Home

Besluit toepassing voorschriften internationaal belastingrecht in de winstsfeer

Geldig vanaf 29 juni 2023
Geldig vanaf 29 juni 2023

Besluit toepassing voorschriften internationaal belastingrecht in de winstsfeer

Besluit 2023-11648

Voorafgaande besluiten
IFZ2008/52M, IFZ2004/828M
Versies van huidig besluit

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 29-06-2023]

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit bevat mijn uitleg van voorschriften die zijn opgenomen in belastingverdragen, het besluit voorkoming dubbele belasting 2001 en bepaalde artikelen in de Nederlandse heffingswetten in situaties die in de uitvoeringspraktijk ter zake van de belastingheffing in de winstsfeer zijn voorgelegd.

Een aantal van de hierin opgenomen standpunten is ontleend aan het ingetrokken besluit van 16 november 2004, nr. IFZ 2004/828M.

Tot slot is in onderdeel 2.8.1 van dit besluit verwerkt onderdeel 4 van het besluit van 4 april 2008, nr. IFZ2008/52M. Dat besluit wordt ingetrokken, omdat de andere onderdelen ervan hun belang hebben verloren.

1. Inleiding

Dit besluit betreft mijn uitleg van bepalingen ter voorkoming van dubbele belasting en dubbele niet-heffing in situaties die bij de belastingheffing in de winstsfeer in de uitvoeringspraktijk zijn voorgelegd. Het gaat daarbij om de toepassing van de door Nederland gesloten belastingverdragen, de in relatie met de andere landen van het Koninkrijk geldende regelingen ter voorkoming van dubbele belasting, en relevante bepalingen die zijn opgenomen in de Nederlandse regelgeving waaronder het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001.

De in dit besluit opgenomen vragen en antwoorden zijn thematisch gerangschikt, met als hoofdindeling: belastingverdragen, waaronder de Belastingregeling Nederland Curaçao (Hoofdstuk 2), het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 (Hoofdstuk 3), de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Wet inkomstenbelasting 2001 (Hoofdstuk 4) en de Wet op de dividendbelasting 1965 (Hoofdstuk 5). In Hoofdstuk 2 wordt zoveel mogelijk de volgorde aangehouden van de bepalingen die zijn opgenomen in het door de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) opgestelde modelbelastingverdrag1.

Daarnaast bevat dit besluit verwijzingen naar andere besluiten die de toepassing betreffen van specifieke onderwerpen die zijn opgenomen in de regelingen ter voorkoming van dubbele belasting. Hiermee beoog ik de kenbaarheid van mijn uitvoeringsbeleid op het gebied van het internationale belastingrecht te waarborgen.

1.1. Gebruikte begrippen en afkortingen

1 Multilateraal Verdrag ter implementatie van aan belastingverdragen gerelateerde maatregelen ter voorkoming van grondslaguitholling en winstverschuiving; Parijs, 24 november 2016 (Trb. 2017, 194.)

2. Belastingverdragen

Dit hoofdstuk bevat standpunten over de uitleg van bepalingen die zijn opgenomen in door Nederland met andere landen overeengekomen belastingverdragen. Hierbij is in voorkomende gevallen mede gebruikgemaakt van het Commentaar bij het OMV. Mede gelet op de hierover gewezen jurisprudentie (zie onder meer Hoge Raad 14 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1436), is daarbij uitgegaan van, wat ik noem, een beperkt dynamische interpretatie. Dit houdt allereerst in dat voor verdragsbepalingen die zijn gemodelleerd naar de bepalingen van het OMV, het Commentaar zoals dat luidde ten tijde van het overeenkomen van het desbetreffende verdrag van grote betekenis is. Daarnaast kan ook een wijziging van het Commentaar nadien van belang zijn voor de uitleg van de desbetreffende verdragsbepaling, voor zover die wijziging van het Commentaar een precisering of verduidelijking is van de bepaling van het OMV. Een standpunt over de uitleg van een in een concreet belastingverdrag opgenomen bepaling dat (mede) is gebaseerd op dat Commentaar bij het OMV kan dan ook als richtsnoer worden genomen voor de uitleg van vergelijkbare bepalingen in andere belastingverdragen. Uiteraard zal van geval tot geval moeten worden beoordeeld of er sprake is van voldoende vergelijkbaarheid met de bepalingen van het OMV, of een latere wijziging van het Commentaar kan worden aangemerkt als een precisering of verduidelijking en of de uitleg van een verdragsbepaling niet al uit het verdrag zelf of uit uitlatingen hierover door de verdragspartijen kan worden afgeleid. Voorts kan van belang zijn dat in een aantal verdragen een (protocol-) bepaling is opgenomen die ziet op de betekenis van het Commentaar bij het OMV (of het Commentaar bij het door de Verenigde Naties opgestelde modelbelastingverdrag) bij de uitleg van de verdragsbepalingen. In voorkomende gevallen moet dus ook de reikwijdte van zo’n “uitleg-bepaling” bij de beschouwing worden betrokken.

