Aflevering 26

Gepubliceerd op 28 juni 2018

NTFR 2018/1461 - Interpretatiekwesties in de overdrachtsbelasting

Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2018 geschreven door dr. A. Rozendal
Bij het interpreteren van wet- en regelgeving en fiscale rechtspraak speelt het taalkundige aspect een belangrijke rol. Helaas is geschreven taal een instrument met de nodige beperkingen. Vage begrippen of onduidelijke zinnen leiden ertoe dat geschreven teksten voor meerdere interpretaties vatbaar zijn. Van de ruimte die aldus ontstaat om een standpunt in te nemen maken zowel belastingplichtigen (en hun adviseurs) als de Belastingdienst gretig gebruik in de praktijk. Er zijn uiteraard talloze voorbeelden te noemen van interpretatiekwesties in de fiscaliteit. In deze Opinie bespreek ik twee actuele voorbeelden van interpretatiekwesties die zich in de overdrachtsbelasting voordoen.

NTFR 2018/1462 - Kamervragen over gevolgen hogere vennootschapsbelasting en verhuurderheffing voor investering studentenhuisvesting

Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2018
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties heeft Kamervragen beantwoord over de toestroom van buitenlandse studenten en de gevolgen daarvan voor de (studenten)huisvesting. Volgens de minister heeft de verhoging van de verhuurderheffing en vennootschapsbelasting geen gevolgen voor investeringen door corporaties die zich met studentenhuisvesting bezighouden. Corporaties die zich met studentenhuisvesting bezighouden hebben over 2018 een positieve ‘Indicatieve Bestedingsruimte Woningcorporaties’ (IBW). In de IBW is rekening gehouden met de verhuurderheffing en met de door corporaties verwachte toename van de afdrachten vennootschapsbelasting.

NTFR 2018/1463 - Staatssecretaris reageert op Volkskrantartikel over ICT-problemen Belastingdienst

Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2018
De staatssecretaris van Financiën reageert op verzoek van de vaste commissie voor Financiën op een artikel uit de Volkskrant van 18 juni 2018 over de ICT-systemen bij de Belastingdienst. Op het punt van de verouderde ICT-systemen verwijst de staatssecretaris naar zijn brief ‘Beheerst vernieuwen’, waarin hij is ingegaan op de problemen rondom de ICT-systemen van de Belastingdienst. In de 21e halfjaarsrapportage heeft hij een risico gesignaleerd ten aanzien van het automatiseringssysteem ETM. Anders dan uit het artikel volgt, is de Belastingdienst in gesprek met de leverancier over de mogelijke voortzetting van het onderhoudscontract. Evenmin is het zo dat er na het aflopen van het onderhoudscontract voor ETM geen wijzigingen meer mogelijk zijn in de belastingen waarvan de inning via ETM verloopt.

NTFR 2018/1464 - Brief over het toetsingsinkomen in relatie tot het besluit Bbz

Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2018
Op verzoek van de vaste commissie voor Financiën reageert de staatssecretaris van Financiën op een brief over het vaststellen van het toetsingsinkomen voor de toeslagen in relatie tot een uitkering besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz). De briefschrijver verwijst naar Hof Den Haag 5 april 2017 (nr. 16/00420, NTFR 2017/1474). Hij stelt dat de Belastingdienst door deze uitspraak veel zaken zal verliezen over het toetsingsinkomen van mensen die een Bbz-uitkering hebben ontvangen omdat de Belastingdienst deze uitkering ten onrechte niet als inkomen ziet in het jaar waarin deze is ontvangen. De staatssecretaris ziet dit anders. In de uitspraak draaide het om de juistheid van het door de inspecteur vastgestelde toetsingsinkomen voor de toeslagen. Als onderdeel daarvan had de inspecteur een door het UWV ten onrechte toegekende WW-uitkering als genoten loon in aanmerking genomen. Het hof oordeelde dat de uitkering in het onderhavige geval geen deel uitmaakte van het toetsingsinkomen. De vergelijking met de Bbz-uitkeringen gaat naar de mening van de staatssecretaris niet op omdat er pas fiscale gevolgen zijn als de lening in een gift wordt omgezet.

NTFR 2018/1465 - Regresvordering op levenspartner is zakelijk; afwaardering kan ten laste van resultaat (art. 81.1 Wet RO)

ECLI:NL:HR:2018:970, datum uitspraak 22-06-2018, publicatiedatum 22-06-2018
Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2018
Belanghebbende is enig aandeelhouder van B bv. Hij heeft voorts samen met zijn levenspartner van 2001 tot 2011 een onderneming (ruitersportcentrum) gedreven in de vorm van een vof. Ultimo 2010 is de vof ontbonden. De bedrijfsruimte werd gehuurd van B bv. Voorts had de vof een kredietovereenkomst in rekening-courant gesloten met B bv. Ultimo 2010 waren de schulden van de vof veel groter dan haar bezittingen. In mei 2011 heeft belanghebbende € 431.073 van de schuld van de vof aan B bv afgelost. Hij is in 2011 hoofdelijk aansprakelijk gesteld door B bv voor de schulden van de vof. Belanghebbende heeft een regresvordering op zijn partner gekregen van € 431.963. Belanghebbende heeft dat bedrag in het kader van de IB/PVV 2010 ten laste van zijn resultaat afgewaardeerd. De inspecteur heeft hiervan slechts een gedeelte geaccepteerd. Volgens het hof (Hof Arnhem-Leeuwarden 7 november 2017, nr. 16/01162, NTFR 2018/241) is dat niet terecht. Volgens het hof mocht belanghebbende ultimo 2010 reeds ten laste van de winst een voorziening vormen ter zake van de in 2011 ontstane regresvordering. Redengevend daarvoor is dat de door nakoming van de – uit art. 18 WvK voortvloeiende – hoofdelijke aansprakelijkstelling ontstane regresvordering voortvloeit uit de uitoefening van de onderneming van belanghebbende. De regresvordering dient derhalve als zakelijk te worden aangemerkt en de afwaardering ervan kan daarom ten laste van de winst worden gebracht. Alsdan is de inspecteur ter zitting alsnog ermee akkoord gegaan dat belanghebbende in 2010 een voorziening kan vormen en dat het volledig geclaimde bedrag ten laste van de winst van 2010 kan worden gebracht.

NTFR 2018/1466 - Objectieve maatstaven bepalen of regeling een RVU vormt

ECLI:NL:HR:2018:958, datum uitspraak 22-06-2018, publicatiedatum 22-06-2018
Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2018 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Vanwege een reorganisatie is belanghebbende voor haar werknemers een sociaal plan overeengekomen met de vakbonden. In dit plan zijn boventallige werknemers aangewezen en het bevat daarnaast een ‘vrijwilligers en plaatsmakersregeling’ (de Regeling). Boventallige werknemers en werknemers die gebruikmaken van de Regeling ontvangen een beëindigingsvergoeding. Deze vergoeding wordt berekend op basis van de kantonrechtersformule. Er wordt geen rekening gehouden met de uitkeringsrechten van de werknemers. Volgens Hof Den Bosch (18 november 2016, nr. 15/00586, NTFR 2017/321) is geen sprake van een regeling voor vervroegde uittreding (RVU). De Hoge Raad onderschrijft dat oordeel. Bij de beantwoording van de vraag of er sprake is van een RVU is bepalend of de uitkeringen of verstrekkingen bedoeld zijn om te dienen ter overbrugging of aanvulling van het inkomen van de (gewezen) werknemer tot de pensioendatum. De beweegredenen van de inhoudingsplichtige of de intenties en keuzes van werknemers zijn in dit kader niet relevant. Op de feitelijke uitstroom van werknemers en de hoogte van de feitelijk overeengekomen beëindigingsvergoedingen dient geen acht te worden geslagen. Het hof heeft dit miskend door in zijn overwegingen deze elementen te betrekken Tot cassatie leidt dit echter niet, aangezien het hof niettemin tot het juiste oordeel is gekomen dat van een RVU geen sprake is. Anders dan de staatssecretaris betoogt, is de feitelijke uitwerking van de Regeling niet van belang bij de beantwoording van de vraag of een regeling een RVU is.

