Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-03-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:2614, 21/01613

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-03-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:2614, 21/01613

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
28 maart 2023
Datum publicatie
7 april 2023
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2023:2614
Formele relaties
Zaaknummer
21/01613
Relevante informatie
Art. 32 lid 2 Iw 1990, Art. 36 Iw 1990, Art. 7 Uitv.besl. Iw 1990

Inhoudsindicatie

Invordering. Aansprakelijkstelling. Doorlopende werking melding betalingsonmacht. Geen sprake van aan belanghebbende te wijten kennelijk onbehoorlijk bestuur.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer BK-ARN 21/01613

uitspraakdatum: 28 maart 2023

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 4 oktober 2021, nummer AWB 20/3138, ECLI:NL:RBGEL:2021:5242, in het geding tussen belanghebbende en

de ontvanger van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Ontvanger)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende is bij beschikking van 26 april 2019 (kenmerk: [nummer] .A06.901) als bestuurder van [naam1] B.V. aansprakelijk gesteld voor onbetaald gebleven naheffingsaanslagen loonheffingen en omzetbelasting betreffende tijdvakken in het jaar 2016 tot een totaalbedrag van € 528.568,33.

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar van 12 mei 2020 heeft de Ontvanger het bezwaar ongegrond verklaard en de aansprakelijkstelling gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2023. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en mr. M.B. Weijers, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam2] namens de Ontvanger, bijgestaan door [naam3] en [naam4] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende was vanaf 21 december 2011 bestuurder van [naam5] B.V.

2.2.

[naam5] B.V. was enig aandeelhouder en tevens bestuurder van [naam1] B.V. (hierna: de Vennootschap).

2.3.

Op 8 juni 2015 heeft de Ontvanger een namens de Vennootschap ingevuld en door belanghebbende ondertekend formulier ‘Melding betalingsonmacht bij belastingen en premies’ ontvangen. Als belastingaanslagen die niet kunnen worden betaald zijn vermeld:

Aangifte/aanslagnummer

Tijdvak

Openstaand bedrag

[nummer1]

01-01-2015 t/m 31-3-15

€ 65.502

[nummer2]

01-03-2015 t/m 31-3-15

€ 30.810

[nummer3]

4e kwartaal 2014

€ 25.554

[nummer4]

Febr. 2015

€ 29.971

Bij de beschrijving van omstandigheden is de volgende tekst opgenomen:

‘In de afgelopen jaren zijn wij zeer snel gegroeid als onderneming, waarbij ook de administratieve zaken mee diende te groeien. Echter was het boekhoudkantoor hier niet op ingericht waardoor er steeds vaker achterstanden naar voren kwamen. Uiteindelijk hebben is er een geschil ontstaan waarbij ons boekhoudkantoor ons de toegang tot onze boekhouding heeft ontzegt en de werkzaamheden voor onze organisatie heeft opgeschort. Hierdoor hadden wij geen goed zicht op de ondernemen, maar ook was er dus al een geschil over eerdere werkzaamheden die invloed hadden om onze liquiditeitspositie. Uiteindelijk hebben we een nieuw kantoor gevonden, welke sinds afgelopen week pas over de cijfers beschikt en is ons eigenlijk duidelijk geworden dat de zaken niet spoedig opgelost kunnen worden.

Wij verwachten nog dit jaar aan al onze betalingsverplichtingen te kunnen voldoen aangezien er wel winst gemaakt wordt en we de nodige maatregelen hebben getroffen om spoedig weer het e.e.a. in te kunnen lossen.’

2.4.

Bij brief van 9 juni 2015 heeft de Ontvanger belanghebbende medegedeeld de melding betalingsonmacht van 8 juni 2015 als niet rechtsgeldig aan te merken, omdat de melding niet is gedaan binnen twee weken na de dag waarop de belasting moest worden afgedragen of zijn voldaan.

2.5.

De vennootschap heeft vanaf de onder 2.3. vermelde melding tot aan haar faillissement steeds een achterstand gehad in haar betalingsverplichtingen jegens de Ontvanger betreffende de omzetbelasting en loonheffingen. De onder 2.3. vermelde belastingschulden zijn door de Vennootschap wel voldaan.

2.6.

Op 3 augustus 2015 heeft de Ontvanger een namens de Vennootschap ingevuld en door belanghebbende ondertekend formulier ‘Melding betalingsonmacht bij belastingen en premies’ ontvangen. Als belastingaanslagen die niet kunnen worden betaald zijn vermeld:

Aangifte/aanslagnummer

Tijdvak

Openstaand bedrag

[nummer5]

2e kwartaal OB

€ 85.678

De beschrijving van de omstandigheden die aanleiding hebben gegeven tot de betalingsonmacht, is identiek aan de tekst opgenomen in de onder 2.3. genoemde melding.

2.7.

In het dossier bevindt zich een brief van 17 augustus 2015 waarin de Ontvanger belanghebbende heeft verzocht nadere informatie te verstrekken met het oog op de beoordeling van de op 3 augustus 2015 ontvangen melding betalingsonmacht. In de brief is onder meer het volgende opgenomen:

‘U geeft aan dat er winst wordt gemaakt en dat betalingen wel binnenkomen. Kunt u mij aangeven waarom er dan geen belasting betaald kan worden?

Ik wil graag inzage in de financiële gegevens van de onderneming per 31 juli 2015. Graag ontvang ik van u daarom kopieën van de bankafschriften van de maand juli 2015. Ook ontvang ik van u graag de jaarcijfers van 2013 en 2014 en een actuele debiteuren- en crediteurenlijst met de naam adres en woonplaatsgegevens van de debiteuren en crediteuren. Ik wil ook graag een lijst van het onderhanden werk en een prognose voor de rest van 2015.

Verder wil ik u nog op het volgende opmerkzaam maken. Een rechtspersoon die niet in staat is zijn belasting binnen de daarvoor gestelde termijn te voldoen moet aan de ontvanger zijn betalingsonmacht melden. De melding is tijdig als die uiterlijk twee weken na de dag waarop de belasting moet worden afgedragen of zijn voldaan, bij de ontvanger is ingediend. De melding kan worden gesplitst in twee fasen: de mededeling dat de belasting niet kan worden betaald, waarbij de oorzaken van de betalingsonmacht moeten worden vermeld (1e fase) en het desgevraagd verstrekken van nadere gegevens, inlichtingen en het overleggen van stukken (2e fase).

De informatie, gegevens, inlichtingen en/of gegevensdragers die ik van u heb gevraagd, heb ik nodig voor de beoordeling van de rechtsgeldigheid van uw melding.

Als u de gevraagde informatie, gegevens, inlichtingen en/of gegevensdragers niet, niet tijdig of onvolledig verstrekt, heeft dit tot gevolg dat uw melding niet rechtsgeldig is. Artikel 36 van de Invorderingswet 1990 bepaalt in die situatie dat de bestuurders van de rechtspersoon aansprakelijk zijn. De aansprakelijkheid berust op het wettelijk vermoeden dat de niet-betaling van de belastingschuld het gevolg is van verwijtbaar kennelijk onbehoorlijk bestuur door de bestuurders.’

2.8.

In het dossier bevindt zich een brief van 17 september 2015 waarin de Ontvanger belanghebbende heeft medegedeeld de melding betalingsonmacht van 3 augustus 2015 als niet rechtsgeldig aan te merken, omdat de in de brief van 17 augustus 2015 gevraagde informatie niet is verstrekt.

2.9.

Namens de Vennootschap is op 15 juni 2016 (door de Ontvanger op 20 juni 2016 ontvangen) een ‘Verzoek betalingsregeling en uitstel van betaling van belasting en/of premie’ ingediend. In de toelichting op de eerste bladzijde van dit formulier staat onder meer:

‘Om uw verzoek om uitstel ook als een melding van betalingsonmacht te laten gelden, moet u bij vraag 8 inzicht geven in de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de verschuldigde belasting niet op aangifte is afgedragen, voldaan of betaald. Om uw verzoek-om uitstel ook als een melding van betalingsonmacht te laten gelden, moet u bij vraag 8 de oorzaak van de betalingsonmacht vermelden. Als geen melding van betalingsonmacht wordt gedaan, kunnen de bestuurders aansprakelijk

worden gesteld voor de schulden van de onderneming.’

Bij vraag 8 in het formulier is de volgende tekst opgenomen:

‘Door het overnemen van de administratie waren telkens termijnen blijven liggen.’

2.10.

Op 26 oktober 2016 is het faillissement van de Vennootschap uitgesproken.

2.11.