2.1. Personen op wie het verdrag van toepassing is

2.1.1. Verdragstoepassing hybride entiteit onder het verdrag met de Verenigde Staten (1993)

2.2. Belastingen waarop het verdrag van toepassing is

2.3. Algemene begripsbepalingen

2.4. Inwoner

2.4.1. Inwonerschap lichamen. Onderlinge overlegprocedure

2.4.2. Inwonerschap vrijgestelde entiteiten onder het verdrag met Zuid-Afrika (2005)

2.5. Vaste inrichting

2.5.1. Windmolenpark

2.5.2. ‘Sub-vi’ is niet mogelijk

2.6. Inkomen uit onroerende zaken

2.6.1. Bepaling vrij te stellen voordeel grensboer onder het verdrag met België (2001)

2.6.2. Bepaling vrij te stellen voordeel grensboer. Verdrag met Duitsland (2012)

2.7. Winst uit onderneming

2.8. Internationaal scheeps- en luchtvaartverkeer

2.8.1. Kortstondige opslag van containers in Nederland

2.9. Gelieerde ondernemingen

2.10. Dividenden

2.10.1. Houdsterperiode deelnemingsdividend onder het verdrag met Japan (2010)

2.10.2. Houdsterperiode deelnemingsdividend onder het verdrag met de Verenigde Staten (1993)

2.10.3. Trusts en deelnemingsdividend onder artikel 10, derde lid, onderdeel c, van het verdrag met de Verenigde Staten (1993)

2.10.4. Toepassing tijdelijke regeling artikel 30 BRNC bij deelnemingsdividenden als bedoeld in artikel 10, achtste lid, BRNC

2.10.5. Begrip ‘Bedrijfsmatige activiteiten’ in artikel 35 van het verdrag met de Verenigde Staten (1993)

2.10.6. Vergelijking MPT onder het verdrag NL-VK met de PPT uit het MLI

2.11. Interest

2.11.1. Betaling aangegroeide rente bij overdracht vordering onder het verdrag met Singapore (1971)

2.11.2. Bronheffing met betrekking tot langlopende lening onder het verdrag met Maleisië (1988)

2.11.3. Begrip ‘onderneming’ in artikel 11, derde lid, van het verdrag met België (2001)

2.12. Royalty’s

2.12.1. Kwalificatie geldstroom als royaltyvergoeding of als vergoeding voor dienstverlening onder het verdrag met Indonesië (2002)

2.12.2. Abonnementsgelden kwalificeren niet als royalty

2.13. Vermogenswinsten

2.13.1. Tijdstip beoordeling onroerende-zaaklichaam onder het verdrag met de Verenigde Staten (1993)

2.14. t/m 2.22 Zelfstandige arbeid – Inkomen uit dienstbetrekking – Directeursbeloningen – Artiesten en sportbeoefenaars – Pensioenen – Overheidsfuncties – Studenten – Overig inkomen – Vermogen

2.23. Vermijden van dubbele belasting

2.23.1. Tax Sparing Credit en geïmputeerde rente

2.24. Non-discriminatie

2.25. Procedure voor onderling overleg

2.26. t/m 2.28 Uitwisseling van informatie – Bijstand bij invordering van belastingschulden – Diplomatieke en consulaire ambtenaren

2.29. Recht op voordelen

2.29.1. Toepassing antimisbruikbepaling Wet DB onder het verdrag met Duitsland (2012)

2.30. t/m 2.32 Uitbreiding tot andere gebieden – inwerkingtreding – Beëindiging

3. Besluit voorkoming dubbele belasting 2001

4. Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en Wet inkomstenbelasting 2001

4.1. Vestigingsplaatsfictie

4.1.1. Omzetting van een buitenlandse rechtspersoon in een Nederlandse rechtsvorm

4.1.2. Open CV

4.2. Aftrekbare kosten

4.2.1. Aftrek Zwitserse bronbelasting op deelnemingsdividend

4.3. Eindafrekening

4.3.1. Vrijval opwaarderingsreserve bij zetelverplaatsing

4.4. Objectvrijstelling

4.4.1. Kwalificatie Britse overzeese gebieden als staat in de zin van artikel 15e Wet Vpb

4.4.2. Objectvrijstelling bij onopgeloste tiebreaker

4.4.3. Toerekening rente op vreemd vermogen aan vaste inrichting bij fiscale eenheid

4.4.4. Jaar waarin stakingsverlies in aanmerking wordt genomen bij toepassing artikel 15j, tweede lid, Wet Vpb

4.5. Buitenlandse belastingplicht

4.5.1. Vorming HIR bij einde buitenlandse belastingplicht

4.6. Verliesverrekening

4.6.1. Opvolgende vaste inrichtingen: verliesverrekening mogelijk?

5. Dividendbelasting

5.1. Dividendvergunning onder verdrag met PPT o.b.v. MLI

6. Intrekking

7. Inwerkingtreding

8. Citeertitel