Home

Vennootschapsbelasting, juridische afsplitsing; toepassing artikel 14a, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969

Geldig vanaf 31 augustus 2022
Geldig vanaf 31 augustus 2022

Vennootschapsbelasting, juridische afsplitsing; toepassing artikel 14a, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969

Besluit 2022-188692

Voorafgaande besluiten
2021-5953
Versies van huidig besluit

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 31-08-2022]

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit bevat het beleid voor de juridische afsplitsing in de vennootschapsbelasting en vervangt het besluit van 28 april 2021, nr. 2021-5953, Staatscourant 2021, 22894.

De wijziging betreft de toevoeging van standaardvoorwaarde 10a met een regeling voor voortwenteling van voorheffingen over het afsplitsingstijdstip.

1. Inleiding

De juridische afsplitsing wordt geacht een overdracht te zijn (artikel 14a, eerste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969). In eenvoudige gevallen geldt voor de winst die daardoor wordt behaald een faciliteit direct op grond van de wet (artikel 14a, tweede lid). In andere gevallen kan ik de inspecteur toestaan onder het stellen van voorwaarden een faciliteit te verlenen (artikel 14a, derde lid).

In de paragrafen 2 tot en met 6 van dit besluit staat mijn beleid voor de toepassing van artikel 14a. Hier wordt onder andere ingegaan op de voorwaarden die in het algemeen worden gesteld bij de toepassing van artikel 14a, derde lid. Deze voorwaarden zijn opgenomen in bijlage 1 van dit besluit. Met nadruk wijs ik erop dat het algemene karakter van de voorwaarden meebrengt dat de voorwaarden worden gewijzigd of aangevuld al naar gelang de bijzondere omstandigheden van het geval.

In paragraaf 7 wordt onder andere een algemene toestemming verleend aan de inspecteur tot het afdoen van bepaalde verzoeken om toepassing van artikel 14a, derde lid. Paragraaf 7 bevat verder instructies voor de afdoening van verzoeken die wel en die niet onder de algemene toestemming vallen.

Paragraaf 8 bevat het beleid voor het meegeven van verliezen van de afsplitsende rechtspersoon aan de verkrijgende rechtspersoon, wanneer als rechtstreeks gevolg van een juridische afsplitsing de belastingplicht van de afsplitsende rechtspersoon eindigt.

In paragraaf 9 is het beleid opgenomen over te laat ingediende verzoeken om toepassing van artikel 14a, derde lid.

Paragraaf 10 bevat de intrekking van het besluit van het besluit van 28 april 2021, nr. 2021-5953. Paragraaf 11 geeft tot slot aan met ingang van welke datum dit besluit in werking treedt.

De goedkeuringen opgenomen in dit besluit zijn gebaseerd op de bevoegdheid mij verleend in artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

1.1. Gebruikte begrippen en afkortingen

  • Awb: Algemene wet bestuursrecht

  • Bvdb 2001: Besluit voorkoming dubbele belasting 2001

  • BW: Burgerlijk Wetboek

  • Wet Vpb 1969: Wet op de vennootschapsbelasting 1969

  • afsplitsing: een splitsing waarbij de splitsende rechtspersoon blijft bestaan als bedoeld in artikel 14a,Wet Vpb 1969

  • afsplitsende rechtspersoon: de rechtspersoon die in het kader van een afsplitsing vermogensbestanddelen overdraagt

  • verkrijgende rechtspersoon: de rechtspersoon die in het kader van een afsplitsing vermogensbestanddelen verkrijgt, dan wel de fiscale eenheid als bedoeld in artikel 15, Wet Vpb 1969 waartoe deze rechtspersoon (eventueel) behoort

  • overgedragen onderneming: de in het kader van de afsplitsing overgedragen dan wel reeds vóór het afsplitsingstijdstip aanwezige vermogensbestanddelen met de daarbij eventueel behorende activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon

  • afsplitsingstijdstip: het tijdstip met ingang waarvan de overgedragen vermogensbestanddelen worden geacht rechtstreeks voor rekening en risico van de verkrijgende rechtspersoon te komen

2. Systematiek van de regeling

Voor de vennootschapsbelasting wordt de afsplitsende rechtspersoon geacht de afgesplitste vermogensbestanddelen te hebben vervreemd aan de verkrijgende rechtspersoon (artikel 14a, eerste lid, Wet Vpb 1969). Daardoor ontstaat een situatie die overeenkomst vertoont met de bedrijfsfusie. De afsplitsende rechtspersoon zal moeten afrekenen over de meerwaarden die besloten liggen in de overgedragen vermogensbestanddelen, en over de daarmee samenhangende fiscale reserves, als geen mogelijkheid zou bestaan om de fiscale claim geheel of ten dele door te schuiven. Omdat er fiscaalrechtelijk sprake is van een overdracht, zal in dit besluit en in de voorwaarden zo veel mogelijk de term overdracht en niet de term overgang worden gebruikt.

In artikel 14a, tweede lid, Wet Vpb 1969 is bepaald dat de afsplitsende rechtspersoon de als gevolg van het eerste lid behaalde winst niet in aanmerking hoeft te nemen, als aan de volgende drie vereisten wordt voldaan:

  1. voor het bepalen van de winst bij de afsplitsende rechtspersoon en de verkrijgende rechtspersoon zijn dezelfde bepalingen van toepassing; en

  2. bij de verkrijgende rechtspersoon bestaat geen aanspraak op voorwaartse verrekening van verliezen op de voet van artikel 20, Wet Vpb 1969, op vermindering ter voorkoming van dubbele belasting ter zake van buitenlandse resultaten, op toepassing van de innovatiebox, op voortwenteling van een saldo aan renten op de voet van artikel 15b, op toepassing van de objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten, op toepassing van de deelnemingsverrekening of op toepassing van de verrekening bij buitenlandse ondernemingswinsten; en

  3. de afsplitsende rechtspersoon niet aanspraak kan maken op toepassing van de innovatiebox;

  4. de latere heffing is verzekerd.