Bij brief van 6 maart 2019 heeft de Ontvanger belanghebbende geïnformeerd voornemens te zijn belanghebbende op grond van artikel 36 van de Invorderingswet 1990 (hierna: IW 1990) aansprakelijk te stellen voor de onbetaald gebleven belastingschulden van de Vennootschap. Als bijlage bij de brief is een concept beschikking aansprakelijkstelling gevoegd. In de brief wordt belanghebbende tot 27 maart 2019 in de gelegenheid gesteld te reageren op het voornemen tot aansprakelijkstelling. In de brief is onder meer het volgende opgenomen:

‘U kunt uw zienswijze over het voornemen om u aansprakelijk te stellen kenbaar maken. U kunt dit schriftelijk doen of dit toelichten tijdens een mondeling onderhoud. U kunt feiten en omstandigheden voorleggen waarmee rekening kan worden gehouden voordat de aansprakelijkstelling wordt uitgebracht. U krijgt hiervoor de tijd tot 27 maart 2019.’

2.12.

In een brief van 3 april 2019 wordt namens belanghebbende gereageerd op het voornemen tot aansprakelijkstelling.

2.13.

Bij beschikking van 26 april 2019 heeft de Ontvanger belanghebbende op grond van artikel 36 van de IW 1990 aansprakelijk gesteld voor de volgende bedragen:

Aanslagnummer

Tijdvak

Bedrag

[nummer] .A01.6020

februari 2016

€ 33.517

[nummer] .A01.6030

maart 2016

€ 36.717

[nummer] .A01.6050

mei 2016

€ 40.774

[nummer] .A01.6060

juni 2016

€ 45.670

[nummer] .A01.6070

juli 2016

€ 47.839

[nummer] .A01.6080

augustus 2016

€ 42.294

[nummer] .A01.6090

september 2016

€ 48.693

[nummer] .A01.6100

oktober 2016

€ 22.863

[nummer] .F01.6020

februari 2016

€ 28.494

[nummer] .F01.6030

maart 2016

€ 45.680

[nummer] .F01.6050

mei 2016

€ 25.098

[nummer] .F01.6060

juni 2016

€ 58.808

[nummer] .F01.6070

juli 2016

€ 17.499

[nummer] .F01.6090

september 2016

€ 29.715

[nummer] .F01.6100

oktober 2016

€ 4.907

Totaal

€ 528.568

Geen van de belastingschulden waarvoor belanghebbende aansprakelijk is gesteld betreft een naheffingsaanslag waarop de regeling van artikel 7, lid 2, van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 (hierna: het Uitvoeringsbesluit) van toepassing is.

2.14.

De Rechtbank heeft geoordeeld dat belanghebbende terecht op grond van artikel 36 van de IW 1990 aansprakelijk is gesteld, omdat namens de Vennootschap geen rechtsgeldige melding van betalingsonmacht is gedaan en belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat het niet tijdig melden van betalingsonmacht niet aan hem te wijten is.

2.15.

Tot de gedingstukken behoort een tussen belanghebbende en de Vennootschap gesloten huurovereenkomst van 1 januari 2012, betreffende de verhuur van een bedrijfsruimte door belanghebbende aan de Vennootschap tegen een prijs van € 45.600 per jaar.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of belanghebbende terecht ingevolge artikel 36 van de IW 1990 aansprakelijk is gesteld voor de onder 2.13. genoemde belastingschulden van de Vennootschap. Het geschil spitst zich daarbij toe op de vraag of tijdig namens de Vennootschap betalingsonmacht is gemeld. Zo niet, dan is in geschil of belanghebbende moet worden toegelaten het wettelijk vermoeden dat sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur te weerleggen. Voor het geval wel sprake is van een geldige melding betalingsonmacht, is tussen partijen in geschil of de betalingsonmacht te wijten is aan kennelijk onbehoorlijk bestuur.

3.2.

Belanghebbende voert aan dat tijdig rechtsgeldige meldingen van betalingsonmacht zijn gedaan en dat geen sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur. De Ontvanger betwist dat geldige meldingen van betalingsonmacht hebben plaatsgevonden, terwijl belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat het niet melden niet aan hem te wijten is. Voorts stelt de Ontvanger dat sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur, zodat de aansprakelijkstelling om die reden in stand moet blijven. De hoogte van het bedrag waarvoor belanghebbende aansprakelijk is gesteld, is niet in geschil.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing