Aflevering 49

Gepubliceerd op 6 december 2018

NTFR 2018/2764 - De Sint stelt teleur

Aflevering 49, gepubliceerd op 06-12-2018 geschreven door dr. H.J. Bresser
De afschaffing van de dividendbelasting gaat niet door, of je dat nu jammer vindt of niet. Vervolgens kiest het kabinet ervoor om de alsnog te ontvangen belastingopbrengst aan het bedrijfsleven ten goede te laten komen door het tarief van de vennootschapsbelasting te verlagen. Met enig nadenken en goede wil was naar mijn mening een zinvollere aanwending mogelijk geweest. Een gemiste kans om iets te doen aan de complexiteit van de fiscale wetgeving.

NTFR 2018/2765 - Brief over vertraagde behandeling bezwaarschriften

Aflevering 49, gepubliceerd op 06-12-2018
De staatssecretaris van Financiën heeft de Tweede Kamer een brief gestuurd waarin hij een analyse maakt van de vertraagde behandeling van bezwaarschriften. Hij stelt een aantal extra maatregelen voor die betrekking hebben op de bezwaarbehandeling in de inkomensheffing en de omzetbelasting en bij de Douane. De hiermee beoogde verbetering van de bezwaarbehandeling houdt hij scherp in de gaten.

NTFR 2018/2766 - Bij afwijzen ondernemerschap kaakchirurg in opleiding is hof te kort door de bocht gegaan

ECLI:NL:HR:2018:2203, datum uitspraak 30-11-2018, publicatiedatum 30-11-2018
Aflevering 49, gepubliceerd op 06-12-2018 met annotatie van drs. N.E. Vis
Belanghebbende staat in het BIG-register vermeld als arts en tandarts. In 2012 was zij in dienstbetrekking werkzaam bij A. Belanghebbende was in 2012 in opleiding tot kaakchirurg. Van januari 2012 tot en met juli 2012 verrichtte belanghebbende in een ziekenhuis ook diverse medisch-specialistische handelingen voor een maatschap, waartoe zij met de maatschap had gecontracteerd. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden (21 november 2017, nr. 17/00696, NTFR 2018/591) vormen de inkomsten uit de ziekenhuiswerkzaamheden geen winst uit onderneming. De zelfstandigheid ontbrak en belanghebbende liep geen ondernemersrisico, aldus het hof. In cassatie houdt de hofuitspraak echter geen stand. Aan de omstandigheden waarop het hof zijn beslissing heeft gebaseerd – dat belanghebbende geen eigen declaratierecht had en dat zij van de gedeclareerde bedragen ‘slechts’ 50% kreeg uitbetaald – kon het hof volgens de Hoge Raad (30 november 2018, nr. 17/06138) namelijk niet zonder meer de conclusie verbinden dat belanghebbende niet aan het zelfstandigheidscriterium voldeed. Het hof diende deze omstandigheden te bezien in samenhang met de vereisten van continuïteit en het lopen van ondernemersrisico. Hierover heeft het hof echter onvoldoende vastgesteld.

NTFR 2018/2769 - Toetsing aan voorwaarden 30%-regeling naar tijdstip totstandkoming arbeidsovereenkomst

ECLI:NL:HR:2018:2201, datum uitspraak 30-11-2018, publicatiedatum 30-11-2018
Aflevering 49, gepubliceerd op 06-12-2018 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Belanghebbende heeft op 22 december 2011 met een in Nederland gevestigde werkgever een arbeidsovereenkomst gesloten. Belanghebbende is in Nederland tewerkgesteld vanaf 1 januari 2012. Belanghebbende en zijn werkgever hebben gezamenlijk verzocht om toepassing van de 30%-regeling. De inspecteur heeft het verzoek afgewezen omdat belanghebbende niet voldoet aan het per 1 januari 2012 geïntroduceerde 150 km-criterium. Volgens Hof Den Haag (19 december 2017, nr. 17/00706, NTFR 2018/651) is de datum van de tewerkstelling in Nederland bepalend, zodat toepassing van de 30%-regeling terecht is geweigerd. De Hoge Raad vernietigt de hofuitspraak. Aan de 30%-regeling ligt ten grondslag dat door vergroting van het netto besteedbare loon van de betrokken buitenlandse werknemer, het bedrijfsleven beter in staat is schaarse specifieke deskundigheid aan te trekken. Het strookt met deze gedachte om ten tijde van de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst te beoordelen of de betrokken werknemer aan de op dat moment geldende voorwaarden voor toepassing van deze regeling voldoet.

NTFR 2018/2771 - Opvolger Wet DBA pas in 2021; webmodule eind 2019

Aflevering 49, gepubliceerd op 06-12-2018
De uitwerking van de opvolger van de Wet DBA verloopt minder voorspoedig dan het kabinet had gehoopt. Met name de voorstellen ten aanzien van zelfstandigen die werken tegen een laag tarief (veronderstelling van een dienstbetrekking) loopt tegen Europese regelgeving aan. De Europese Commissie heeft negatief gereageerd op de plannen. Aanpassing van de voorstellen is geboden. De opvolger van de Wet DBA zal daarom niet eerder dan januari 2021 in werking treden, schrijft minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in de tweede voortgangsbrief uitwerking maatregelen ‘werken als zelfstandige’.

NTFR 2018/2774 - Wetsvoorstel wet fiscale maatregelen rijksmonumenten. Memorie van antwoord Eerste Kamer

Aflevering 49, gepubliceerd op 06-12-2018
De staatssecretaris van Financiën heeft, mede namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Eerste Kamer de memorie van antwoord van de Wet fiscale maatregel rijksmonumenten gestuurd. In de memorie van antwoord gaat de staatssecretaris in op de vragen over het wetsvoorstel Wet fiscale maatregel rijksmonumenten over het omvormen van de fiscale aftrek van uitgaven voor monumentenpanden in een subsidieregeling. De versie van het conceptbesluit Besluit vaststelling beleidsregels instandhoudingssubsidie woonhuisrijksmonumenten waarmee de Tweede Kamer heeft ingestemd is als bijlage bij deze memorie gevoegd.

NTFR 2018/2776 - Kamervragen beantwoord over hoofdkantoorverplaatsing en vennootschapsbelasting

Aflevering 49, gepubliceerd op 06-12-2018 geschreven door mr. H. Lohuis
De staatssecretaris van Financiën beantwoordt vragen over de eindafrekening voor de vennootschapsbelasting bij verplaatsing van hoofdkantoor-entiteiten uit Nederland. In de antwoorden wordt bevestigd dat art. 15c en 15d Wet VPB 1969 inderdaad tot een eindafrekening leiden, maar dat deze eindafrekening beperkt blijft tot stille reserves en goodwill in de hoofdkantoor-entiteit die wordt verplaatst. Over stille reserves en goodwill in deelnemingen die door de hoofdkantoor-entiteit worden gehouden hoeft niet afgerekend te worden.

NTFR 2018/2777 - Reactie op bericht over onderzoek Europese Commissie naar de afspraak tussen de Belastingdienst en Shell over dividendbelasting

Aflevering 49, gepubliceerd op 06-12-2018
Op verzoek van de Tweede Kamer reageert de staatssecretaris van Financiën op het bericht over een onderzoek van de Europese Commissie naar de afspraak tussen de Belastingdienst en Shell over dividendbelasting. Tijdens een vergadering van het economische en monetaire comité van het Europees Parlement op 9 oktober 2018 heeft Europarlementariër Tang een belofte van Eurocommissaris Vestager gevraagd om de Shell ruling uit 2005 te onderzoeken. Commissaris Vestager heeft geantwoord dat zij de zaak al aan het onderzoeken is. De Commissie dient in ieder geval klachten die door belanghebbenden bij de Europese Commissie worden ingediend te behandelen. Dit betekent niet dat een formele onderzoeksprocedure is geopend. Nederland ontvangt geregeld van de Europese Commissie op allerlei terreinen, waaronder belastingen, verzoeken om informatie in het kader van (voor)onderzoeken naar staatssteun en oneerlijke concurrentie. Deze onderzoeken zijn in het eerste stadium vertrouwelijk en ook worden tussen de Commissie en Nederland gewisselde stukken niet openbaar gemaakt. Indien de Commissie een vermoeden van staatssteun heeft, kan zij een formele onderzoeksprocedure openen. Vanaf dat moment wordt openbaar bekend gemaakt dat de Commissie onderzoek doet naar een bepaalde maatregel van een lidstaat.

