Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-07-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:4349, 23/2791 t/m 23/2793

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-07-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:4349, 23/2791 t/m 23/2793

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
15 juli 2025
Datum publicatie
25 juli 2025
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2025:4349
Formele relaties
Zaaknummer
23/2791 t/m 23/2793
Relevante informatie
Art. 14 Verdrag Nederland-Duitsland

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Aftrek ter voorkoming van dubbele belasting.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers BK-ARN 23/2791 tot en met 23/2793

uitspraakdatum: 15 juli 2025

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 22 augustus 2023, nummers AWB 21/1299, AWB 21/3848 en AWB 22/51, ECLI:NL:RBGEL:2023:4764, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Eindhoven (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn de navolgende aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, waarbij tevens bij beschikking belastingrente in rekening is gebracht:

Belastbaar inkomen uit werk en woning

Aftrek elders belast inkomen

Belastingrente

2015

€ 62.135

€ 1.634

2016

€ 45.427

€ 2.661

€ 667

2017

€ 70.613

€ 6.838

€ 1.332

1.2.

Tegen deze aanslagen en beschikkingen heeft belanghebbende telkens bezwaar gemaakt.

1.3.

Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 29 januari 2021 heeft de Inspecteur het bezwaar betreffende het jaar 2015 gegrond verklaard, de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 56.420 en rekening houdend met een aftrek elders belast van € 4.702. De belastingrente is dienovereenkomstig verminderd. Verder is een kostenvergoeding van € 795 toegekend.

1.4.

Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 22 juni 2021 heeft de Inspecteur het bezwaar betreffende het jaar 2016 gegrond verklaard, de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 45.427 en rekening houdend met een aftrek elders belast van € 2.871. De belastingrente is dienovereenkomstig verminderd. Verder is een kostenvergoeding van € 530 toegekend.

1.5.

Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 1 oktober 2021 heeft de Inspecteur het bezwaar betreffende het jaar 2017 ongegrond verklaard.

1.6.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd en de aanslagen als volgt verminderd:

Belastbaar inkomen uit werk en woning

Buitenlands inkomen waarvoor aftrek elders belast (39,1% van het buitenlands inkomen)

2015

€ 54.198

€ 21.053

2016

€ 45.427

€ 17.498

2017

€ 70.613

€ 27.583

De beschikkingen inzake de belastingrente zijn dienovereenkomstig verminderd. Daarbij zijn vergoedingen toegekend voor de proceskosten van belanghebbende (€ 3.103) en het betaalde griffierecht (in totaal € 147).

1.7.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.8.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 mei 2025. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en mr. J.A.M. Kamps, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] en [naam2] namens de Inspecteur. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat bij deze uitspraak is gevoegd.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende woont in Nederland en is als verkeersvlieger (co-piloot) werkzaam voor [naam3] , een in Ierland gevestigde luchtvaartmaatschappij, met als basis vliegveld [plaats1] , Duitsland.

2.2.

Tot 1 oktober 2017 heeft belanghebbende zijn werkzaamheden voor [naam3] verricht via een zogenoemde zelfstandigheidsconstructie. In die constructie werd belanghebbende tewerkgesteld via [naam4] , een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde vennootschap (hierna: de Contractor). De (maandelijkse) beloning voor de door belanghebbende verrichtte werkzaamheden heeft de Contractor overgemaakt aan [naam5] , een in Ierland gevestigde vennootschap waarvan belanghebbende medeaandeelhouder is (hierna: de Service Company). De accountant van de Service Company stortte die beloning, na administratieve verwerking, door naar belanghebbende.

2.3.

Met betrekking tot de door belanghebbende te verrichten werkzaamheden zijn de Contractor en de Service Company op 10 maart 2014 een Contract for Services overeengekomen. Volgens die overeenkomst betaalt de Contractor aan de Service Company in de basis een (vaste) vergoeding van € 70 per ‘scheduled block hour’, dat is – kort gezegd – de geplande vluchttijd, eventueel te verhogen met een ‘out of base allowance’. In een bijlage bij de overeenkomt (Schedule 1) is de vergoedingsregeling nader uitgewerkt. Volgens Schedule 1 maakt de Service Company – onder voorwaarden – aanspraak op vergoeding van ten minste dertig ‘scheduled block hours’ per maand.

2.4.

Per 1 oktober 2017 is belanghebbende rechtstreeks in loondienst werkzaam bij [naam3] .

2.5.

Bij het opleggen van de aanslagen IB/PVV 2015 tot en met 2017 is de Inspecteur afgeweken van de aangiften, zowel voor wat betreft het belastbaar inkomen uit werk en woning (de hoogte van het belastbaar loon) als de in aanmerking te nemen aftrek ter voorkoming van dubbele belasting betreffende de jaren 2016 en 2017 (zie 1.1).

2.6.

Naar aanleiding van het bezwaar tegen die aanslagen heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar het belastbaar inkomen uit werk en woning voor het jaar 2015 verminderd en voor de jaren 2015 en 2016 een (hogere) aftrek ter voorkoming van dubbele belasting in aanmerking genomen (zie 1.3 en 1.4). De aanslag IB/PVV 2017 is gehandhaafd (zie 1.5).

2.7.

Naar aanleiding van de beroepsprocedure betreffende de aanslag IB/PVV 2014 is een mediationtraject gevolgd. In dat kader is ook gesproken over de aanslagregeling IB/PVV 2015 en de daarop volgende jaren. Voor wat betreft de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting is afgesproken dat het vluchtrooster van het jaar 2016 geldt voor alle in geschil zijnde belastingjaren. Op basis van die gegevens hebben belanghebbende en de Inspecteur over en weer berekeningen gemaakt.

2.8.

In de berekeningen van belanghebbende wordt een onderscheid gemaakt in:

-

vluchtduur (waarvan een deel boven Duitsland),

-

taxi in/uit (waarvan een deel in Duitsland),

-

turnaround (waarvan een klein deel in Duitsland),

-

reporting / debriefing (geheel in Duitsland),

-

stand-by (geheel in Duitsland).

Tijdens de stand-by tijd moet belanghebbende zich beschikbaar houden om – buiten het reguliere vluchtrooster om – ingezet te worden op vluchten vanaf vliegveld [plaats1] , Duitsland.

2.9.

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het belastbare inkomen uit werk en woning voor het jaar 2015 verminderd (zie 1.6). Voor wat betreft de in aanmerking te nemen aftrek ter voorkoming van dubbele belasting heeft de Rechtbank geoordeeld dat, naast de vluchtduur (scheduled block hours), ook de tijd meetelt die gepaard gaat met het taxiën op een vliegveld, evenals de tijd voor turnaround en reporting / debriefing, aangezien deze werkzaamheden en de daarmee gemoeide tijd onlosmakelijk zijn verbonden met de werkzaamheden die belanghebbende tijdens vluchten verricht. De stand-by tijd heeft de Rechtbank niet in aanmerking genomen, omdat die werkzaamheden in een te ver verwijderd verband staan van de wel uitgevoerde vluchten en daarmee niet onlosmakelijk zijn verbonden. Volgens de Rechtbank heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat hij ook voor de stand-by diensten in Duitsland is geweest. Bovendien heeft belanghebbende de (onderbouwde) stelling van de Inspecteur dat belanghebbende voor de stand-by tijd niet werd beloond, onvoldoende gemotiveerd betwist. Belanghebbende heeft nagelaten stukken in het geding te brengen waaruit volgt dat hij daarvoor een beloning ontving en zo ja welke. De Rechtbank heeft voor de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting het in aanmerking te nemen buitenlands inkomen uiteindelijk berekend op 39,1% van het buitenlandse loon uit dienstbetrekking.

2.10.

In hoger beroep heeft belanghebbende een op 21 september 2023 door [naam6] , CEO van [naam7] , ondertekende verklaring ingebracht over stand-by diensten, die – voor zover van belang – luidt als volgt:

“All pilots are rostered their duties by the client airline and this will form part of their monthly roster.

Standby duties are unpaid unless one is asked to operate. However, standby requires that if the individual is required to operate, they must be airside in the crew room, in uniform and ready to work within 60 minutes of a call.

Therefore, particularly where someone is resident in another country, they must be physically able to satisfy the above criteria as they must allow for travel to airport, security screening and passport controls etc.”

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2015, 2016 en 2017 – ook na vermindering door de Rechtbank – te hoog zijn vastgesteld. Het hoger beroep is toegespitst op de in aanmerking te nemen aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. De vraag of de stand-by tijd daarbij in aanmerking moet worden genomen als onderdeel van de in Duitsland uitgeoefende dienstbetrekking, houdt partijen daarbij in het bijzonder verdeeld.

3.2.

Daarnaast klaagt belanghebbende erover dat de Rechtbank geen vergoeding van immateriële schade (hierna: VIS) heeft toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg.

3.3.

De hoogte van het in aanmerking te nemen belastbaar loon over de jaren 2015 tot en met 2017, en daarmee het belastbaar inkomen uit werk en woning voor die jaren zoals de Rechtbank dat nader heeft berekend, is in hoger beroep niet langer in geschil. Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof bevestigd zich daarmee te kunnen verenigen, nu de Inspecteur tegen de desbetreffende oordelen en beslissingen van de Rechtbank geen (incidenteel) hoger beroep heeft ingesteld.

3.4.

Ter zitting van het Hof heeft belanghebbende verder zijn beroepsgrond tegen de door de rechtbank toegekende kostenvergoeding voor de bezwaarfase uitdrukkelijk en ondubbelzinnig ingetrokken. De Inspecteur heeft toegezegd dat de eerder bij uitspraak op bezwaar betreffende de jaren 2015 en 2016 toegekende kostenvergoedingen niet in mindering zullen worden gebracht op de proceskostenvergoeding die de Rechtbank heeft toegekend.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing