelasting- en premietabellen steeds als bijlagen bij de RLPT 1990 opgenomen. De tabellen worden vanaf 1 januari 2017 gepubliceerd op www.belastingdienst.nl/tabellen/ via een zogenoemde tabelviewer. Hierdoor vervallen de bijlagen van de RLTP 1990. Met de tabelviewer worden ook tabellen ter beschikking gesteld voor de minder gebruikelijke situaties met een afwijkende belasting- of premieplicht zoals die thans in rekenvoorschriften zijn opgenomen. Deze rekenvoorschriften, ook wel herleidingsregels genoemd, worden voortaan niet meer als zodanig verstrekt maar kunnen met ingang van 1 januari 2017 in tabelvorm uit de genoemde voorziening gehaald worden. Bij elkaar gaat het om meer dan honderd verschillende situaties.

NTFR 2017/68 - Goedkeuring in box 3 voor schulden die deel uitmaken van een algemeenheid waarop krachtens erfrecht een vruchtgebruik rust voor de jaren 2012 tot en met 2016

Aflevering 2, gepubliceerd op 12-01-2017
De staatssecretaris van Financiën wijzigt via een besluit het besluit van 31 oktober 2016, nr. 2016-113962 ( NTFR 2016/2718). De wijziging houdt een goedkeuring onder voorwaarden in voor schulden die deel uitmaken van een algemeenheid waarop krachtens erfrecht een vruchtgebruik rust voor de jaren 2012 tot en met 2016. Het besluit werkt terug tot 1 januari 2012.

NTFR 2017/70 - Aanpassing Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting in verband met € 100.000 vrijstelling in 2017

Aflevering 2, gepubliceerd op 12-01-2017
Staatssecretaris Wiebes van Financiën heeft de Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting aangepast naar aanleiding van de vrijstelling in 2017 van maximaal € 100.000 voor de schenking voor de eigen woning. Met ingang van 1 januari 2017 kan iedereen tussen 18 en 40 jaar een beroep doen op een verhoogde vrijstelling van maximaal € 100.000 (bedrag 2017) per schenker bij een schenking ten behoeve van een eigen woning van de begiftigde. Deze verhoogde vrijstelling geldt weliswaar voor één kalenderjaar, maar als de vrijstelling in dat kalenderjaar niet geheel benut wordt, kan op grond van art. 33a, lid 2, SW 1956, de verkrijger ook in de twee daaropvolgende kalenderjaren voor schenkingen van dezelfde schenker een beroep doen op het niet-benutte gedeelte van de vrijstelling ten behoeve van een eigen woning in het eerste kalenderjaar. In art. 5 Uitv.reg. Schenk- en erfbelasting wordt een nadere uitwerking gegeven aan de in de SW 1956 opgenomen verhoogde vrijstelling voor schenkingen ten behoeve van een eigen woning. De wijzigingen in de SW 1956 op het punt van de verhoogde vrijstelling voor een eigen woning zijn aanleiding om de opzet van genoemd art. 5 Uitv.reg. Schenk- en erfbelasting aan te passen. Deze nieuwe opzet gaat gelden voor schenkingen die vanaf 1 januari 2017 worden gedaan.

NTFR 2017/71 - Inspecteur moet ondernemerschap dga met objectieve gegevens bewijzen I

ECLI:NL:HR:2016:2898, datum uitspraak 23-12-2016, publicatiedatum 23-12-2016
Aflevering 2, gepubliceerd op 12-01-2017 met annotatie van mr. C.C. van den Berg
Belanghebbende is een fiscale eenheid voor de omzetbelasting, bestaande uit een bv en haar directeur-grootaandeelhouder (dga). In 2004 is een woning geleverd aan de dga. Belanghebbende heeft de in rekening gebrachte OB in aftrek gebracht. In de woning bevindt zich een werkruimte die de dga is gaan gebruiken voor zijn werkzaamheden als directeur van de bv. Medio 2012 is de woning aan een derde geleverd. Ter zake is geen OB in rekening gebracht. In 2013 heeft de inspecteur OB nageheven voor het privégebruik van de woning alsmede voor de levering van de woning binnen de herzieningstermijn. Hof Den Haag (6 februari 2015, nrs. 14/00479 en 14/00480, NTFR 2015/3090) heeft de inspecteur in het gelijk gesteld en geoordeeld dat de dga de woning van meet af aan als ondernemer exploiteerde aangezien belanghebbende in een bezwaarschrift en in een vragenformulier had verklaard dat de dga met betrekking tot de werkruimte steeds belastingplichtig was voor de OB. De Hoge Raad acht alleen deze verklaringen ontoereikend om ondernemerschap van de dga aan te nemen. De inspecteur had met objectieve gegevens – zoals een overeenkomst met de bv met daarin de vergoeding voor het gebruik van de werkruimte – moeten aantonen dat belanghebbende van meet af aan, buiten een arbeidsovereenkomst van de dga met de bv om, tegen een overeengekomen vergoeding werkruimte in het pand aan de bv ter beschikking heeft gesteld. Nu de inspecteur dit niet heeft gedaan, is niet komen vast te staan dat de dga ondernemer was, zodat de naheffingsaanslagen ten onrechte zijn opgelegd.

NTFR 2017/72 - Inspecteur moet ondernemerschap dga met objectieve gegevens bewijzen II

ECLI:NL:HR:2016:2900, datum uitspraak 23-12-2016, publicatiedatum 23-12-2016
Aflevering 2, gepubliceerd op 12-01-2017 met annotatie van mr. C.C. van den Berg
X1 bezit een 50,25%-belang in X2 bv, waarvan hij tevens directeur is. X1 ontvangt krachtens een arbeidsovereenkomst een beloning van de bv. X1 heeft een pand laten bouwen dat in februari 2007 aan hem is opgeleverd. Aan omzetbelasting is € 72.098 aan X1 in rekening gebracht.

NTFR 2017/79 - Mercedes Benz Italia: toepassing pro-ratapercentage op alle voorbelasting is richtlijnconform

Aflevering 2, gepubliceerd op 12-01-2017 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
Mercedes Benz Italia is verantwoordelijk voor de strategische leiding over de verkoop van de merken van de Daimler-Chrysler-groep in Italië. Zij heeft haar financiële activiteiten als bijkomstig gekwalificeerd en de met die activiteiten behaalde btw-vrijgestelde omzet niet meegenomen in de berekening van haar pro-rata-aftrekrecht. In Italië wordt deze berekening zo toegepast dat een belastingplichtige die btw-belaste én btw-vrijgestelde handelingen verricht het pro-ratapercentage toepast op alle btw op gemaakte kosten. Er vindt dus geen rechtstreekse toerekening van kosten plaats. De Italiaanse fiscus heeft een naheffing opgelegd omdat op basis van de met de financiële activiteiten behaalde omzet deze activiteiten niet als bijkomstig kwalificeren. De verwijzende rechter vraagt aan het HvJ of de Italiaanse pro-rataregeling in overeenstemming is met de Btw-richtlijn en of mag worden uitgegaan van de omzet van een activiteit om te bepalen of deze bijkomstig is.

NTFR 2017/80 - A Oy; Laden en lossen zeeschip door onderaannemer valt onder vrijstelling

Aflevering 2, gepubliceerd op 12-01-2017 met annotatie van mr. A.J. Blank
A verricht laad- en losdiensten van schepen voor de vaart op volle zee. Deze diensten worden uitgevoerd door een onderaannemer die hiervoor aan A factureert. A berekent deze diensten vervolgens door aan haar opdrachtgever, die de houder van de handelswaar, de bevrachter, de transitonderneming of de reder kan zijn. De centrale belastingcommissie in Finland meent dat de diensten bestaande uit het laden en lossen van een schip, verricht door een onderaannemer die deze diensten niet rechtstreeks aan de reder factureert, niet in aanmerking komen voor de btw-vrijstelling zoals bedoeld in art. 148, onder d, Btw-richtlijn. De Finse rechter stelt prejudiciële vragen aan het HvJ. A-G Bot gaat in op de arresten Velker (HvJ 26 juni 1990, zaak C-185/89) en Elmeka (HvJ 4 september 2006, zaak C-181/04 tot C-183/04, NTFR 2006/1362). Volgens deze arresten moet de btw-vrijstelling worden beperkt tot de laatste schakel van de handelsketen. De advocaat-generaal is van mening dat deze arresten niet toegepast kunnen worden in de situatie waarin één dienst wordt verricht die rechtstreeks verband houdt met de behoeften van het schip of de lading. Hij concludeert dat hijsdiensten bestaande uit het laden en lossen van het schip onder de vrijstelling van art. 148, onder d, Btw-richtlijn vallen.

NTFR 2017/83 - Infuuszakken zijn geen verpakking in de zin van de verpakkingenbelasting

ECLI:NL:PHR:2016:1179, datum uitspraak 15-11-2016, publicatiedatum 02-12-2016
Aflevering 2, gepubliceerd op 12-01-2017 met annotatie van mr. B.S. Kats
Belanghebbende houdt zich bezig met de ontwikkeling, verkoop en distributie van hoogwaardige medische en farmaceutische producten en diensten. Belanghebbende verkoopt onder meer infuusoplossingen in infuuszakken. Ter zake van de, in de tijdvakken 2008 tot en met 2011, door belanghebbende geleverde, met infuusoplossingen gevulde infuuszakken heeft belanghebbende geen bedragen aan verpakkingenbelasting op aangifte voldaan. De inspecteur heeft belanghebbende daarom naheffingsaanslagen in de verpakkingenbelasting opgelegd.

NTFR 2017/84 - Bungalowpark wordt volgens A-G IJzerman 'als zodanig geëxploiteerd' : lager rioolheffingstarief van toepassing

ECLI:NL:PHR:2016:1255, datum uitspraak 08-12-2016, publicatiedatum 23-12-2016
Aflevering 2, gepubliceerd op 12-01-2017 met annotatie van mr. R. van den Berg MRE
Belanghebbende is eigenaar van een bungalowpark met verschillende voorzieningen en onder meer 181 recreatiewoningen. De gemeente heeft aan belanghebbende, als riooleigenaar, voor 2013 181 aanslagen in de rioolheffing opgelegd van € 212 per aanslag. In geschil is of de 181 recreatiewoningen deel uitmaken van een in art. 16, onder e, Wet WOZ genoemde onroerende zaak, te weten één terrein dat naar de omstandigheden beoordeeld bestemd is voor verblijfsrecreatie en als zodanig wordt geëxploiteerd. Volgens art. 6 van de toepasselijke verordening is het tarief van de rioolbelasting voor een perceel dat deel uitmaakt van een in art. 16, onder e, Wet WOZ bedoelde onroerende zaak, per perceel € 142, hetgeen lager is dan het door de heffingsambtenaar toegepaste tarief van een perceel dat een woning is, zijnde € 212. Tussen partijen is niet in geschil dat het bungalowpark is aan te merken als een geheel van gedeelten van eigendommen dat naar de omstandigheden beoordeeld één terrein vormt dat is bestemd voor verblijfsrecreatie. Wat partijen verdeeld houdt is de vraag of het bungalowpark ‘als zodanig wordt geëxploiteerd’. Volgens de heffingsambtenaar is dit niet het geval, volgens belanghebbende wel.

NTFR 2017/85 - In procedure over niet tijdig nemen van besluit moet rechter ook beslissen over dwangsombeschikking

ECLI:NL:HR:2017:1, datum uitspraak 06-01-2017, publicatiedatum 06-01-2017
Aflevering 2, gepubliceerd op 12-01-2017 met annotatie van mr. K.M.G. Demandt
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen een aanslag IB/PVV. Nadat hij eerst de inspecteur in gebreke heeft gesteld, heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. Vervolgens is de inspecteur bij uitspraak op bezwaar volledig aan belanghebbende tegemoetgekomen. Ook heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar beslist dat aan belanghebbende een dwangsom van € 310 toekomt wegens overschrijding van de beslistermijn. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 15 april 2016, nr. 15/7403, heeft het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard omdat het procesbelang was komen te ontvallen. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep niet van rechtswege mede betrekking heeft op de dwangsombeschikking. De Hoge Raad vernietigt dit laatste oordeel. De proceseconomie is ermee gediend dat de rechter in de procedure over het niet tijdig nemen van een besluit ook een oordeel geeft over de dwangsombeschikking. Tot cassatie leidt dit echter niet, nu de dwangsom in dit geval tot het juiste bedrag is vastgesteld. Verder had de rechtbank een proceskostenvergoeding moeten toekennen voor het beroep tegen het uitblijven van de uitspraak op bezwaar en voor de aanvankelijke weigering om een dwangsom toe te kennen. De Hoge Raad verleent deze proceskostenvergoedingen alsnog.

NTFR 2017/86 - Niet-betaling griffierecht mogelijk verschoonbaar vanwege hersenletsel gemachtigde

ECLI:NL:HR:2016:2899, datum uitspraak 23-12-2016, publicatiedatum 23-12-2016
Aflevering 2, gepubliceerd op 12-01-2017 met annotatie van mr. M.H. Hogendoorn
De gemachtigde van belanghebbende heeft wegens hersenletsel de rechtbank verzocht correspondentie in deze zaak te versturen naar een door hem ingeschakeld administratiekantoor. Abusievelijk is de griffierechtnota toch naar het adres van de gemachtigde gestuurd. De herinneringsnota griffierecht is echter persoonlijk door de gemachtigde ontvangen. Het griffierecht is niet betaald. Rechtbank Zeeland-West-Brabant (24 december 2015, nr. 15/506) heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Dit gaat de Hoge Raad te ver. Gelet op de stelling van de gemachtigde dat zijn gedrag door hersenletsel is ontregeld, had de rechtbank namelijk moeten beoordelen of het verzuim van niet-betaling verschoonbaar is.

