Aflevering 7338

Gepubliceerd op 3 september 2021

WPNR 2021, afl. 7338 - De hercodificatie van het burgerlijk recht in België

Aflevering 7338, gepubliceerd op 03-09-2021 geschreven door Prof. Em. E. Dirix
Vijf jaar geleden zouden slechts weinig Belgische juristen een nieuw Burgerlijk Wetboek hebben durven voorspellen. Een dergelijk project stond noch op de academische, noch op de politieke agenda. Het wetboek beantwoordde natuurlijk al lang niet meer aan dat van 1804. Grote delen ervan, in het bijzonder het familierecht en het erfrecht waren ingrijpend gewijzigd.Voor een historisch overzicht van de wijzigingen bij de tweehonderdste verjaardag: D. Heirbaut en G. Baeteman (eds.) Cumulatieve editie van het Burgerlijk Wetboek, Gent, 2004. Ook aan de verjaring, het appartementsrecht, de borgtocht en de roerende zakelijke zekerheden was gesleuteld. Het centrale gedeelte van het verbintenissenrecht, het contractenrecht, het aansprakelijkheidsrecht en het goederenrecht waren daarentegen sinds 1804 nagenoeg onaangeroerd gebleven. Deze artikelen hadden, vooral wat het verbintenissenrecht betreft, nog maar weinig van doen met het jurisprudentiële recht dat zich gaandeweg had gevormd. Dat het geheel een rommelige indruk gaf en dat de betekenis van talrijke wetsbepalingen niet meer kon worden achterhaald zonder juridisch advies stuitte niet op al te grote bezwaren.

WPNR 2021, afl. 7338 - Het nieuwe Belgische goederenrecht

Aflevering 7338, gepubliceerd op 03-09-2021 geschreven door Prof. dr. V. Sagaert
Na het bewijsrecht is het goederenrecht het tweede onderdeel van het nieuw Burgerlijk Wetboek dat invulling kreeg. De wetgever keurde bij Wet van 4 februari 2020Wet van 4 februari 2020 houdende boek 3 “Goederen” van het Burgerlijk Wetboek, BS 17 maart 2020. De geïnteresseerde lezer kan de tekst ook online vinden via www.ejustice.just.fgov.be. het nieuwe “Boek 3. Goederen” (hierna verkort: “de Wet”) goed. De nieuwe bepalingen zijn goeddeels in werking getreden op 1 september 2021.Met uitzondering van artikel 3.30, § 1, 3°, 5°, 7°, en § 2, tweede lid, dat in werking treedt op een door de Koning te bepalen datum, en uiterlijk op 1 juli 2022. De Wet vormt een mijlpaal in het Belgische goederenrecht. Ze bestaat uit 188 artikelen, die ingevoegd worden in het nieuw Burgerlijk Wetboek en genummerd worden in het nieuw Burgerlijk Wetboek als artikel 3.1 tot artikel 3.188 BW. Ondergetekende heeft samen met prof. dr. Pascale Lecocq de pen gehouden bij de redactie van het wetsvoorstel als expert voor de Minister van Justitie, zodat de gewaarschuwde lezer weet dat het gebrek aan kritische blik in deze bijdrage ook een gebrek aan afstand tegenover de Wet reflecteert.

WPNR 2021, afl. 7338 - Het nieuwe Belgische privaatrecht

Aflevering 7338, gepubliceerd op 04-09-2021 geschreven door Prof. mr. L.C.A. Verstappen en Prof. dr. V. Sagaert
Op 1 september treedt de Wet van 4 februari 2020 in werking, bevattende het nieuwe Boek 3. Goederen. Het is een belangrijke mijlpaal in de ‘invulling’ van het nieuw Burgerlijk Wetboek. De structuur van dit Burgerlijk Wetboek is in werking getreden sinds 1 november 2020, maar de diverse boekdelen krijgen afzonderlijk invulling. De inwerkingtreding van het nieuwe goederenrecht is voor de redactie van het WPNR de directe aanleiding om een themanummer te wijden aan de hercodificatie van het Belgische privaatrecht.

WPNR 2021, afl. 7338 - Het ontwerp van nieuw Belgisch buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht

Aflevering 7338, gepubliceerd op 03-09-2021 geschreven door Prof. dr. H. Bocken en Prof. dr. G. Jocqué
1. De commissie tot hervorming van het aansprakelijkheidsrechtDe commissie was samengesteld uit H. Bocken en B. Dubuisson (covoorzitters), J.-L. Fagnart, G. Jocqué, G. Schamps, Th. Vansweevelt en B. Zamitto . Haar oprichting werd bevestigd bij MB van 30 september 2017. Begin 2018 werd zij aangevuld met J. Delvoie en nam J.L. Fagnart ontslag. vatte haar werkzaamheden aan in de tweede helft van 2015. Het was de bedoeling dat haar ontwerp zou geïntegreerd worden in het ontwerp voor Boek 5 Verbintenissen. Een eerste versie werd gepubliceerd op 29 april 2018. Een openbare consultatie leverde meer dan 400 pagina’s kritische of lovende, dikwijls nuttige, commentaren op van academici, praktijkjuristen en belangengroepen. Korte tijd nadien vond ook een eerste politieke evaluatie plaats met vertegenwoordigers van de partijen in de toenmalige regering Michel. In augustus 2018 legde de commissie een herziene versie voor. Bepaalde aspecten bleven bezwaren oproepen. Verzekeraars keerden zich fel tegen het ontwerp dat tot een onverantwoorde verzwaring van de aansprakelijkheid zou leiden. Ook de voorgestelde bepaling over de samenloop van contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid die ingaat tegen vaste cassatierechtspraak bleef weerstand oproepen. Er werd niet tijdig een consensus bereikt om het ontwerp voor te leggen aan de regering Michel vooraleer het ontslag van deze laatste in december 2018 een periode van bijna twee jaar politieke instabiliteit inluidde, die in oktober 2020 zou eindigen met het aantreden van de regering De Croo. Het ontwerp voor Boek 5 inzake Verbintenissen, daarentegen, werd in het voorjaar 2018 in eerste lezing door de regering goedgekeurd en als wetsvoorstel ingediend. Het wordt bij het schrijven van deze bijdrage besproken in de Commissie Justitie van de Kamer. Er wordt niet langer gewacht op het ontwerp buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht. Dit zal een afzonderlijk boek 6 uitmaken.

WPNR 2021, afl. 7338 - Het ontwerp van nieuw Belgisch verbintenissenrecht

Aflevering 7338, gepubliceerd op 03-09-2021 geschreven door Prof. dr. S. Stijns
1. De Bicentenaire: een feest in mineur? In 2004 vierden Franse en Belgische juristen het tweehonderdjarig bestaan van de Code civil uit 1804. Zijn robuustheid en beginselmatigheid werden toen bejubeld. Voor het deel over verbintenissenNamelijk Titel III van BoekIII oud BW met als hoofding: ‘Contracten of verbintenissen uit overeenkomsten in het algemeen’., waar de Belgische wetgever haast geen ingrepen deed, was de toon iets genuanceerder. Het was veeleer de creatieve rol van de rechtspraak en de rechtsleer die lof kreeg, omdat die door interpretatie en andere methoden van rechtsvinding, het ‘historisch monument’ hadden weten te redden. Achteraf bekeken, was het een feest in mineur. Het besef groeide dat de wettelijke regeling van het verbintenissenrecht ondertussen verouderd en ontoereikend was.P. Wéry vatte het zo samen : “Il faut rendre justice au législateur de 1804: son oeuvre a été un des épisodes majeurs de la codification, une magnifique réalisation. La façade de l’édifice n’est toutefois plus qu’un trompe l’oeil. Les pièces intérieures et le mobilier ont été rénovés en profondeur par la doctrine et la jurisprudence.” (P. Wéry, “Mutations et défis du droit belge des obligations”, Rev.dr.Ulg, 2015/2, (203) nr. 21). Er stonden weliswaar nieuwe meubels achter de verouderde gevel van het gebouw, doch binnenkijken en zijn weg vinden was niet iedereen gegeven: de toegankelijkheid van het recht liet te wensen over. Na meer dan tweehonderd jaar bood het BW niet meer het beeld van het geldend verbintenissenrecht. Hierdoor kwam de rechtszekerheid - met name de kenbaarheid en de voorspelbaarheid van het recht - in het gedrang. In navolging van de hervorming van de Code civil in Frankrijk, luidden in België de eerste stemmen pro een hervorming van het verbintenissenrecht pas vanaf 2014.Zo bijv., chronologisch: S. Van Loock, “De hervorming van het Franse verbintenissenrecht: Le jour de gloire est-il arrivé?”, RW, 2014-2015, blz. 1562 e.v.; P. Wéry, “Mutations et défis du droit belge des obligations”, Rev. dr.Ulg 2015/2, (203), nrs. 4-20; E. Dirix en P. Wéry, “Tijd voor een hercodificatie van het Burgerlijk Wetboek”, RW 2015, 2; E. Dirix en P. Wéry, “Pour une modernisation du Code civil”, JT, 2015, 625; S. Stijns, “Faut-il réformer le Code civil? Réponses et méthodologie pour le droit des obligations contractuelles”, JT 2016, (305), nrs. 7 en 13; F. Peeraer en I. Samoy, “The Belgian Civil Code: How to Restore its Central Position in Modern Private Law?”, ERPL 2016, 601-618. De rechtsontwikkeling via jurisprudentie verliep te traag, de oplossingen waren fragmentarisch en niet stabiel, en men zette een vraagteken achter het democratisch draagvlak van dat proces.Reeds vroeg waarschuwde R. Kruithof voor rechtsontwikkeling louter door de rechtspraak: “Naar een Gouvernement des juges in het Belgisch verbintenissenrecht?”, in Hulde aan prof. R. Kruithof, Antwerpen/ Brussel, 1992, p. 79. Zie ook: S. Stijns, “De creatieve rol van de (cassatie-)rechter in het verbintenissenrecht”, in De magistraat en de professor. Hulde aan Walter van Gerven, Brussel, Larcier, 2017, 187-220. Bovendien kon de rechtspraak niet alle problemen oplossen: voor bepaalde punten was een ingreep door de wetgever noodzakelijk.