Aflevering 31

Gepubliceerd op 1 augustus 2019

NTFR 2019/1937 - Bronstaatheffingen in opmars

Aflevering 31, gepubliceerd op 01-08-2019 geschreven door prof. dr. P. Kavelaars
Bronstaatheffingen spelen in het financiële verkeer en daarmee in de fiscaliteit een belangrijke rol. Binnen de EU was het aanvankelijk de tendens de bronstaatheffingen sterk te beperken, omdat ze economisch verstorend zijn. De Moeder-dochterrichtlijn en de Interest- en royaltyrichtlijn zijn daarvan onder andere het resultaat. Vooral onder invloed van het BEPS-project is hierin een belangrijke kentering gekomen en winnen bronstaatheffingen weer aan betekenis. Zo ook in Nederland, waar het voornemen bestaat twee nieuwe (beperkte) bronstaatheffingen in te voeren. Daarnaast zien we dat de VN in zijn Modelverdrag (hierna: VN-MV) in 2017 een nieuw artikel heeft opgenomen (art. 12a) dat voorziet in een nieuwe bronstaatheffing, kort gezegd ter zake van inkomsten samenhangend met technische dienstverlening. Het voorgaande is voldoende reden om aandacht te besteden aan de rol van bronstaatheffingen in het huidige tijdsbestek. Gelet op de gemaximeerde omvang van deze Opinie blijft hierna noodgedwongen een scala aan elementen achterwege en beperk ik me tot een aantal hoofdpunten. Eerst besteed ik in par. 1 aandacht aan enkele algemene uitgangspunten en principes die ten grondslag liggen aan bronstaatheffingen. In par. 2 ga ik in op de bronstaatheffing zoals die in art. 12a VN-MV is geïntroduceerd en welke bepaling, bij mijn weten, in de literatuur tot op heden vrijwel onopgemerkt is gebleven: geheel ten onrechte. Ik besluit in par. 3 met een korte conclusie.

NTFR 2019/1938 - Tijdstip inwerkingtreding Wet arbeidsmarkt in balans

Aflevering 31, gepubliceerd op 01-08-2019
In een besluit van 11 juli 2019 heeft minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangegeven welke onderdelen van de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) niet of op een later moment in werking treden. Het grootste deel van de wijzigingen uit de WAB treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

NTFR 2019/1939 - Inspecteur mag niet algemene heffingskorting verminderen door rekening te houden met EU-salaris

ECLI:NL:HR:2019:1221, datum uitspraak 19-07-2019, publicatiedatum 19-07-2019
Aflevering 31, gepubliceerd op 01-08-2019 met annotatie van mr. J.C.L.M. Fijen
Belanghebbende woont in Nederland en is in loondienst bij een agentschap van de EU. Het EU-salaris van € 95.331 is vrijgesteld van Nederlandse belastingheffing. Belanghebbende heeft in Nederland winst uit onderneming aangegeven. Bij het vaststellen van de aanslag heeft de inspecteur de algemene heffingskorting verminderd door rekening te houden met het van het agentschap genoten salaris. Hof Den Haag 15 juni 2018, nr. 18/00404, NTFR 2018/1556 achtte deze vermindering in strijd met art. 12 Protocol voorrechten en immuniteiten EU. Op grond van deze bepaling zijn EU-ambtenaren vrijgesteld van nationale belastingen. De Hoge Raad onderschrijft dit oordeel. Elke rechtstreekse of indirecte belastingheffing door nationale autoriteiten over door de EU betaalde en niet aan de bevoegdheid van de lidstaten onderworpen inkomsten is uitgesloten. Verder eist art. 12 Protocol dat de EU-ambtenaar in aanmerking komt voor elk belastingvoordeel waarop belastingplichtigen normaal recht hebben. Op grond van art. 8.10, lid 1, Wet IB 2001 geldt de algemene heffingskorting voor iedere belastingplichtige en moet deze korting worden beschouwd als onderdeel van de tariefstructuur. Door deze algemene heffingskorting te verminderen door rekening te houden met het vrijgestelde EU-salaris, wordt indirect belasting geheven over dat vrijgestelde salaris. Dat is in strijd met art. 12 Protocol.

NTFR 2019/1940 - Goedkeuringsbesluit onderwijsvrijstelling en objectvrijstelling bij belastingplicht overheidsondernemingen

Aflevering 31, gepubliceerd op 01-08-2019
Vooruitlopend op wetsaanpassing is met ingang van 1 januari 2016 goedkeurend beleid opgenomen over de onderwijsvrijstelling en de vrijstellingen voor interne activiteiten en quasi-inbesteding. Op basis van de Wet modernisering VPB-plicht overheidsondernemingen zijn zowel directe als indirecte overheidsondernemingen in beginsel aan de vennootschapsbelasting onderworpen. De wet bevat een aantal vrijstellingen, waaronder bijvoorbeeld de onderwijsvrijstelling en de vrijstelling voor interne activiteiten. Bij nader inzien blijkt dat deze vrijstellingen te beperkt zijn vormgegeven. De wettelijke regeling zal op dit punt worden aangepast. Vooruitlopend op deze aanpassingen zijn in dit besluit de volgende twee goedkeuringen opgenomen:

NTFR 2019/1941 - Reactie NOB op Eerste internetconsultatie nieuwe groepsregeling vennootschapsbelasting

