Aflevering 7487

Gepubliceerd op 27 januari 2025

Beleggingsfictie voor verhuurd vastgoed in de BOR

Aflevering 7487, gepubliceerd op 27-01-2025 geschreven door dr. A. Rozendal
In het kader van de ‘Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024’1 is per 1 januari 2024 een zogenoemde beleggingsfictie ingevoerd die kort gezegd ziet op aan derden verhuurd vastgoed. De achtergrond van deze maatregel is als volgt.

Beoordelingsmoment voldoening aan natuurlijke verbintenis en de uitkering uit levensverzekering

Aflevering 7487, gepubliceerd op 27-01-2025 geschreven door prof. mr. F.W.J.M. Schols
De levensverzekering behoort tot een van de vele aandachtsgebieden van Inge van Vijfeijken (erfbelasting) en Boudewijn Waaijer (legitieme). De uitkering uit levensverzekering is geen erfrechtelijke verkrijging, maar wordt door middel van een fictie, te weten art. 4:126 lid 2 letter b BW en art. 13 SW 1956 onder omstandigheden wel als zodanig aangemerkt. Gelet op de gelijkenis met een legaat en het doel en strekking van zowel het fenomeen van de legitieme als de Successiewet 1956 is dat niet gek. De legitimaris kan met de fiscus vergeleken worden en andersom. Beiden hebben er belang bij dat de boedel, de legitimaire massa en de grondslag om erfbelasting te heffen, op orde blijft.

Boardroom bibbers

Aflevering 7487, gepubliceerd op 27-01-2025 geschreven door prof. mr. M. van Olffen
‘The future is no more uncertain than the present.’ (Walt Whitman)

De Verordening beroeps- en gedragsregels is aan een renovatie toe

Aflevering 7487, gepubliceerd op 27-01-2025 geschreven door prof. mr. L.C.A. Verstappen
Boudewijn Waaijer heeft zijn sporen in het notariaat, in het onderwijs en in de wetenschap verdiend. De Melis-Waaijer over ‘De Notariswet’, is een baken voor de notariële praktijk en verplichte stof voor notariële studenten. Dit handboek voor de notariële ambtsuitoefening is door de jaren heen in omvang flink toegenomen: de oudste versie die ik in de kast heb staan is uit 1982 en telt 323 pagina’s; de meest recente druk uit 2024 telt maar liefst 700 pagina’s. Die meer dan verdubbeling vindt zijn rechtvaardiging in de toegenomen wet- en regelgeving en rechtspraak, die weer het gevolg zijn van allerlei technologische en maatschappelijke ontwikkelingen. Het ambt en de ambtsuitoefening zijn vele malen ingewikkelder en uitdagender geworden. Een van de aspecten rondom de notariële wet- en regelgeving zijn de beroeps- en gedragsregels voor het notariaat, die in vele opzichten een nadere uitwerking zijn van met name de Wet op het notarisambt.

De fiscale giftenregelingen en de fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten

Aflevering 7487, gepubliceerd op 27-01-2025 geschreven door mr. dr. G.C. van der Burgt
Vrijwel iedere fiscalist kijkt ieder jaar weer met belangstelling uit naar Prinsjesdag. Op die dag worden namelijk de nodige fiscale wetsvoorstellen gelanceerd. Zo ook in 2024. In deze korte bijdrage ga ik in op de fiscale giftenregelingen en de fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten. Op Prinsjesdag 2024 zijn namelijk voorstellen en aankondigingen gedaan tot aanpassing van de fiscale spelregels op deze twee terreinen.1 Bovendien zijn dit twee onderwerpen die al jaren op de (professionele) belangstelling van Inge van Vijfeijken mogen rekenen. Hierna volgt geen uitgebreide inhoudelijke bespreking van concrete (wets)-voorstellen, maar ligt de focus op de grote(re) lijnen.

De handelingsonbevoegdheid van art. 3:43 lid 1, aanhef en onder a, BW en de notariële zorgplicht

Aflevering 7487, gepubliceerd op 27-01-2025 geschreven door prof. mr. A.I.M. van Mierlo
Wie iets wil weten over de ambtsuitoefening van de notaris in brede zin, denkt terstond aanDe Notariswet van Melis/Waaijer, waarvan begin 2024 de tiende druk is verschenen.1 De eerste druk dateert uit 1932. Het handboek draagt sedertdien onverminderd de naam van de eerste auteur: Joh. C.H. Melis, ‘Candidaat-Notaris te Breda’. Boudewijn Waaijer is vanaf 1991 bij de bewerking betrokken; eerst als medeauteur naast A.H.M. Santen en vanaf de zevende druk uit 2003 als enig auteur. Het is zonder meer de verdienste van Boudewijn geweest dat het boek voor de notariële praktijkjurist (als ook voor het notarieel universitair onderwijs) nog altijd op eenzame hoogte staat, met zijn schat aan informatie, de heldere betoogtrant en vele praktische wenken.

De legitieme portie en giften die geen giften zijn

Aflevering 7487, gepubliceerd op 27-01-2025 geschreven door prof. mr. W.D. Kolkman
Al sinds het einde van de vorige eeuw is Boudewijn Waaijer auteur van het tiende hoofdstuk van het Handboek Erfrecht van Mourik c.s., getiteld De legitieme portie. Hij is daarmee voor talrijke juristen – op universiteiten, in het notariaat, in de advocatuur, in de rechterlijke macht – de toegangspoort tot deze complexe rechtsfiguur.

Een fiscale en een notariële deontoloog zijn nooit te breken

Aflevering 7487, gepubliceerd op 27-01-2025 geschreven door prof. mr. dr. B.M.E.M. Schols
‘Hoe moet dat nu verder met de wereld als zelfs de jeugdigen al met pensioen gaan’…officiële spreuk of niet, een frase die mij spontaan te binnen schoot toen ik ter ere van het naderende afscheid van Inge van Vijfeijken en Boudewijn Waaijer een kleine bijdrage mocht leveren. Uiteraard zocht ik naar een onderwerp dat op beide deontologen van toepassing is, de een weliswaar wat fiscaler en de ander wat civielrechtelijker georiënteerd, maar ze zijn allebei vooral ook in het notariële (belasting)recht geïnteresseerd of beter: gespecialiseerd. Maar er is nog een diepere gemeenschappelijke noemer: de ethische kant van het recht ofwel de diepere waarden en normen. Het werd me steeds duidelijker, er was vervolgens nog een gemeenschappelijke stap te zetten. Inge schreef bijvoorbeeld een monografie par excellence over Fictieve verkrijgingen in de Successiewet 1956 (Kluwer Deventer 2013) en Boudewijn Waaijer een belangrijk hoofdstuk in Handboek Erfrecht van Van Mourik c.s. over het erfrechtelijk leerstuk legitieme portie (Kluwer Deventer 2020). Uiteraard noem ik wat de ethiek betreft ook de onvolprezen ‘Melis-Waaijer’ over de Notariswet (Kluwer Deventer 2024). Wat hebben legitieme portie en de ficties in de Successiewetgeving dan gemeen? Heel veel! De mens is nu eenmaal van nature geneigd om de grenzen van het spel op te zoeken als hem dit een voordeel kan brengen, waarbij de makers van de spelregels, het ‘systeem’ desnoods bereid zijn om ficties op te nemen om de betreffende spelregels te versterken, denk bijvoorbeeld aan art. 11, lid 2 en 4 SW 1956 en art. 4:126 BW. Zijn zelfs deze ficties nog te ontgaan? En werkt dan als ultimum remedium het zwaarste fiscale bestrijdingsmiddel fraus legis nog ofwel wetsontduiking? De mogelijkheden die bedacht worden om de schenk- en erfbelasting te ontgaan lopen synchroon met de filosofieën die opborrelen om de legitieme portie te ontgaan. Logisch? Zeer logisch, beide systemen zijn gebaseerd op de juridische elementen ‘schenken en erven’, art. 1 SW 1956 en art. 4:65 BW. Sterker nog, is de Successiewetgeving wel echt fiscaal recht of is het niet gewoon verdiept burgerlijk recht?, zo houd ik mijn notariële en fiscale studenten regelmatig voor. We zijn er, welk element raakt in het zicht van het overlijden materieel het schenken en het erven en schuurt zelfs tegen de fiscale en civielrechtelijke fictie: het huwelijksvermogensrecht en nog meer in het bijzonder: de breukdelengemeenschap. Het onderwerp voor deze bijdrage is gevonden. Een onderwerp waar van beide kanten de grenzen worden opgezocht. Door de adviseurs en door de overheid. De spanning stijgt.

Een odyssee en het IPR

Aflevering 7487, gepubliceerd op 27-01-2025 geschreven door prof. mr. dr. P. Vlas
Op 29 augustus 2024 bevatte het (digitale) NOS- nieuws een bericht onder de kop ‘Cruise om de wereld van drie jaar begint met drie maanden wachten in Belfast’. Mijn nieuwsgierigheid werd door dit bericht geprikkeld – niet omdat ik belangstelling zou hebben om drie jaar lang een cruise om de wereld te maken –, maar meer om te weten wie zo gek zou zijn om zich drie jaar lang over de wereldzeeën te laten varen. Uit het bericht bleek dat het schip ‘Villa Vie Odyssey’ in Belfast een onderhoudsbeurt nodig had, die al drie maanden duurde waardoor de passagiers nog niet aan hun vaartocht konden beginnen. Inmiddels is het schip op 1 oktober 2024 vertrokken voor een vaartocht van drie en een half jaar, waarbij het schip 425 bestemmingen in 147 landen aandoet.1 In het bericht viel ook te lezen dat passagiers niet alleen voor die tocht een hut konden nemen à raison van zo’n € 500.000, maar ook een hut konden kopen, zodat zij een ‘neverending cruise’ konden maken. In dat laatste geval varieerden de aanschafprijzen voor een hut van € 90.000 tot € 812.000 (nog los van de maandelijkse verblijfskosten die ook aardig in de papieren lopen). Volgens de berichten in de media kunnen de passagiers die een hut hebben gekocht, op het schip blijven wonen zolang het schip operationeel is (door de scheepseigenaar voor ten minste vijftien jaar gegarandeerd). Ongetwijfeld zijn er wel rijken der aarde – het aantal miljardairs is door Forbes in 2024 wereldwijd geschat op 2781 – te vinden voor wie een levenslang durende cruise op zee aantrekkelijk is, net zoals er ook superrijken zijn die zich verheugen op reizen in de ruimte, waarbij miljardair Elon Musk zelfs het plan heeft geopperd om een kolonie op Mars te stichten (uitsluitend met een enkele reis te bereiken). Wat van deze ruimteplannen ook verder zij, de langdurige cruise om de wereld is kennelijk realiteit. En als het realiteit is, dan moet rekening worden gehouden met tal van juridische problemen, bijvoorbeeld de mogelijkheid dat passagiers tijdens zo’n cruise komen te overlijden. Welk erfrecht is in dat geval van toepassing en is erfbelasting verschuldigd? Degenen die zo’n cruise willen ondernemen, zullen zich wel goed laten adviseren over de juridische implicaties van een en ander. Voor mijn bijdrage aan dit WPNR-nummer ter ere van de uittredende redacteuren Van Vijfeijken en Waaijer wil ik hieraan kort aandacht besteden.

Halve woning is geen woning en klinkerverharding is soms wel bebouwing

Aflevering 7487, gepubliceerd op 27-01-2025 geschreven door prof. dr. R.N.G. van der Paardt
Een projectontwikkelaar heeft op 1 februari 2018 een perceel grond met woning (hierna: de voormalige woning), carport, tuin, diverse schuren, overkappingen, stallen, garage, verhard terras, zwembad en vijver. Vervolgens is het aangekochte perceel kadastraal gesplitst in acht bouwkavels. Belanghebbenden hebben met de projectontwikkelaar een koop- en aannemingsovereenkomst gesloten waarbij zij een kavel (kavel 1) hebben verworven en een aannemingsovereenkomst zijn aangegaan voor de bouw van een nieuwe twee-onder-een-kapwoning. Op het moment van de overdracht in 2020, stond er nog enige bebouwing op deze kavel, te weten een deel (ongeveer 55%) van de voormalige woning. Nadat de voormalige woning met aanhorigheden was gesloopt, is een aanvang gemaakt met de bouw van de twee-onder-een-kapwoning.

Inferieure makingen en de ausser Betracht-regel

Aflevering 7487, gepubliceerd op 27-01-2025 geschreven door prof. mr. P.C. van Es
De aansprekende term ‘inferieure making’ is bij mijn weten gemunt door Boudewijn Waaijer in de eerste druk van het Handboek Nieuw Erfrecht.1 Een inferieure making is een making die door een legitimaris straffeloos verworpen kan worden, wat wil zeggen dat de waarde van hetgeen hij had kunnen verkrijgen niet op zijn legitieme portie wordt toegerekend. De inferieure makingen zijn opgesomd in art. 4:72 BW, waar het gaat om hetgeen de legitimaris had kunnen verkrijgen als erfgenaam en in art. 4:73 BW, waar het gaat om verworpen legaten. Gecompliceerd is het wel, want art. 4:74 en 4:75 BW kennen weer regelingen op grond waarvan een in beginsel inferieure making toch niet straffeloos verworpen kan worden. De aansprekende terminologie van Boudewijn helpt mij om een en ander tijdens mijn colleges Erfrecht inzichtelijk te maken.

