Home

Belastingregeling Nederland Curaçao

Geldig vanaf 13 juli 2024
Geldig vanaf 13 juli 2024

Belastingregeling Nederland Curaçao

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 13-07-2024]

Aanhef

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de regeringen van Nederland en Curaçao het in onderling overleg raadzaam oordelen, dat op het terrein van de belastingen een nieuwe onderlinge regeling bij rijkswet wordt vastgesteld;

Geleid door de wens van Nederland en Curaçao hun economische betrekkingen verder te ontwikkelen, hun samenwerking op belastinggebied te verbeteren en dubbele belasting te vermijden met betrekking tot de onder die regeling vallende belastingen zonder daarbij mogelijkheden te scheppen tot niet-heffing of verminderde heffing van belasting door middel van het ontduiken of het ontwijken van belasting waaronder door treaty-shopping-structuren die als doel hebben om inwoners van derde rechtsgebieden indirect het voordeel te laten genieten van de in deze rijkswet voorziene voordelen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Reikwijdte van de rijkswet

Artikel 1. Toepassingsbereik

1.

Deze rijkswet is van toepassing op personen die inwoner zijn van een van de landen of van beide landen.

2.

Niettegenstaande de bepalingen van het eerste lid maken:

  1. een stichting die volgens artikel 2, eerste lid, onderdeel h, van de Landsverordening op de winstbelasting 1940 van de winstbelasting is vrijgesteld, tenzij het een stichting particulier fonds betreft die volgens artikel 1B van de Landsverordening op de winstbelasting 1940 als doelvermogen is aangewezen;

  2. een trust die volgens artikel 2, eerste lid, onderdeel i, van de Landsverordening op de winstbelasting 1940 van de winstbelasting is vrijgesteld, tenzij het een trust betreft die volgens artikel 1B van de Landsverordening op de winstbelasting 1940 als doelvermogen is aangewezen; en

  3. een vrijgestelde beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 6a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;

geen aanspraak op de voordelen van de artikelen 10, 11, 12, 13, vierde lid, en artikel 20, eerste lid.

3.

Inkomen en voordelen uit collectieve beleggingen via een Curaçaos fonds voor gemene rekening of Curaçaose commanditaire vennootschap of een Nederlands besloten fonds voor gemene rekening worden toegerekend aan de deelnemers naar rato van de omvang van hun deelneming in deze entiteiten, mits deze entiteiten als fiscaal transparant worden aangemerkt door beide landen. Dit geldt ook ten aanzien van een paraplufonds voor zover het is samengesteld uit genoemde entiteiten.

4.

Een in het derde lid genoemde entiteit of een door de bevoegde autoriteiten in onderling overleg aan te wijzen andere transparante entiteit, die in een van de landen is gevestigd en inkomen of voordelen ontvangt afkomstig uit het andere land kan zelf, via vertegenwoordiging door de manager van de entiteit of haar depositaris namens zijn deelnemers aanspraak maken op de voordelen uit een regeling ter vermijding van dubbele belasting waarbij het Koninkrijk der Nederlanden namens het andere land partij is en die specifiek van toepassing is op ieder van de betrokken deelnemers. Vorderingen als bedoeld in de eerste zin kunnen voorwerp zijn van een onderzoek en op verzoek van de bevoegde autoriteit van een van de landen verstrekt een manager van de entiteit of diens depositaris relevante informatie, die een overzicht van deelnemers en respectievelijk het voor een vordering relevante toegewezen inkomen of de voor een vordering relevante toegewezen voordelen, alsmede specifieke regelingen ter vermijding van dubbele belasting uit hoofde waarvan door de entiteit aanspraak wordt gemaakt op voordelen, kan omvatten.

5.

Niettegenstaande de bepalingen van het derde en vierde lid, mag een in het derde lid genoemde entiteit of een door de bevoegde autoriteiten in onderling overleg aan te wijzen andere transparante entiteit geen aanspraak maken op voordelen uit deze rijkswet namens een deelnemer van de entiteit, indien de deelnemer zelf aanspraak heeft gemaakt op voordelen ter zake van hetzelfde inkomen of dezelfde voordelen.

6.

De bevoegde autoriteiten van beide landen kunnen in onderling overleg beslissen in hoeverre een inwoner van een van de landen die onder een bijzondere regeling valt geen aanspraak kan maken op de voordelen van deze rijkswet.