Aflevering 31, gepubliceerd op 01-08-2019
In de ‘Eerste internetconsultatie nieuwe groepsregeling in de vennootschapsbelasting’ zoals gepubliceerd door het Ministerie van Financiën wordt een viertal scenario’s voor de toekomst van een groepsregeling in de vennootschapsbelasting voorgelegd. De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) heeft op 25 juli 2019 een reactie hierop gegeven. De NOB acht het van belang een groepsregeling te handhaven in de Nederlandse vennootschapsbelasting omdat dit de neutraliteit van het belastingstelsel zeer ten goede komt. De variant van een grensoverschrijdende fiscale eenheid met objectvrijstelling leidt volgens de NOB tot de meeste neutraliteit en het afschaffen van het fiscale-eenheidsregime zonder daar een andere groepsregeling voor in de plaats te stellen, zou juist niet neutraal zijn. In de reactie gaat de NOB voorts in op de vragen in het consultatiedocument.

NTFR 2019/1942 - VNO-NCW en MKB-Nederland reageren op Eerste internetconsultatie groepsregeling vennootschapsbelasting

Aflevering 31, gepubliceerd op 01-08-2019
In de ‘Eerste internetconsultatie nieuwe groepsregeling in de vennootschapsbelasting’ zoals gepubliceerd door het Ministerie van Financiën wordt een viertal scenario’s voor de toekomst van een groepsregeling in de vennootschapsbelasting voorgelegd. VNO-NCW en MKB-Nederland hebben hierop commentaar gegeven in een gezamenlijke schriftelijke reactie van 25 juli 2019.

NTFR 2019/1945 - WOB-verzoek BPM

Aflevering 31, gepubliceerd op 01-08-2019
In antwoord op een WOB-verzoek om interne documenten bekend te maken die te maken hebben met het begrip ‘export’ in de Wet BPM, is een helpdeskvraag van de kennisgroep BPM bekendgemaakt.

NTFR 2019/1946 - Hof heeft ten onrechte geen proceskostenvergoeding voor het gegronde hoger beroep van belanghebbende toegekend

ECLI:NL:HR:2019:1219, datum uitspraak 19-07-2019, publicatiedatum 19-07-2019
Aflevering 31, gepubliceerd op 01-08-2019 met annotatie van mr. M.F. Kossen
In bezwaar is de vastgestelde WOZ-waarde van de onroerende zaak van belanghebbende verminderd. Voor het bezwaar heeft belanghebbende een taxatierapport op laten stellen. Hiervoor zijn in de bezwaar- en beroepsfase geen kosten vergoed. In hoger beroep heeft Hof Amsterdam (15 november 2018, nr. 17/00563, NTFR 2019/266) geoordeeld dat die taxatiekosten wel voor vergoeding in aanmerking komen. Het hof heeft het hoger beroep gegrond verklaard maar geen proceskostenvergoeding aan belanghebbende toegekend voor het hoger beroep. Volgens het hof had belanghebbende het geschilpunt over de kostenvergoeding van het taxatierapport ook al bij de rechtbank kunnen aanvoeren. Belanghebbende komt hiertegen met succes in cassatie. Volgens de Hoge Raad heeft belanghebbende wel recht op een proceskostenvergoeding voor het hoger beroep. De heffingsambtenaar heeft in zijn verweerschrift bij het hof namelijk vermeld dat belanghebbende recht heeft op een proceskostenvergoeding voor het hoger beroep. In de gegrondverklaring van het hoger beroep had het hof dan ook aanleiding behoren te zien daarvoor een proceskostenvergoeding toe te kennen.

NTFR 2019/1947 - Herstelarrest: Hoge Raad herstelt eigen fout inzake vergoeding reis- en verletkosten

ECLI:NL:HR:2019:1232, datum uitspraak 19-07-2019, publicatiedatum 19-07-2019
Aflevering 31, gepubliceerd op 01-08-2019 met annotatie van H. Arling
In deze zaak heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 21 juni 2019 (nr. 18/04252, NTFR 2019/1627) de inspecteur veroordeeld in de reis- en verletkosten van belanghebbende van het beroep van € 48,26 en in zijn kosten van het hoger beroep van in totaal € 638,06 (€ 77,80 aan reiskosten plus € 512). Belanghebbende heeft nadien verzocht om verbetering van het arrest. Volgens belanghebbende zijn de bedragen voor de reis- en verletkosten voor het beroep en hoger beroep te laag vastgesteld. De Hoge Raad is het hiermee eens en herstelt deze fout met dit herstelarrest als volgt:

NTFR 2019/1950 - Wetsvoorstel Wet implementatie EU-richtlijn meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies (35255)

Aflevering 31, gepubliceerd op 01-08-2019
Op 25 juni 2018 is een Europese Richtlijn in werking getreden die intermediairs, zoals belastingadviseurs, accountants en financiële instellingen, verplicht om grensoverschrijdende constructies die gebruikt kunnen worden om belasting te ontwijken bij de Belastingdienst te melden (Richtlijn (EU) 2018/822 van de Raad van de Europese Unie van 25 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied met betrekking tot meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies). Deze richtlijn wordt ook wel de Mandatory Disclosure-Richtlijn (hierna: MDR) genoemd.