Is de partnervrijstelling voor de erfbelasting ten dode opgeschreven?

Aflevering 7487, gepubliceerd op 27-01-2025 geschreven door mr. dr. N.C.G. Gubbels
Inge is bij haar afscheid 25 jaar redacteur van het WPNR geweest. Deze periode valt nagenoeg samen met mijn dienstverband bij het fiscaal instituut van Tilburg University. Het is dan ook geen toeval dat mijn eerste wetenschappelijke artikel als medewerker van het FIT voor het WPNR was. Het artikel over de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten kwam roodgekleurd terug nadat ik de eerste versie aan Inge had laten lezen. Gelukkig – voor zowel Inge als mezelf – ging dat steeds beter. Dit is mijn eerste bijdrage voor het WPNR die Inge niet vooraf heeft beoordeeld. En hoewel het maar een korte bijdrage is, ben ik daar niet gelukkig mee. Haar kritische blik op zowel inhoud als vorm – en de discussie met haar daarover –, is voor mij van onschatbare waarde. Niet alleen mijn artikelen zijn er beter door geworden, maar ik ook. En nog belangrijker: ik heb ervan genoten.

Komt aan de toegevoegd notaris een zelfstandig verschoningsrecht toe?

Aflevering 7487, gepubliceerd op 27-01-2025 geschreven door prof. mr. drs. J.S.L.A.W.B. Roes
De vraag of aan de toegevoegd notaris een zelfstandig verschoningsrecht toekomt, wordt mij met zekere regelmaat gesteld, in het bijzonder door studenten, maar ook wel door mensen uit de praktijk. Die vraag zou ook anders kunnen worden gesteld, namelijk: Komt de toegevoegd notaris misschien een afgeleid verschoningsrecht toe, vergelijkbaar met dat van de kandidaat-notaris en, bijvoorbeeld, de notarisklerk?1

Naar nieuwe verrekenstelsels III

Aflevering 7487, gepubliceerd op 27-01-2025 geschreven door prof. mr. L.C.A. Verstappen
1. Bij het afscheid van Inge van Vijfeijken, die precies 25 jaar redactielid van het WPNR was, sta ik graag stil bij een onderwerp dat Inge na aan het hart zal liggen en waarover ik 25 jaar geleden een artikel in het WPNR heb geschreven: finale verrekenbedingen.

Notariële (voor)huwelijkse pensioenbelehrung is eigenlijk niet te doen

Aflevering 7487, gepubliceerd op 27-01-2025 geschreven door mr. F.M.H. Hoens
Als Nijmeegs docent liet Boudewijn mij aan de hand van zijn eerste bewerking van ‘De Notariswet’ kennismaken met de notariële zorgplicht. Hij etaleerde een scherp oog voor de frictie die ontstaat als theorie en notariële praktijk in onbalans raken. Een probleem dat ook speelt bij het onderwerp van deze bijdrage: de verhouding tussen de complexiteit van het pensioenscheidingsdossier en de notariële voorlichting daarover.1 Ik behandel achtereenvolgens aspecten die de pensioenmaterie ingewikkeld maken, de notariële pensioenbelehrung en het ideale tijdstip om pensioenscheidingsvraagstukken te bespreken.

Onttrekking van een kerk aan de eredienst

Aflevering 7487, gepubliceerd op 27-01-2025 geschreven door prof. mr. M.J.A. van Mourik
Herbestemming van gebouwen waarvan de kerkelijke functie ter discussie staat of teloor is gegaan, brengt menig notaris in een wereld waarin hij van huis uit niet of slecht thuis is. Regels die het kerkgenootschap beheersen maar ook specifiek privaatrecht en bijzonder bestuursrecht vragen om toepassing. In deze bijdrage richt de aandacht zich enkel op (voormalige) katholieke kerken. In het bijzonder op de onttrekking van een katholieke kerk aan de Goddelijke eredienst. De juridische wandeling confronteert ons in dat kader met een mengelmoes van canoniek recht, burgerlijk privaatrecht en bestuursrecht (Erfgoedwet).1

Persoonlijke aansprakelijkheid van de (kandidaat-)notaris

Aflevering 7487, gepubliceerd op 27-01-2025 geschreven door prof. mr. T.F.E. Tjong Tjin Tai
Een omstreden kwestie in de beroepsaansprakelijkheid is de persoonlijke aansprakelijkheid van de beroepsbeoefenaar. Krachtens art. 7:404 BW, zoals uitgelegd in HR 15 maart 2013, NJ 2013/290, kan een beroepsbeoefenaar (in casu een advocaat) ook in persoon aansprakelijk zijn voor wanprestatie bij de opdracht die deze in de hoedanigheid van beroepsbeoefenaar verrichtte. Daarnaast heeft de Hoge Raad in HR 18 september 2015, NJ 2016/66 aangegeven dat eenzelfde persoonlijke aansprakelijkheid kan worden gebaseerd op art. 6:162 BW. Deze uitspraken hebben kritiek ontmoet in de literatuur (T. Hartlief, ‘Prijsschieten in het aansprakelijkheidsrecht’, in: M. Faure e.a., Eindeloos getob (liber Schwarz), Deventer: Kluwer 2022, p. 339-359, C.H. Sieburgh, ‘Waakt voor achteloze daderschapsverdubbeling’, in: S.E. Bartels e.a., Vertrouwen in het burgerlijke recht (liber Kortmann), Deventer: Kluwer 2017, p. 495-515, Asser/Tjong Tjin Tai 7-IV 2022/122, alle met verdere verwijzingen).

Rechtsvragenrubriek. Statutenwijziging, overgangsrecht en notaris

Aflevering 7487, gepubliceerd op 27-01-2025 geschreven door prof. mr. G.J.C. Rensen en prof. mr. B.F. Assink
Bij de invoering van de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (Wbtr) op 1 juli 2021 heeft de wetgever ten aanzien van sommige nieuwe bepalingen gekozen voor een systeem van overgangsrecht waarbij stichtingen en verenigingen geen verplichte gang naar de notaris hoefden te maken om hun statuten aan de nieuwe wetgeving aan te passen. Die bepalingen betreffen de verplichte statutaire regeling voor de situatie dat alle bestuurders en commissarissen ontbreken als gevolg van ontstentenis of belet.1 De overgangssystematiek is dat de statuten ‘bij de eerstvolgende statutenwijziging na inwerkingtreding van de wet’ in overeenstemming met die wet worden gebracht.

Structuur en gedrag bij stichtingen

Aflevering 7487, gepubliceerd op 27-01-2025 geschreven door prof. mr. L. Timmerman
1. Boudewijn Waaijer nam recent met Bastiaan Assink en Günther Rensen het initiatief tot KNB-preadviezen over de stichting. Dat resulteerde in een fraai boek De stichting, een onbegrensde rechtsvorm? Dat boek verscheen enige tijd geleden in de WPNR-boekenreeks. Ik heb een deel van de preadviezen destijds in het WPNR besproken.1 Graag kom ik in deze bijzondere aflevering van het WPNR nog eens terug op het stichtingenrecht en wil een kwestie belichten die in de preadviezen niet of slechts terzijde aan de orde kwam. Daarbij wil ik nog eens onderstrepen dat de stichting een fascinerende rechtsvorm is. Zij mag als enige van de in Boek 2 BW geregelde rechtspersoonsvormen geen leden hebben (artikel 2:285 lid 1 BW). Zij heeft dus geen corporatief karakter. Zij is in het rechtspersonenrecht een buitenbeentje.2 Daarnaast mag zij geen winstverdelingsdoel hebben (artikel 2:285 lid 3 BW). Die eigenschap heeft de stichting gemeen met de vereniging waarbij ook geen winstverdelingsdoel toegelaten is, maar die weer wel leden moet hebben.

Uit(z)waaieringen

Aflevering 7487, gepubliceerd op 27-01-2025 geschreven door knb
Speciaal nummer ter gelegenheid van het uittreden uit de redactie van prof. mr. I.J.A. van Vijfeijken en mr. B.C.M. Waaijer

‘Geldleningen’ tussen echtgenoten en artikel 15 SW revisited

Aflevering 7487, gepubliceerd op 27-01-2025 geschreven door prof. dr. A.E. de Leeuw
In mijn bijdrage aan dit afscheidsnummer voor Inge van Vijfeijken en Boudewijn Waaijer wil ik graag stilstaan bij een van de fictiebepalingen van de Successiewet, te weten artikel 15 SW: de fictieve schenking die in aanmerking genomen wordt in geval van een direct opeisbare, renteloze of laagrentende geldlening. Ik bespreek deze bepaling in de context van schuldverhoudingen tussen echtgenoten.