Artikel 2. Belastingen waarop de rijkswet van toepassing is

1.

Deze rijkswet is van toepassing op belastingen naar het inkomen die worden geheven ten behoeve van een land, of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan, ongeacht de wijze van heffing.

2.

Als belastingen naar het inkomen worden beschouwd alle belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen of naar bestanddelen van het inkomen, daaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende zaken, belastingen naar het totale bedrag van de door ondernemingen betaalde lonen of salarissen, alsmede belastingen naar waardevermeerdering.

3.

De bestaande belastingen waarop deze rijkswet van toepassing is, zijn:

    • in het Europese deel van Nederland:

      1. 1°.

        de inkomstenbelasting;

      2. 2°.

        de loonbelasting;

      3. 3°.

        de vennootschapsbelasting, daaronder begrepen het aandeel van de regering in de nettowinsten behaald met de exploitatie van natuurlijke rijkdommen geheven krachtens de Mijnbouwwet;

      4. 4°.

        de dividendbelasting;

      5. 5°.

        de bronbelasting; en

    • In het Caribische deel van Nederland:

      1. 1°.

        de inkomstenbelasting;

      2. 2°.

        de loonbelasting;

      3. 3°.

        de vastgoedbelasting;

      4. 4°.

        de opbrengstbelasting;

      5. 5°.

        het aandeel van de regering in de nettowinsten behaald met de exploitatie van natuurlijke rijkdommen geheven krachtens de Mijnwet BES, het Mijnbesluit BES of de Petroleumwet Saba Bank BES;

    (hierna te noemen: «Nederlandse belasting»);

  1. in Curaçao:

    1. 1°.

      de inkomstenbelasting;

    2. 2°.

      de loonbelasting;

    3. 3°.

      de winstbelasting; en

    4. 4°.

      de dividendbelasting;

    (hierna te noemen: «Curaçaose belasting»).

4.

De rijkswet is ook van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen die na de datum van inwerkingtreding van deze rijkswet naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven. De bevoegde autoriteiten van de landen doen elkaar mededeling van alle wezenlijke wijzigingen die in hun belastingwet- en regelgeving zijn aangebracht. Zij kunnen hierover met elkaar in overleg treden met het oog op de toepassing van deze rijkswet.

Hoofdstuk II. Begripsomschrijvingen

Artikel 3. Algemene begripsomschrijvingen

Artikel 4. Inwoner

Artikel 5. Vaste inrichting

Hoofdstuk III. Belastingheffing naar het inkomen

Artikel 6. Inkomsten uit onroerende zaken

Artikel 7. Winst uit onderneming

Artikel 8. Zee- en luchtvaart

Artikel 9. Gelieerde ondernemingen

Artikel 10. Dividenden

Artikel 11. Rente

Artikel 12. Royalty’s

Artikel 13. Vermogenswinsten

Artikel 14. Inkomsten uit dienstbetrekking

Artikel 15. Directeursbeloningen

Artikel 16. Artiesten en sportbeoefenaars

Artikel 17. Pensioenen, lijfrenten, socialezekerheidsuitkeringen

Artikel 18. Overheidsfuncties

Artikel 19. Studenten

Artikel 20. Overige inkomsten

Hoofdstuk IV. Vermijden van dubbele belasting

Artikel 21. Vermijden van dubbele belasting

Hoofdstuk V. Bijzondere bepalingen

Artikel 22

Artikel 23. Non-discriminatie

Artikel 24. Procedure voor onderling overleg

Artikel 25. Uitwisseling van informatie

Artikel 26. Bijstand bij invordering

Artikel 27. Woonplaats gevolmachtigde minister

Artikel 28. Woonplaatsfictie ter zake van nederlandse schenk- en erfbelasting

Hoofdstuk VI. Slotbepalingen

Artikel 29. Overgangsregeling pensioenen, andere soortgelijke beloningen, als mede lijfrenten

Artikel 30 [Vervallen per 13-07-2024]

Artikel 31. Overgangsregeling ter zake van nederlandse schenk- en erfbelasting

Artikel 32. Overgangsregeling ter zake van aanmerkelijk belang natuurlijke personen

Artikel 33 [Vervallen per 13-07-2024]

Artikel 34 [Vervallen per 13-07-2024]

Artikel 35. Buitenwerkingstelling

Artikel 36. Invoeringswetgeving

Artikel 37. Inwerkingtreding

Artikel 38. Citeertitel