Als aan deze cumulatieve vereisten wordt voldaan en door het tweede lid de winst buiten aanmerking wordt gelaten, treedt de verkrijgende rechtspersoon in de plaats van de afsplitsende rechtspersoon met betrekking tot al hetgeen in het kader van de afsplitsing is verkregen.

Als niet aan de vereisten van het tweede lid wordt voldaan, biedt het derde lid de mogelijkheid de winst buiten aanmerking te laten. Hiervoor moeten de afsplitsende rechtspersoon en de verkrijgende rechtspersoon vóór de civielrechtelijke afsplitsing een gezamenlijk verzoek indienen bij de inspecteur. Als het verzoek wordt ingewilligd, worden hieraan voorwaarden verbonden. De inspecteur beslist op het verzoek bij een voor bezwaar vatbare beschikking. Ook in deze situatie treedt de verkrijgende rechtspersoon bij inwilliging van het verzoek met betrekking tot al hetgeen in het kader van de afsplitsing is verkregen in de plaats van de afsplitsende rechtspersoon, voor zover nadere voorwaarden hierop geen inbreuk maken. De voorwaarden die door mij in het algemeen hierbij worden gesteld, worden toegelicht in paragraaf 6.

De faciliteit van het tweede en derde lid geldt niet voor elke overgang onder algemene titel in het kader van een afsplitsing. Zo geldt de beperking dat de afsplitsende en de verkrijgende rechtspersoon zijn gevestigd in Nederland, of in de zin van artikel 3.55, vijfde lid, van de Wet IB 2001 zijn gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie of een bij ministeriële regeling aangewezen staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (artikel 14a, elfde lid, Wet Vpb 1969). De fictieve vestigingsplaats van artikel 2, vijfde lid, Wet Vpb 1969 vindt hierbij geen toepassing.

Voor de volledigheid merk ik hier nog op dat ook bij een afsplitsing naar een buiten Nederland gevestigde verkrijgende rechtspersoon voldaan kan zijn aan de vereisten van het tweede lid. Wel zal zich bij een buiten Nederland gevestigde verkrijger regelmatig de situatie voordoen dat het overgedragen vermogen bij de buitenlandse verkrijger geheel of gedeeltelijk niet is onderworpen aan de Nederlandse vennootschapsbelasting. Heffing is dan niet verzekerd en een faciliteit is dan alleen mogelijk met toepassing van 14a, derde lid, Wet Vpb 1969.

Krachtens het zesde lid wordt de faciliteit van het tweede en derde lid van artikel 14a Wet Vpb 1969 niet verleend als de afsplitsing in overwegende mate is gericht op het ontgaan of uitstel van belastingheffing. Zie in dit verband paragraaf 3.3.

3. Nadere omschrijving wettelijke begrippen

3.1. Overgang onder algemene titel in het kader van een afsplitsing

3.2. Winst

3.3. Ontgaan of uitstellen van belastingheffing

3.4. Verkrijgende rechtspersoon is gevoegde dochtermaatschappij

4. Terugwerkende kracht afsplitsing

4.1. Goedkeuring en voorwaarden

4.2. Geen terugwerking voor zover geen fiscale faciliteit

5. Bijzondere situaties

5.1. In een buitenlandse vaste inrichting geleden, nog in te halen verliezen

5.2. De afsplitsende rechtspersoon heeft een opwaarderingsreserve gevormd in de zin van artikel 13ba, Wet Vpb 1969

5.3. Afsplitsende rechtspersoon behoudt subjectgebonden aanspraken

6. Toelichting op de voorwaarden

7. Formele aspecten van de indiening en afhandeling van verzoeken om een fiscaal geruisloze afsplitsing

7.1. Indiening verzoeken

7.2. Omvang algemene toestemming aan de inspecteur

7.3. Afdoening verzoeken die onder de algemene toestemming vallen; te stellen voorwaarden

7.3.1. Het verzoek wordt ingewilligd

7.3.2. het verzoek wordt afgewezen

7.3.3. Het verzoek wordt ingewilligd onder het stellen van een afwijkend afsplitsingstijdstip

7.4. Verzoeken die niet onder de algemene toestemming vallen

7.5. Gelijktijdige toepassing artikel 3.65 van de Wet IB 2001

7.6. Samenloop verzoeken artikel 14a en artikel 15, Wet Vpb 1969

8. Meegeven van verliezen bij einde belastingplicht afsplitsende rechtspersoon

8.1. Algemeen

8.2. Goedkeuring en voorwaarden

A. Vereisten voor goedkeuring

B. Aan de goedkeuring te verbinden voorwaarden

8.3. Indiening verzoeken

8.4. Toestemming aan de inspecteur

8.5. Verzoeken die niet onder toestemming vallen

9. Te laat ingediende verzoeken

9.1. Algemeen

9.2. Goedkeuring en voorwaarden

9.3. Indiening verzoeken

9.4. Toestemming aan de inspecteur

10. Ingetrokken regeling

11. Inwerkingtreding

Overzicht bijlagen:

Bijlage 1. (besluit nr. 2022-188692)

Bijlage 2. (besluit nr. 2022-188692)

Bijlage 3. (besluit nr. 2022-188692)

Bijlage 4. (besluit nr. 2022-188692)

Bijlage 5. (besluit nr. 2022-188692)

Bijlage 6. (besluit nr. 2022-188692)

Bijlage 7. (besluit nr. 2022-188692)