NTFR 2018/2778 - Kamerbrief toezeggingen AO erf- en schenkbelasting 25 september 2018

Aflevering 49, gepubliceerd op 06-12-2018
De staatssecretaris van Financiën is ingegaan op de stand van zaken betreffende de erf- en schenkbelasting, alsmede op het bredere palet aan toezeggingen hierover. Hij voldoet hiermee aan zijn toezegging aan de Tweede Kamer tijdens het Algemeen overleg over de schenk- en erfbelasting op 25 september jl. In de brief gaat de staatssecretaris eerst in op de werkvoorraden schenk- en erfbelasting en vervolgens op het wat bredere palet aan toezeggingen. Voor de meest actuele raming van de inkomsten van de schenk- en erfbelasting en een toelichting daarop, verwijst hij naar de Najaarsnota.

NTFR 2018/2779 - Bedrijfsopvolgingsvrijstelling van toepassing op de verkrijging van fictieve onroerende zaken I

ECLI:NL:HR:2018:2110, datum uitspraak 30-11-2018, publicatiedatum 30-11-2018
Aflevering 49, gepubliceerd op 06-12-2018 met annotatie van dr. A. Rozendal
De moeder van belanghebbende heeft hem alle aandelen in Holding bv geschonken. In deze bv wordt een onderneming in materiële zin gedreven waartoe onroerende zaken behoren die dienstbaar zijn aan die onderneming. De aandelen in deze bv zijn fictieve onroerende zaken als bedoeld in art. 4 en 10 WBR. In geschil is of belanghebbende recht heeft op de vrijstelling van overdrachtsbelasting voor bedrijfsopvolging (art. 15, lid 1, onderdeel b, WBR). Hof Arnhem-Leeuwarden (15 augustus 2017, nr. 16/01058, NTFR 2017/2255) heeft deze vraag bevestigend beantwoord. De Hoge Raad acht dit hofoordeel juist. Als belanghebbende die onroerende zaken zou hebben verkregen van zijn moeder en hij haar onderneming waaraan die onroerende zaken dienstbaar zijn, had voortgezet, zou hij een beroep kunnen doen op de vrijstelling van overdrachtsbelasting van art. 15, lid 1, onderdeel b, WBR. De fictie van art. 4, lid 1, onderdeel a, WBR heeft geen verdere strekking dan te verhinderen dat door het tussenschuiven van rechtspersonen de heffing van overdrachtsbelasting wordt ontgaan. Met die fictie is niet beoogd de verkrijging van aandelen in een onroerendezaaklichaam onder de heffing van overdrachtsbelasting te brengen als de verkrijging van een onroerende zaak van dat lichaam zelf buiten de heffing van overdrachtsbelasting zou blijven vanwege een vrijstelling ingevolge art. 15 WBR.

NTFR 2018/2780 - Bedrijfsopvolgingsvrijstelling van toepassing op de verkrijging van fictieve onroerende zaken II

ECLI:NL:HR:2018:2200, datum uitspraak 30-11-2018, publicatiedatum 30-11-2018
Aflevering 49, gepubliceerd op 06-12-2018 met annotatie van mr. D.C. Simonis
De vader van belanghebbende heeft haar alle aandelen in B bv geschonken. In deze bv wordt een onderneming in materiële zin gedreven waartoe onroerende zaken behoren die dienstbaar zijn aan die onderneming. De aandelen in deze bv zijn fictieve onroerende zaken als bedoeld in art. 4 en 10 WBR. In geschil is of belanghebbende recht heeft op de vrijstelling van overdrachtsbelasting voor bedrijfsopvolging (art. 15, lid 1, onderdeel b, WBR). Hof Amsterdam (1 mei 2018, nr. 17/00379, NTFR 2018/2362) heeft deze vraag bevestigend beantwoord. Gelet op de strekking van de doorkijkarresten (HR 23 februari 2007, nr. 41.591, NTFR 2007/350en HR 10 juni 2011, nr. 10/00498, NTFR 2011/1435) en de structuur van de WBR, dient onderhavige verkrijging te zijn vrijgesteld van overdrachtsbelasting. De fictie van art. 4, lid 1, onderdeel a, WBR heeft geen verdere strekking dan te verhinderen dat door het tussenschuiven van rechtspersonen de heffing van overdrachtsbelasting wordt ontgaan. Daarmee is niet beoogd een daaraan tegenovergesteld resultaat te bereiken in een geval als dit, aldus het hof.

NTFR 2018/2781 - Tweede Kamer wil onderzoek naar vermindering verhuurderheffing voor verduurzamingsopgave van corporaties

Aflevering 49, gepubliceerd op 06-12-2018
De Tweede Kamer heeft op 20 november 2018 twee moties aangenomen over de verhuurderheffing. De regering wordt verzocht te onderzoeken of corporaties voor (extra stappen in) hun verduurzamingsopgave aanspraak kunnen maken op korting op hun verhuurderheffing. De moties zijn aangenomen bij het wetgevingsoverleg over het begrotingsonderdeel Wonen en ruimte van de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken.

NTFR 2018/2782 - Na prejudiciële beslissing verwijst Hoge Raad zaak over houdbaarheid leges glasvezelnetwerk in kader van Machtigingsrichtlijn naar feitenrechter

ECLI:NL:HR:2018:2199, datum uitspraak 30-11-2018, publicatiedatum 30-11-2018
Aflevering 49, gepubliceerd op 06-12-2018 met annotatie van mr. E.G. Borghols
Krachtens een overeenkomst met de gemeente Amersfoort is belanghebbende belast met de aanleg van een glasvezelnetwerk. Voor de aanleg hiervan heeft zij de gemeente om instemming verzocht op de voet van de Telecommunicatiewet. Ter zake van het in behandeling nemen hiervan zijn aan belanghebbende leges in rekening gebracht. Hof Arnhem-Leeuwarden (2 juli 2013, nr. 12/0067, NTFR 2013/1725) heeft de legesnota’s vernietigd. Volgens het hof is de Machtigingsrichtlijn van toepassing en is de daarin opgenomen opbrengstlimiet overschreden. De Hoge Raad (5 juni 2015, nr. 13/03931, NTFR 2015/1801) had echter Europeesrechtelijke twijfels. Daarom heeft hij de zaak voorgelegd aan het HvJ. Na beantwoording van de vragen (HvJ 30 januari 2018, X bv en Visser Vastgoed Beleggingen bv, zaken C-360/15 en C-31/16) constateert de Hoge Raad op basis van het arrest van het HvJ dat niet de Dienstenrichtlijn en ook niet art. 12 Machtigingsrichtlijn (waarvan het hof is uitgegaan) van toepassing is, maar art. 13 Machtigingsrichtlijn. Dit betekent dat de nog niet behandelde stelling van belanghebbende dat de samenwerkingsovereenkomst tussen haar en de gemeente eraan in de weg staat dat hogere leges worden opgelegd dan de daadwerkelijke met de instemmingsbesluiten gemoeide kosten, na verwijzing alsnog moet worden behandeld. Daarbij geeft de Hoge Raad mee dat art. 13 Machtigingsrichtlijn niet uitsluitend ertoe strekt (administratie)kosten te dekken. Dit artikel heeft ten doel een optimaal gebruik van de faciliteiten te waarborgen. De toepasselijkheid van art. 13 Machtigingsrichtlijn zegt niets over het doel waarvoor de geheven vergoedingen kunnen worden aangewend. Het verwijzingshof zal nader moeten beoordelen of de van belanghebbende geheven leges in overeenstemming zijn met art. 13 Machtigingsrichtlijn. Verder zal het verwijzingshof moeten bepalen of bij de heffing van de leges is voldaan aan de Europese criteria dat de leges (vergoedingen) objectief gerechtvaardigd, transparant en niet-discriminerend zijn en in verhouding staan tot het beoogde doel, en dat zij rekening houden met de doelstellingen van art. 8 Kaderrichtlijn. Daarbij geldt als uitgangspunt dat art. 13 Machtigingsrichtlijn op zichzelf niet aan de heffing van leges in de weg staat. (Volgt vernietiging en verwijzing.)

NTFR 2018/2785 - Geen matiging schadevergoeding overschrijding redelijke termijn als zaken niet gezamenlijk zijn behandeld

ECLI:NL:HR:2018:2119, datum uitspraak 16-11-2018, publicatiedatum 16-11-2018
Aflevering 49, gepubliceerd op 06-12-2018 met annotatie van mr. E.C.G. Okhuizen
Na verwijzing door de Hoge Raad (HR 18 november 2016, nr. 15/04909, NTFR 2016/2924) is bij Hof Arnhem-Leeuwarden uitsluitend de hoogte van de schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijk termijn aan de orde. Het hof (Hof Arnhem-Leeuwarden 3 januari 2018, nrs. 16/01458 en 16/01459, NTFR 2018/162) heeft geoordeeld dat de zaken van drie verschillende belanghebbenden in hoofdzaak betrekking hebben op hetzelfde onderwerp, zodat de toe te kennen schadevergoeding wordt gematigd. De Hoge Raad stelt voorop dat iedere belanghebbende een zelfstandig recht op schadevergoeding heeft. Een matiging kan aan de orde zijn als i) zaken van verschillende belanghebbenden gezamenlijk zijn behandeld, en ii) die zaken in hoofdzaak betrekking hebben op hetzelfde onderwerp. In het onderhavige geval zijn de zaken weliswaar gelijktijdig maar niet gezamenlijk behandeld. Een matiging van de schadevergoeding is dan niet aan de orde.

NTFR 2018/2787 - Bij wijziging van onderlinge verhouding gemeenschappelijke inkomens- en vermogensbestanddelen is voor navordering geen nieuw feit nodig (art. 81.1 Wet RO)

ECLI:NL:HR:2018:2213, datum uitspraak 30-11-2018, publicatiedatum 30-11-2018
Aflevering 49, gepubliceerd op 06-12-2018
Aan belanghebbende is, conform aangifte, een aanslag IB/PVV 2013 opgelegd, waarbij belanghebbende € 122.707 moet betalen. In mei 2015 dient belanghebbende een verzoek in om de gezamenlijke inkomensbestanddelen te herverdelen. Daarop wordt de aanslag op 28 augustus 2015 verminderd met € 121.001. Vervolgens wordt de aanslag nog eens verminderd op 4 september 2015, in verband met een aftrekpost. In augustus 2015 dient belanghebbende een herziene aangifte in, waarbij de gezamenlijk inkomensbestanddelen weer anders worden verdeeld. Dit leidt tot een bijbetaling van belanghebbende van € 126.750. Volgens belanghebbende had de inspecteur niet mogen navorderen omdat hij niet beschikte over een nieuw feit. Volgens belanghebbende beschikte de inspecteur al vóór het opleggen van de verminderingsbeschikkingen van 28 augustus 2015 en 4 september 2015 over alle benodigde informatie en had hij daarmee bij het vaststellen van de onderhavige beschikkingen rekening moeten houden. Hof Amsterdam 17 mei 2018, nr. 17/00130, NTFR 2018/2265, heeft geoordeeld dat navordering kan plaatsvinden zonder nieuw feit omdat de navorderingsaanslag zijn grondslag vindt in de door belanghebbende en zijn partner verzochte herverdeling van gemeenschappelijke inkomensbestanddelen en box 3-vermogen.

NTFR 2018/2788 - Van 'fishing expedition' is geen sprake; informatiebeschikkingen zijn terecht gegeven (art. 81.1 Wet RO)

ECLI:NL:HR:2018:2209, datum uitspraak 30-11-2018, publicatiedatum 30-11-2018
Aflevering 49, gepubliceerd op 06-12-2018
Belanghebbende heeft in 2003 met zijn toenmalige zakenpartner de V-groep opgericht. De activiteiten van de V-groep betroffen het detacheren van personeel aan banken. Na een structuurwijziging in 2007 bestaat de V-groep uit in Nederland, Panama en op Cyprus gevestigde vennootschappen. Belanghebbende heeft bij die structuurwijziging zijn aandelenbelang overgedragen en is vervolgens in dienst getreden bij de V-groep in Nederland. Voorts is hij ‘advisor’ geworden van een tot de V-groep behorende, naar Panamees recht ingestelde, Private Foundation. In geschil is of de inspecteur terecht informatiebeschikkingen ten aanzien van belanghebbende heeft gegeven. Volgens Hof Den Bosch 22 maart 2018, nr. 16/03716, NTFR 2018/1422, heeft de inspecteur zich op basis van de hem ter beschikking staande informatie in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de gevraagde gegevens en inlichtingen voor de belastingheffing van belanghebbende van belang zouden kunnen zijn. Van een ‘fishing expedition’ is geen sprake. Het hof heeft overwogen dat voor een informatiebeschikking geen plaats is indien niet aan de inlichtingenverplichting wordt voldaan, omdat de belanghebbende niet over de gevraagde gegevens beschikte of kon beschikken. Het hof heeft aannemelijk geacht dat de door de inspecteur gevraagde gegevens bestaan. Voor zover belanghebbende zelf niet (meer) beschikt over de gevraagde gegevens, heeft hij volgens het hof niet voldaan aan zijn inspanningsverplichting om de informatie te verkrijgen. Belanghebbende moet de gevraagde informatie derhalve alsnog verstrekken, en wel binnen twee maanden na het onherroepelijk worden van de uitspraak van het hof.

NTFR 2018/2790 - Klacht over de Belastingdienst, saneringsverzoek

Aflevering 49, gepubliceerd op 06-12-2018 geschreven door mr. J.D. Schouten
Deze zaak betreft een klacht van een ondernemer, die zich laat vertegenwoordigen door een advocaat-belastingkundige, inzake de afwijzing van een saneringsvoorstel. De klacht betreft ook een opeenstapeling van fiscale verzuimboetes en invorderingskosten. De commissie doet geen voorstel aan de Kamer.

NTFR 2018/2812 - Nota naar aanleiding van het verslag wetsvoorstel goedkeuring MLI

Aflevering 49, gepubliceerd op 06-12-2018
De Tweede Kamer heeft op 5 juli 2018 de nota naar aanleiding van het verslag ontvangen bij het wetsvoorstel voor goedkeuring van het Multilateraal Verdrag ter implementatie van aan belastingverdragen gerelateerde maatregelen ter voorkoming van grondslaguitholling en winstverschuiving (MLI). Zie voor de eerdere behandeling van dit wetsvoorstel onder andere: NTFR 2016/3096 (OESO publiceert tekst multilateraal instrument inzake BEPS Actiepunt 15), NTFR 2017/1870 (OESO publiceert documenten over het MLI-verdrag waaronder een overzicht van de positie van Nederland), NTFR 2017/1866 (Nederland ondertekent het MLI-verdrag), NTFR 2018/279 (Wetsvoorstel tot goedkeuring van het multilaterale instrument (MLI) tegen internationale belastingontwijking) en NTFR 2018/679 (Bevindingen en vragen van de vaste commissie Financiën bij de goedkeuringswet MLI).