NTFR 2018/1468 - Tweede Kamervragen beantwoord over loonkostenvoordeel

Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2018
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft Tweede Kamervragen beantwoord over het loonkostenvoordeel voor werkgevers bij stage. De vragen zijn gesteld naar aanleiding van een mediabericht waarin wordt gemeld dat werkgevers loonkostenvoordeel wordt onthouden omdat doelgroepjongeren stage bij ze hebben gelopen. De minister legt uit dat het niet uitmaakt of het om een stage gaat of om een proefplaatsing. Zowel bij de fictieve (bij stage) als bij de ‘reguliere’ dienstbetrekking komt de werkgever namelijk in aanmerking voor het loonkostenvoordeel. Het gesignaleerde knelpunt is dat werkgevers pas na afloop van de stageperiode een doelgroepverklaring aanvragen, maar als dit niet plaatsvindt binnen drie maanden na aanvang van de dienstbetrekking (in dit geval de betaalde stage), wordt de doelgroepverklaring niet afgegeven en kunnen de werkgevers geen aanspraak maken op het loonkostenvoordeel. De minister onderzoekt de mogelijkheid om voor het jaar 2018 een uitzondering te maken in die zin dat werknemers uit de doelgroep die direct aansluitend aan een betaalde stage in 2018 een arbeidscontract zijn aangegaan met dezelfde werkgever alsnog een doelgroepverklaring kunnen aanvragen voor zowel de stageperiode als voor de periode waarop het arbeidscontract betrekking heeft.

NTFR 2018/1469 - Tweede Kamervragen beantwoord over lage-inkomensvoordeel

Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2018
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft, mede namens de staatssecretaris van Financiën, Tweede Kamervragen beantwoord over het lage-inkomensvoordeel (LIV) en het jeugd-lage-inkomensvoordeel (jeugd-LIV). De vragen hebben betrekking op de kosten, de werking en de effectiviteit van deze twee tegemoetkomingen.

NTFR 2018/1471 - Voorwaarden voor restauratie-(plus)hypotheek voor niet-aftrekbare kosten van onderhoud aan rijksmonumenten

Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2018
De minister van OCW heeft op grond van art. 7.8, lid 2, Erfgoedwet de voorwaarden bekend gemaakt waaronder en wijze waarop een lening ten behoeve van de instandhouding van rijksmonumenten wordt verstrekt. Eigenaren van rijksmonumenten of zelfstandige onderdelen daarvan komen als zij restauratie- of onderhoudswerkzaamheden uitvoeren in aanmerking voor een laagrentende Restauratiefonds-hypotheek (max € 300.000) of Restauratiefondsplus-hypotheek (max € 10 miljoen) met een lage rente. Alleen de eigenaren van andere rijksmonumenten dan woonhuizen komen voor het onderhoud ook in aanmerking voor subsidie die niet hoeft te worden terugbetaald. Met de Erfgoedwet is het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2013 (Brim 2013) vervallen. De Erfgoedwet vormt nu ook de grondslag voor de Subsidieregeling instandhouding monumenten (Sim).

NTFR 2018/1472 - Kabinet wil monumentenaftrek laten vervallen per 1 januari 2019

Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2018
De minister van OCW heeft de Tweede Kamer de kabinetsbrief ‘Erfgoed telt – De betekenis van erfgoed voor de samenleving’ gestuurd. Deze brief is een nadere uitwerking van het erfgoedbeleid, zoals reeds aangekondigd in de cultuurbrief ‘Cultuur in een open samenleving’. Daarnaast gaat de brief in op een omvorming van de fiscale aftrek voor onderhoud aan monumenten in een subsidieregeling. Dit gebeurt om de kwaliteit van onderhoudswerkzaamheden aan monumenten beter te kunnen toetsen en om de beschikbare middelen in de monumentenzorg meer doelmatig te besteden.

NTFR 2018/1474 - Antwoord Kamervragen onderzoek afschaffing dividendbelasting

Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2018 geschreven door drs. F.W.G. Kam
De staatssecretaris van Financiën beantwoordt vragen van Kamerlid Marijnissen over de afschaffing van de dividendbelasting. De vragen zien op een artikel van Follow the Money, waarin de integriteit van een specifiek onderzoek in twijfel wordt getrokken. De staatssecretaris geeft aan dat het onderzoek probeert het belang van hoofdkantoren voor de Nederlandse economie inzichtelijk te maken. Daarbij benadrukt hij dat hoofdkantoren en multinationals een belangrijke factor zijn voor de Nederlandse economie als geheel.

NTFR 2018/1475 - Antwoord Kamervragen over dividendbelasting, rulings en vaststellingsovereenkomsten

Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2018 geschreven door drs. F.W.G. Kam
De staatssecretaris van Financiën beantwoordt Kamervragen die zijn gesteld naar aanleiding van artikelen over Shell in relatie tot de dividendbelasting. De vragen kunnen worden onderverdeeld in drie categorieën: (i) vragen over dividendbelastingrulings, (ii) specifieke vragen over Shell en (iii) vragen over ‘Tips & tricks bij een vaststellingsovereenkomst met de fiscus’. De staatssecretaris kan niet alle vragen beantwoorden, omdat de wet niet toestaat in te gaan op individuele belastingplichtigen. Vanwege de grote maatschappelijke ophef heeft de staatssecretaris echter bij hoge uitzondering een vertrouwelijke, besloten technische briefing over de feitelijke situatie van Shell en daaraan verbonden fiscale gevolgen aangeboden.

NTFR 2018/1476 - Antwoorden op Kamervragen over de informatievoorziening rondom de erf- en schenkbelasting

Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2018
De staatssecretaris van Financiën heeft Kamervragen beantwoord over de informatievoorziening rondom de erf- en schenkbelasting. In de Kamervragen wordt doorgevraagd wanneer de staatssecretaris en de ambtelijke top precies zijn geïnformeerd over de vertraging in de oplevering van de nieuwe ICT-systemen voor de schenk- en erfbelasting. De staatssecretaris verwijst naar zijn eerdere stukken. Hij is pas geïnformeerd bij de bespreking over de 20e halfjaarsrapportage Belastingdienst (NTFR 2017/2984). Wat de staatssecretaris niet bereid is te doen, zoals hij ook eerder heeft aangegeven, is om in kaart te brengen wie binnen de Belastingdienst precies wat wist op welk moment. Hij draagt politieke verantwoordelijkheid voor het functioneren van de Belastingdienst, en de Tweede Kamer kan hem aanspreken op de zaken die niet goed zijn gegaan en – nog liever – over de lering die hieruit kan worden getrokken richting de toekomst.

NTFR 2018/1477 - Antwoorden op vragen over het beleidsbesluit over huwelijk- en schenkbelasting

Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2018
Staatssecretaris Snel van Financiën stuurt antwoorden op vragen over het beleidsbesluit van 29 maart 2018 (Stb. 2018, Stcrt. 2018, 18050) met betrekking tot huwelijk en schenkbelasting naar de Eerste Kamer. In onderdeel 3.3 is niet geregeld wat aan wetgevende maatregelen in het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2018 niet haalbaar bleek. Bij wijziging van huwelijkse voorwaarden die afwijken van 50-50 blijft nu dus onduidelijkheid bestaan. Momenteel wordt bezien of, en zo ja onder welke voorwaarden, voor een notarieel samenlevingscontract een vergelijkbare goedkeuring kan worden verleend als die voor de in onderdeel 3.2.3 van het beleidsbesluit genoemde huwelijkssituatie met een wederkerig verplicht finaal verrekenbeding. Voor een algemene goedkeuring voor de wijziging naar beperkte gemeenschappen heeft hij geen toezegging gedaan. De nieuwe goedkeuring in onderdeel 3.2.1 van het beleidsbesluit blijft beperkt tot het aangaan van een huwelijk volgens het vanaf 1 januari 2018 geldende wettelijke regime van een beperkte gemeenschap van goederen met gelijke delen.

NTFR 2018/1479 - Wetterskip Fryslân is niet bevoegd tot watersysteemheffing voor percelen in Waddenzee

ECLI:NL:HR:2018:959, datum uitspraak 22-06-2018, publicatiedatum 22-06-2018
Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2018 met annotatie van mr. A. Dinée
Belanghebbende heeft het recht van erfpacht op een aantal percelen in de Waddenzee. Zij is ter zake van deze percelen door het Wetterskip Fryslân aangeslagen in de watersysteemheffing. Volgens Rechtbank Noord-Nederland (20 december 2016, nr. 15/454, NTFR 2017/1090) is de aanslag terecht opgelegd. In cassatie betoogt belanghebbende dat het Waterschap niet bevoegd is de percelen te betrekken in de watersysteemheffing. De Hoge Raad onderschrijft dat betoog. De cassatierechter zet uiteen dat de Waddenzee op basis van de Waterwet is aangewezen als een watersysteem dat bij het Rijk in beheer is. De Hoge Raad wijst er vervolgens op dat met de Waterwet echter niet beoogd is uit te sluiten dat andere overheden dan de Rijksbeheerder (mede) belast kunnen zijn met het beheer van rijkswateren. Hier is dat echter niet geregeld, althans niet op rechtsgeldige wijze. Provinciale Staten zijn weliswaar bevoegd tot het vaststellen van het gebied van het Waterschap, maar dat gebied kan niet omvatten gedeelten van het provinciaal gebied waarin het watersysteembeheer exclusief berust bij het Rijk en ten aanzien waarvan het Waterschap geen taak heeft. De Waddenzee kan dan ook niet tot het gebied van het Waterschap worden gerekend. De onderhavige verordening, waarin is bepaald dat de Waddenzee behoort tot het gebied van het Waterschap, is daarom in zoverre onverbindend. Het Waterschap is ter zake van de percelen niet bevoegd tot het opleggen van aanslagen watersysteemheffing.

NTFR 2018/1481 - Nationale ombudsman beveelt vergoeding van coulancerente aan bij achterwaartse verliescompensatie

Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2018 geschreven door mr. W.E. Nent-Vroomen
Op 18 december 2017 heeft de Nationale ombudsman drie rapporten uitgebracht over het vergoeden van coulancerente ter compensatie van het niet vergoeden van heffings-/belastingrente bij achterwaartse verliescompensatie. De drie feitencomplexen zijn verschillend, maar de klachten zijn hetzelfde. In alle gevallen was sprake van een langere periode van inactiviteit door de Belastingdienst tijdens de aanslagregeling van het verliesjaar, waardoor een vertraging is ontstaan in het toekennen van achterwaartse verliesverrekening. De klagers vinden het onredelijk dat in de situatie dat verrekende verliezen later (gedeeltelijk) worden gecorrigeerd, dit wel leidt tot te betalen belastingrente.

NTFR 2018/1483 - UN Committee of Experts publiceert VN-Modelverdrag 2017

Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2018 geschreven door dr. mr. M van Dun
Tijdens de bijeenkomst van het UN Committee of Experts on International Cooperation in Tax Matters dat van 14 tot 17 mei 2018 plaatsvond in New York, heeft deze commissie van de Verenigde Naties de 2017-actualisering gepubliceerd van het VN-Modelverdrag.United Nations Model Double Convention between Developed and Developing Countries 2017, United Nations: New York, 2018 (hierna: VN-Modelverdrag 2017). De voorlaatste herziening van het VN-modelverdrag dateert uit 2011.United Nations Model Double Convention between Developed and Developing Countries 2011, United Nations: New York, 2011 (hierna: VN-Modelverdrag 2011).

NTFR 2018/1486 - Opheldering staatssecretaris Snel over intern memo betreffende transparantie rulings

Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2018 geschreven door prof. dr. J. Vleggeert
In de brief van 11 juni 2018 wordt op verzoek van het Kamerlid Omtzigt opheldering gegeven over een op 1 mei gepubliceerd memohttps://www.rijksoverheid.nl/documenten/wob-verzoeken/2018/05/01/beslissing-op-bezwaar-op-wob-verzoek-apa-atr-kosten. waarin wordt ingegaan op de Europese richtsnoeren betreffende de voorwaarden en regels voor het afgeven van belastingrulings.http://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-14750-2016-INIT/en/pdf, zie Annex 1. In de Kamer was daarbij expliciet aandacht gevraagd voor de publicatievoorschriften die zijn opgenomen in deze richtsnoeren. De brief bevat geen nieuws.

NTFR 2018/1487 - Antwoorden op Kamervragen over bericht dat grenswerkers klem zitten tussen Nederlandse en Duitse belastingdienst

Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2018
De staatssecretaris van Financiën geeft in antwoord op Kamervragen van de leden Lodders en Middendorp (beiden VVD) aan dat hij het beeld niet herkent dat steeds meer grenswerkers in de relatie met Duitsland in de problemen komen door een verschillende interpretatie van belastingregels. Dit neemt niet weg dat de fiscale positie van grenswerkers soms complex kan zijn. Daarom is, volgens de staatssecretaris, een goede informatievoorziening over die regels voor grensarbeiders van groot belang. Hij ziet op dit moment geen aanleiding tot aanvullende maatregelen.

NTFR 2018/1488 - Antwoorden op Kamervragen over grenswerkers die klem zitten tussen Nederlandse en Duitse belastingdienst II

Aflevering 26, gepubliceerd op 28-06-2018
De staatssecretaris van Financiën geeft in antwoord op Kamervragen van het lid Weyenberg (D66) aan dat hij het beeld niet herkent dat steeds meer grenswerkers in de relatie met Duitsland in de problemen komen door een verschillende interpretatie van belastingregels. Ook heeft hij geen signalen dat dit het werken en ondernemen over de grens ontmoedigt. Wel kan de fiscale positie van grenswerkers soms complex zijn. Ook kunnen, naast een verschil in taal en cultuur, verschillen op het gebied van arbeidsrecht, fiscaliteit, sociale zekerheid, zorgverzekeringen en onderwijs een belemmering vormen voor de groei van de grenspendel en de grenseconomie. Daarom is, volgens de staatssecretaris, een goede informatievoorziening voor grensarbeiders van groot belang. In de relatie met Duitsland en België bestaat er een uitgebreide informatiestructuur voor werknemers en ondernemers in de grensstreek met onder andere de grensinfopunten, en specifiek voor belastingonderwerpen, het team Grensoverschrijdend Werken en Ondernemen (GWO). In dit kader wordt in de antwoorden onder meer ingegaan op de aantallen en de aard van de vragen van werknemers en ondernemers aan het team GWO over de belastingheffing in Nederland, Duitsland en België en op de meest gestelde fiscale vragen. Verder komen aan de orde de communicatie-inzet van de Belastingdienst rond het belastingverdrag met Duitsland en de samenwerking met andere belastingdiensten (breder dan alleen België en Duitsland).