NTFR 2017/89 - Hof gaat voorbij aan weigering inspecteur inzage te geven in rekeningstandenlijsten

ECLI:NL:HR:2017:16, datum uitspraak 06-01-2017, publicatiedatum 06-01-2017
Aflevering 2, gepubliceerd op 12-01-2017
Aan belanghebbende zijn navorderingsaanslagen met boeten opgelegd omdat hij volgens de inspecteur een bankrekening bij een bank in Luxemburg heeft aangehouden. Belanghebbende ontkent dit. Belanghebbende is geïdentificeerd aan de hand van uit België verkregen zogeheten rekeningstandenlijsten. Belanghebbende heeft slechts een beperkt deel van deze rekeningstandenlijsten gekregen. In een 8:29 Awb-procedure heeft Rechtbank Haarlem gelast dat belanghebbende op de zitting kortstondig inzage krijgt in de volledige ongeanonimiseerde rekeningstandenlijsten om de echtheid te kunnen controleren. De inspecteur heeft dit echter geweigerd. De rechtbank heeft de navorderingsaanslagen vernietigd, omdat door deze opstelling van de inspecteur hij zowel belanghebbende als de rechtbank de mogelijkheid ontneemt om de authenticiteit en de betrouwbaarheid van de rekeningstandenlijsten te controleren en te beoordelen. Hoewel Hof Amsterdam (26 mei 2016, nrs. 12/00436 t/m 12/00438, NTFR 2016/2116) het zorgwekkend heeft geacht dat een inspecteur zich niet aan zijn wettelijke verplichtingen houdt, gaat het in dit specifieke geval aan het verzuim van de inspecteur voorbij. Het hof heeft geoordeeld dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat het voor het vaststellen van de authenticiteit en betrouwbaarheid van de rekeningstandenlijsten nodig is om de rekeningstandenlijsten integraal in te zien. De weigering van de inspecteur om bepaalde documenten ongeschoond (onbeperkt) ter inzage te verstrekken, dan wel om bepaalde informatie op die documenten onleesbaar te maken, heeft niet ertoe geleid dat belanghebbende de authenticiteit en betrouwbaarheid van de rekeningstandenlijsten niet meer kon beoordelen. Het hof heeft geoordeeld dat de rekeningstandenlijsten betrouwbaar en authentiek zijn en dat X rekeninghouder was van de betreffende rekening die daarop voorkomt.

NTFR 2017/90 - Rectificatie van arrest: onjuist dictum I

ECLI:NL:HR:2017:10, datum uitspraak 06-01-2017, publicatiedatum 06-01-2017
Aflevering 2, gepubliceerd op 12-01-2017
De Hoge Raad heeft in deze zaak op 2 december 2016, nr. 16/01532, NTFR 2016/2932, arrest gewezen. Dit arrest bevat een misslag. In het dictum is ook de beslissing van het hof omtrent de dwangsom vernietigd, hoewel die beslissing in cassatie niet werd bestreden en onherroepelijk is komen vast te staan. Herstel van deze fout brengt mee dat in het dictum van het arrest de zinsnede ‘vernietigt de uitspraak van het Hof’ wordt vervangen door: ‘vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent de dwangsom en het griffierecht’.

NTFR 2017/91 - Rectificatie van arrest: onjuist dictum II

ECLI:NL:HR:2017:11, datum uitspraak 06-01-2017, publicatiedatum 06-01-2017
Aflevering 2, gepubliceerd op 12-01-2017
De Hoge Raad heeft in deze zaak op 2 december 2016, nr. 16/01533, NTFR 2016/2931, arrest gewezen. Dit arrest bevat een misslag. In het dictum is ook de beslissing van het hof omtrent de dwangsom vernietigd, hoewel die beslissing in cassatie niet werd bestreden en onherroepelijk is komen vast te staan. Herstel van deze fout brengt mee dat in het dictum van het arrest de zinsnede ‘vernietigt de uitspraak van het Hof’ wordt vervangen door: ‘vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent de dwangsom’.

NTFR 2017/92 - Rectificatie van arrest: onjuiste vindplaats in rechtsoverweging

ECLI:NL:HR:2017:9, datum uitspraak 06-01-2017, publicatiedatum 06-01-2017
Aflevering 2, gepubliceerd op 12-01-2017
De Hoge Raad heeft in deze zaak op 2 december 2016, nr. 15/03158, NTFR 2016/2990, arrest gewezen. Dit arrest bevat een misslag. In een rechtsoverweging is abusievelijk een onjuiste vindplaats van een passage uit de parlementaire behandeling vermeld. Herstel van deze misslag brengt mee dat in rechtsoverweging 2.4.3 van het arrest de zinsnede ‘Kamerstukken II 2001/02, 27 293, nr. 3, blz. 19’ wordt vervangen door: ‘Kamerstukken II 2001/02, 28 496, nr. 3, blz. 2-3’.