Home

Gerechtshof Amsterdam, 17-10-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2606, 22/2534 en 22/2551

Gerechtshof Amsterdam, 17-10-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2606, 22/2534 en 22/2551

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
17 oktober 2023
Datum publicatie
8 november 2023
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:2606
Formele relaties
Zaaknummer
22/2534 en 22/2551
Relevante informatie
Art. 17 Wet WOZ, Art. 22 Wet WOZ, Art. 15.33 WMB, Art. 217 Gemw

Inhoudsindicatie

Dubbel hoger beroep. Hoger beroep belanghebbende ongegrond. WOZ 2021 wordt niet verder verminderd dan rechtbank heeft gedaan. Hoger beroep heffingsambtenaar gegrond. Aanslag afvalstoffenheffing o.b.v. meerpersoonshuishouden blijft in stand. Rechtbank heeft deel Verordening afvalstoffenheffing 2021 van gemeente Haarlem ten onrechte buiten toepassing verklaard. Exceptieve toetsing. Rechter past terughoudendheid bij beoordeling gemeentelijke verordening.

Uitspraak

kenmerken 22/2534 en 22/2551

17 oktober 2023

uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van de gemeente [Z] , de heffingsambtenaar,

tegen de uitspraak van 10 november 2022 in de zaak met kenmerk HAA 21/4199 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar,

en tevens op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking met dagtekening 26 februari 2021 op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde (hierna: de WOZ-waarde) van de woning aan het adres [A-straat] te [Z] (hierna: de woning) voor het kalenderjaar 2021 naar waardepeildatum 1 januari 2020 vastgesteld op € 349.000. In hetzelfde geschrift is de aanslag onroerendezaakbelastingen en de aanslag afvalstoffenheffing 2021 bekendgemaakt.

1.2.

Het daartegen gemaakte bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak, gedagtekend 5 juli 2021, gedeeltelijk gegrond verklaard, waarbij de WOZ-waarde is verminderd tot € 341.000 en de aanslag afvalstoffenheffing is gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft bij brief van 6 augustus 2021, door de rechtbank ontvangen op 11 augustus 2021, beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 10 november 2022 heeft de rechtbank als volgt op het beroep beslist (belanghebbende en de heffingsambtenaar worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’):

“De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de waarde van de woning tot € 297.000;

- vermindert de aanslag onroerendezaakbelastingen tot een bedrag berekend naar een waarde van € 297.000;

- vermindert de aanslag afvalstoffenheffing tot € 270;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 3,70, en

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49 aan eiser te vergoeden.”

1.4.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank door de heffingsambtenaar ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 16 december 2022. Bij brief van 14 maart 2023, ingekomen bij het Hof op 30 maart 2023, heeft belanghebbende een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 21 december 2022. De heffingsambtenaar heeft op 4 april 2023 een verweerschrift ingediend.

1.6.

Op 31 augustus 2023 is een nader stuk van belanghebbende ingekomen bij het Hof.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 september 2023. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:

“1. Eiseres is genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woning. De woning is een tussenwoning, gebouwd in 1927. De inhoud van de woning is 286 m³ en de oppervlakte van het perceel is 119 m². De woning is voorzien van een dakkapel en een berging.

2. Op 1 januari 2021 woonde eiseres samen met haar zoon in de woning. De zoon van eiseres is op 4 januari 2021 verhuisd.”

2.2.

Het Hof gaat ook uit van de hiervoor vermelde feiten.

3 Geschil in hoger beroep

In hoger beroep is, evenals in eerste aanleg, in geschil:

( a) of de waarde van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2020 niet te hoog is vastgesteld, en

( b) of artikel 5, aanhef en onderdeel b, van de Verordening afvalstoffenheffing 2021 van de gemeente [Z] (hierna: de Verordening 2021) ten aanzien van belanghebbende terecht buiten toepassing is gelaten.

4 4. Overwegingen van de rechtbank

5 5. Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 7. Beslissing