Home

Centrale Raad van Beroep, 28-02-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:492, 23/2014 ANW

Centrale Raad van Beroep, 28-02-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:492, 23/2014 ANW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
28 februari 2024
Datum publicatie
15 maart 2024
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2024:492
Formele relaties
Zaaknummer
23/2014 ANW

Inhoudsindicatie

Afwijzing verzoek om herziening. De Svb heeft met juistheid geconcludeerd dat appellante niet voldoet aan de voorwaarden voor toekenning van een NAW-uitkering.

Uitspraak

23/2014 ANW-PV

Datum uitspraak: 28 februari 2024

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 28 april 2023, 22/2064 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [adres] , [woonplaats] (appellante)

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

Zitting heeft: A. Hogenboom, als lid van de enkelvoudige kamer

Griffier: R.R. Olde Engberink

Ter zitting van 28 februari 2024 is appelante niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. W. van den Berg.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1.1.

Appellante is gehuwd geweest met [echtgenoot] die op [overlijdensdatum] 2016 in [woonplaats] is overleden. Op dat moment ontving de echtgenoot van appellante een AOW-pensioen.1 De aanvraag van appellante om een nabestaandenuitkering op grond van de ANW2 is afgewezen met een besluit van 26 oktober 2016 omdat haar echtgenoot op de dag van overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Vastgesteld is dat de echtgenoot op de datum van zijn overlijden niet in Nederland woonachtig of werkzaam was en dat hij geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om zich vrijwillig te verzekeren voor de ANW. Ook was hij niet verzekerd volgens de Marokkaanse sociale wetgeving. Appellante heeft hiertegen bezwaar en beroep ingesteld. Met de uitspraak op verzet door de rechtbank Amsterdam van 9 april 20183 is het besluit in rechte komen vast te staan.

1.2.

In april 2019 heeft appellante de Svb gevraagd het besluit van 26 oktober 2016 te herzien. Dat verzoek is door de Svb afgewezen met een besluit van 27 mei 2019, dat in bezwaar en beroep in stand is gebleven.

1.3.

Met een brief van 30 oktober 2020, door de Svb ontvangen op 19 januari 2021, heeft appellante de Svb nogmaals gevraagd het besluit van 26 oktober 2016 te herzien. Met een besluit van 13 april 2021 heeft de Svb dat verzoek afgewezen en de afwijzing na bezwaar gehandhaafd met een besluit van 2 maart 2022 (bestreden besluit). Hieraan heeft de Svb ten grondslag gelegd – onder verwijzing naar artikel 4:6 van de Awb4 – dat appellante geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd en dat niet is gebleken van een onmiskenbaar onjuist besluit.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

Het standpunt van appellante

3. Appellante is het met die uitspraak niet eens. Zij voert aan dat haar een ANW-uitkering moet worden toegekend omdat zij zich in een slechte financiële situatie bevindt. Haar overleden echtgenoot is in Nederland in loondienst werkzaam geweest en heeft daarna een AOW-pensioen ontvangen.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels