Home

Gerechtshof Amsterdam, 14-07-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:2287, 21/01130

Gerechtshof Amsterdam, 14-07-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:2287, 21/01130

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
14 juli 2022
Datum publicatie
12 augustus 2022
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2022:2287
Formele relaties
Zaaknummer
21/01130
Relevante informatie
Art. 7:4 Awb, Art. 6:17 Awb, Art. 40a WOZ

Inhoudsindicatie

Reikwijdte art. 7:4 Awb en art. 40 Wet WOZ juncto art. 6:17 Awb.

Uitspraak

Kenmerk 21/01130

14 juli 2022

uitspraak van de vijfde enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,

gemachtigde: [gemachtigde]

tegen de uitspraak van 22 juli 2021 in de zaak met kenmerk HAA 20/1267 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Haarlem, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) met dagtekening 28 februari 2019 de waarde van de onroerende zaak bekend als [adres] te [plaats] (hierna: de woning) op de waardepeildatum 1 januari 2018 voor het kalenderjaar 2019 (hierna: de WOZwaarde) vastgesteld op € 669.000. In hetzelfde geschrift is de aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2019 bekendgemaakt.

1.2.

Na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak, gedagtekend 11 december 2019, de WOZ-waarde en de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Bij uitspraak van 22 juli 2021 heeft de rechtbank daarop als volgt beslist (in deze uitspraak wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’):

“De rechtbank:

-

verklaart het beroep ongegrond;

-

veroordeelt verweerder tot betaling van een immateriële schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 375;

-

veroordeelt de Minister voor Rechtsbescherming tot betaling van een immateriële schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 125;

-

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 267;

-

veroordeelt de Minister voor Rechtsbescherming in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 267;

-

draagt verweerder op de helft van het betaalde griffierecht, zijnde een bedrag van € 24, aan eiser te vergoeden;

-

draagt de Minister voor Rechtsbescherming op de helft van het betaalde griffierecht, zijnde een bedrag van € 24, aan eiser te vergoeden.”

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 6 september 2021 en bij brief van 29 november 2021 door belanghebbende aangevuld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Op 25 april 2022 heeft het Hof een nader stuk ontvangen van belanghebbende en op 2 mei 2022 heeft het Hof een nader stuk ontvangen van de heffingsambtenaar. Afschriften van deze stukken zijn aan de wederpartij verstrekt.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 juni 2022. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

Het Hof stelt de volgende feiten vast:

2.1.

In het bezwaarschrift met dagtekening 29 maart 2019 is vermeld:

“Ik verzoek u, bij niet volledig tegemoetkoming aan het bezwaar, op basis van art. 40 Wet WOZ de opbouw van de kavelwaarde, de zogenoemde grondstaffel, en de taxatiekaart met daarop vermeld de KOUDV- en liggingsfactoren van het onderhavige object en van de door u opgevoerde vergelijkingsobjecten tijdig voor het plaatsvinden van de hoorzitting te verstrekken.”

Daarop zijn in de bezwaarfase een taxatieverslag en de onderstaande grafiek (hierna: de grafiek) aan belanghebbende gezonden.

[de grafiek]

2.2.

In de beroepsfase heeft de heffingsambtenaar de onderstaande matrix (hierna: de matrix) ingebracht.

[de matrix]

2.3.

Ter zitting van het Hof heeft de heffingsambtenaar over de grafiek en de matrix het volgende verklaard:

“De waarde van de kavel van het onderhavige object is vastgesteld op basis van het kavelmodel dat in bezwaar is verstrekt. Dit model is weergegeven in een grafiek met op de xas de oppervlakte van een kavel in m2 en op de y-as de gemiddelde waarde daarvan in euro per m2. De grondstaffel in de matrix (de zogenaamde ‘blokkendoos’) is gemaakt aan de hand van dezelfde gegevens. In de grafiek staat de gemiddelde waarde van alle vierkante meters, in de matrix is de marginale waarde – de waarde van de extra vierkante meters – opgenomen. De weergaven zijn anders, maar de data zijn gelijk. Als er al een verschil is, betreft het finetuning. Dit is met het verstrijken van de tijd soms nodig om de staffel zuiver te houden. De berekende eindwaarde van de kavel is volgens beide grondstaffels gelijk of in ieder geval nagenoeg gelijk.”

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In hoger beroep is nog in geschil of de heffingsambtenaar in de bezwaarfase mocht volstaan met het ter inzage leggen van de door de gemachtigde – in aanvulling op het taxatieverslag – gevraagde gegevens, dan wel (afschriften van) deze gegevens aan de gemachtigde had moeten toezenden. Tussen partijen is in hoger beroep niet langer in geschil of de WOZ-waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Belanghebbende heeft zich verenigd met de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarde van € 669.000.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil in hoger beroep

6 Kosten

7 Beslissing