Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-02-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:588, 23/624 t/m 23/628
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-02-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:588, 23/624 t/m 23/628
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 4 februari 2025
- Datum publicatie
- 14 februari 2025
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2023:520, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 23/624 t/m 23/628
- Relevante informatie
- Art. 6.3 Wet IB 2001, Art. 6.40 Wet IB 2001, Art. 8:36c Awb
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Diverse correcties aanslagregeling.
Uitspraak
Locatie Arnhem
nummers BK-ARN 23/624 tot en met 23/628
uitspraakdatum: 4 februari 2025
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 2 februari 2023, nummers ARN 22/457, 22/460, 22/464, 22/1003 en 22/1004 in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn over de jaren 2014 en 2015 navorderingsaanslagen en voor de jaren 2016, 2017 en 2018 aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Daarbij is hem telkens belastingrente in rekening gebracht. Wat betreft de jaren 2017 en 2018 zijn aan belanghebbende voorts vergrijpboeten opgelegd.
Na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, zijn deze belastingaanslagen, beschikkingen belastingrente en vergrijpboeten door de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken op bezwaar beroepen ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 16 januari 2025 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen: [naam1] en [naam2] namens de Inspecteur. Belanghebbende is zonder kennisgeving aan het Hof niet verschenen. Belanghebbende is bij bericht van 21 november 2024 uitgenodigd voor de zitting met vermelding van datum, plaats en tijdstip van de zitting. Dit bericht is geplaatst in het digitale dossier op Mijn Rechtspraak. Van de plaatsing van het hiervoor vermelde bericht in dit digitale dossier is eveneens op 21 november 2024 een kennisgeving verzonden naar het door belanghebbende voor dit doel opgegeven e-mailadres. Op grond hiervan neemt het Hof aan dat belanghebbende dit bericht heeft ontvangen, en wel, gelet op artikel 8:36c, tweede lid, van de Awb, op 21 november 2024 (vgl. HR 8 december 2023, ECLI:NL:HR:2023:1711).
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is [in] 1990 in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met [naam3] (hierna: de ex-echtgenote). Uit dit huwelijk zijn in 1995 en 1998 twee kinderen geboren.
Bij beschikking van de Rechtbank Zutphen van 17 september 2008 is de echtscheiding tussen belanghebbende en de ex-echtgenote uitgesproken. Het huwelijk is [in] 2008 ontbonden door inschrijving van de beschikking in het register van de burgerlijke stand van [de gemeente] .
De beschikking van 17 september 2008 behelst onder meer het volgende:
‘(…)
Het verweer tevens zelfstandig verzoek
(…)
l) zal bepalen dat de vrouw samenwoont met een ander als waren zij gehuwd op het moment dat de echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand en desgewenst zal bepalen dat op grond van artikel 1:160 Burgerlijk Wetboek de partneralimentatie van rechtswege per die datum is vervallen;
(…)
De beoordeling
(…)
gebruiksvergoeding
Met betrekking tot de door de man verzochte redelijke vergoeding voor het gebruik van de echtelijke woning overweegt de rechtbank als volgt.
Gedurende de periode dat de vrouw al dan niet krachtens de beslissing ex artikel 1:165 BW de echtelijke woning bewoont, mist de man de mogelijkheid te beschikken over zijn aandeel in die woning, te weten de helft van de overwaarde. Dit levert een vermogensnadeel op dat gecompenseerd dient te worden met een door de vrouw te betalen gebruiksvergoeding voor die woning.
De stelling van de man dat de verkoopwaarde van de echtelijke woning circa € 620.000,-.- en de hypotheek € 220.000, -- bedraagt is door de vrouw niet althans onvoldoende gemotiveerd weersproken zodat de rechtbank daarbij zal aansluiten.
Daarvan uitgaande bedraagt het vermogen van de man in die woning circa € 200.000,--. Ervan uitgaande dat de man met voormeld bedrag een (netto) rendement van 2,8% kan realiseren, acht de rechtbank een per saldo aan de man te betalen vergoeding van afgerond € 466,— per maand redelijk. Daarbij gaat de rechtbank ervan uit dat het door de vrouw in dit kader verschuldigde op termijn zal worden verrekend met haar aandeel in de overwaarde van de echtelijke woning.
(…)
vermeende samenwoning vrouw
Ten aanzien van het verzoek van de man om te bepalen dat de vrouw samenwoont met een ander als ware zij gehuwd op het moment dat de echtscheiding is ingeschreven en te bepalen dat op grond van het bepaalde in artikel 1:160 BW de partneralimentatie van rechtswege per die datum vervalt, overweegt de rechtbank als volgt. Nu de vrouw in deze procedure geen partneralimentatie verzoekt en de man zijn verzoek niet nader heeft toegelicht valt niet in te zien welk rechtens te respecteren belang de man bij zijn verzoek heeft en zal dit verzoek worden afgewezen.
(…)
draagkracht man
(…)
Ten aanzien van de echtelijke woning gaat de rechtbank ervan uit, dat naast de huur van de woning voor de man van € 850,-- per maand, (…), de man ook de hypothecaire lasten verbonden aan de echtelijke woning blijft voldoen, die naar oordeel van de rechtbank genoegzaam zijn komen vast te staan.
(…)
De beslissing
De rechtbank:
Spreekt de echtscheiding uit tussen partijen [in] 1990 in [de gemeente] met elkaar gehuwd;
bepaalt dat de vrouw, als deze op het ogenblik van de inschrijving van de beschikking, voor zover daarbij de echtscheiding is uitgesproken, de echtelijke woning aan de [adres] te [plaats1] bewoont, jegens de man bevoegd is de bewoning en het gebruik van de bij die woning en tot de inboedel daarvan behorende zaken voort te zetten;
(…)
bepaalt dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van voornoemde kinderen aan de vrouw zal betalen € 263,50 (…) per kind per maand, (…);
(…)
bepaalt dat de man, naast de huur van € 850,-- per maand, (…), de hypothecaire lasten verbonden aan de echtelijke woning, ( [nummer1] ) voldoet;
(…)’
Op 27 juni 2013 heeft verdeling van de woning tussen belanghebbende en de ex-echtgenote plaatsgevonden. De daarop betrekking hebbende notariële akte vermeldt het volgende:
‘(…)
Toedeling:
In verband hiermee verklaarden de comparanten toe te delen aan:
I. [naam3] , de comparante sub l:
Het woonhuis met opstallen, erf en tuin te [plaats1] , [adres] , (…) onder de verplichting voor haar rekening te nemen de schuld aan de te [plaats2] gevestigde naamloze vennootschap: [de bank] N.V., (…), welke blijkt uit een akte van (schuldbekentenis met) hypotheekverlening op één februari tweeduizend zes verleden voor [naam4] , destijds notaris te [plaats3] , ingeschreven bij afschrift in Register Hypotheken 3 van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers in de voormalige bewaring Arnhem op twee februari daaropvolgend, in deel [nummer2]
en om wegens overbedeling uit te keren aan de comparant sub 2 een bedrag groot één en zestig duizend euro (€ 61.000,00). Het overige te benoemen tot partneralimentatie in natura
II. de heer [belanghebbende] , de comparant sub 2:
De uitkering wegens overbedeling te doen door de comparante sub 1 als voormeld ad één en zestig duizend euro (€ 61.000,00), onder de verplichting voor zijn rekening te nemen:
a. zijn schuld aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid: [naam5] B.V. (…);
b. het krediet met rekeningnummer [nummer3] bij de [de bank] NV. Lenen te [plaats4] met contractnummer [nummer4] , onder de verplichting om dit krediet af te lossen en op te heffen;
c. de kredietfaciliteit op rekeningnummer [nummer5] , (…), bij de [de bank] NV., onder de verplichting om het negatieve saldo af te lossen en de kredietfaciliteit op te heffen, (…);
d. de kredietfaciliteit op rekeningnummer [nummer6] , (…) bij de [de bank] N.V., onder de verplichting om het negatieve saldo af te lossen en de kredietfaciliteit op te heffen, (…).
Ter uitvoering van de verdeling verklaarden de comparanten genoemde onroerende zaak in eigendom te leveren aan de comparante sub 1.
De comparante sub 1 verklaarde deze levering aan te nemen.
De comparante sub 1 vrijwaart de comparant sub 2 terzake van alle verplichtingen die voortvloeien uit de door haar voor haar rekening genomen hypothecaire schuld.
De comparant sub 2 vrijwaart de comparante sub 1 terzake van alle verplichtingen die voortvloeien uit de door hem voor zijn rekening genomen onder a, b, c en d genoemde schulden.
(…)’.
Volgens de nota van afrekening van de notaris van 28 juni 2013 heeft belanghebbende per saldo € 27.796,10 (€ 61.000 wegens onderbedeling -/- 33.203,90 aan kosten) ontvangen.
Belanghebbende was van 16 januari 2004 tot 1 juli 2014 directeur-enig aandeelhouder van [naam6] B.V. (door partijen in de stukken geduid als [naam7] ; daarom hierna: [naam7] ). Deze vennootschap is op 1 juli 2014 ontbonden.
Aanslagregeling 2014
Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV 2014 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.791. Dit inkomen bestaat uit € 17.850 aan loon uit tegenwoordige dienstbetrekking met [naam7] en € 4.428 aan inkomen uit vroegere dienstbetrekking. Aan uitgaven voor onderhoudsverplichtingen is een bedrag van € 5.577 in aanmerking genomen (alimentatie [naam3] ) en aan uitgaven ‘levensonderhoud kinderen’ een bedrag van € 1.910. In de aangifte is voorts € 7.634 aan ingehouden loonheffing verrekend, waarvan € 7.080 betrekking heeft op [naam7] .
Met betrekking tot deze aangifte heeft de Inspecteur bij brief van 30 juni 2015 belanghebbende vragen gesteld over de opgevoerde aftrek voor ‘levensonderhoud kinderen’ en over de onderhoudsverplichting van € 5.577. Belanghebbende heeft daarop bij brief van 17 augustus 2015 gereageerd. Daarin heeft hij onder meer geschreven:
‘(…)
Betaalde alimentatie en ander onderhoudsverplichtingen:
[naam3] (ex-echtgenote)
[adres]
[plaats1]
In 2008 heeft de rechtbank in een beschikking de echtscheiding uitgesproken en bepaald dat ik de hypotheekkosten van de echtelijke woning in [plaats1] , waar de ex-echtgenote en kinderen wonen, als vorm van onderhoudsverplichting of alimentatie in natura, moet betalen. In de bijlagen vindt u een overzicht en specificatie van de bedragen, de nota’s, bankafschriften, jaaroverzicht 2014 en de beschikking van de rechtbank.
(…)’.
De Inspecteur heeft belanghebbende vervolgens bij brief van 14 oktober 2015 aangekondigd van de aangifte te zullen afwijken op het punt van de aftrek voor ‘levensonderhoud kinderen’ (€ 750 wordt niet in aftrek aanvaard). Met dagtekening 11 december 2015 heeft de Inspecteur de primitieve aanslag IB/PVV 2014 vastgesteld, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.541. Daarbij is als voorheffing het bedrag van € 7.634 in aanmerking genomen en is een gecombineerde heffingskorting van € 3.938 verleend (€ 2.103 aan algemene heffingskorting en € 1.835 aan arbeidskorting).
Naar aanleiding van bevindingen (onder meer op grond van een derdenonderzoek) bij de aanslagregeling voor het jaar 2016 heeft de Inspecteur geconcludeerd dat belanghebbende in 2014 geen loon van [naam7] heeft genoten en dat er dus ook geen loonheffing is ingehouden en afgedragen door [naam7] en dat door belanghebbende geen alimentatiebetalingen aan de ex-echtgenote zijn gedaan. Daarom heeft hij belanghebbende voor 2014 – met dagtekening 30 november 2019 – een navorderingsaanslag opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 3.268. Het aangegeven loon van [naam7] van € 17.850, de aangegeven loonheffing van € 7.080, de arbeidskorting van € 1.834 en de onderhoudsverplichting van € 5.577 zijn daarbij gecorrigeerd. Voorts is € 969 aan belastingrente in rekening gebracht.
Aanslagregeling 2015
Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV 2015 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.788. Dit inkomen bestaat uit € 14.495 aan loon uit tegenwoordige dienstbetrekking met [naam7] en € 6.192 aan inkomen uit vroegere dienstbetrekking. Aan uitgaven voor onderhoudsverplichtingen is een bedrag van € 4.899 in aanmerking genomen ter zake van alimentatie aan de ex-echtgenote. In de aangifte is voorts € 6.689 aan ingehouden loonheffing verrekend, waarvan € 4.428 betrekking heeft op [naam7] .
Na uitgebreide correspondentie tussen partijen, heeft de Inspecteur met dagtekening 23 juni 2017 de primitieve aanslag IB/PVV 2015 – overeenkomstig de aangifte – vastgesteld, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.788. Daarbij is als voorheffing het bedrag van € 6.689 in aanmerking genomen en is een gecombineerde heffingskorting van € 3.446 verleend (€ 2.203 aan algemene heffingskorting en € 1.243 aan arbeidskorting).
Naar aanleiding van bevindingen (onder meer op grond van een derdenonderzoek) bij de aanslagregeling voor het jaar 2016 heeft de Inspecteur geconcludeerd dat belanghebbende in 2015 geen loon van [naam7] heeft genoten en dat er dus ook geen loonheffing is ingehouden en afgedragen door [naam7] en dat door belanghebbende geen alimentatiebetalingen aan de ex-echtgenote zijn gedaan. Daarom heeft hij belanghebbende voor 2015 – met dagtekening 30 november 2019 – een navorderingsaanslag opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 6.192. Het aangegeven loon van [naam7] van € 14.495, de aangegeven loonheffing van € 4.428, de arbeidskorting van € 1.242 en de onderhoudsverplichting van € 4.899 zijn daarbij gecorrigeerd. Voorts is belanghebbende € 303 aan belastingrente in rekening gebracht.
Aanslagregeling 2016
Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV 2016 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.539. Dit inkomen bestaat uit € 15.054 aan loon uit tegenwoordige dienstbetrekking met [naam7] en € 6.508 aan inkomen uit vroegere dienstbetrekking. Aan uitgaven voor onderhoudsverplichtingen is een bedrag van € 5.023 in aanmerking genomen ter zake van alimentatie aan de ex-echtgenote. In de aangifte is voorts € 6.561 aan ingehouden loonheffing verrekend, waarvan € 5.304 betrekking heeft op [naam7] .
Bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV 2016 is de Inspecteur afgeweken van de aangifte van belanghebbende. Hij heeft de met dagtekening 26 november 2019 opgelegde aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 6.508. Het aangegeven loon van [naam7] en de verrekening van dat loon als voorheffing alsmede de opgevoerde alimentatie-aftrek is daarbij gecorrigeerd. Voorts is belanghebbende € 33 aan belastingrente in rekening gebracht.
Aanslagregeling 2017
Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV 2017 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 12.514. Dit inkomen bestaat uit € 9.870 aan loon uit tegenwoordige dienstbetrekking met [naam7] en € 7.074 aan inkomen uit vroegere dienstbetrekking. Aan uitgaven voor onderhoudsverplichtingen is een bedrag van € 4.430 in aanmerking genomen ter zake van alimentatie aan de ex-echtgenote. In de aangifte is voorts € 4.756 aan ingehouden loonheffing verrekend, waarvan € 4.424 betrekking heeft op [naam7] .
Bij brief van 23 april 2021 heeft de Inspecteur belanghebbende bericht te zullen afwijken van de aangifte wat betreft het aangegeven loon van [naam7] en de verrekening van de voorheffing en wat betreft de opgevoerde alimentatie-aftrek. Die posten worden niet in aanmerking genomen. Voorts heeft de Inspecteur belanghebbende in die brief medegedeeld hem op de voet van artikel 67d AWR een vergrijpboete te zullen opleggen.
De aanslag IB/PVV 2017 is met dagtekening 28 april 2021 aan belanghebbende opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 7.074. Daarbij is € 332 aan loonheffing verrekend. Voorts is hem een vergrijpboete van € 1.220 opgelegd en is € 57 aan belastingrente in rekening gebracht.
Aanslagregeling 2018
Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV 2018 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.277. Dit inkomen bestaat uit € 8.230 aan loon uit tegenwoordige dienstbetrekking met [naam7] en € 6.383 aan inkomen uit vroegere dienstbetrekking. Aan uitgaven voor onderhoudsverplichtingen is een bedrag van € 4.336 in aanmerking genomen ter zake van alimentatie aan de ex-echtgenote. In de aangifte is voorts € 4.128 aan ingehouden loonheffing verrekend, waarvan € 3.493 betrekking heeft op [naam7] .
Bij brief van 23 april 2021 heeft de Inspecteur belanghebbende bericht te zullen afwijken van de aangifte wat betreft het aangegeven loon van [naam7] en de verrekening van voorheffing en wat betreft de opgevoerde alimentatie-aftrek. Die posten worden niet in aanmerking genomen. Voorts heeft de Inspecteur belanghebbende in die brief medegedeeld hem op de voet van artikel 67d AWR een vergrijpboete te zullen opleggen.
De aanslag IB/PVV 2018 is met dagtekening 17 juni 2021 aan belanghebbende opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 6.383. Daarbij is € 635 aan loonheffing verrekend. Voorts is hem een vergrijpboete van € 1.081 opgelegd en is € 45 aan belastingrente in rekening gebracht.
FSV
Bij brief van 4 augustus 2023 heeft de Belastingdienst belanghebbende bericht dat zijn persoonsgegevens waren opgenomen in de Fraude Signalering Voorziening (FSV) van de Belastingdienst. Bij brief van 19 augustus 2023 heeft de Belastingdienst belanghebbende vervolgens het volgende bericht:
“Waarom krijgt u deze brief?
Wij hebben eerder een brief gestuurd over de Fraude Signalering Voorziening (FSV). Hierin hebben wij u laten weten dat uw gegevens in de FSV stonden. Ook hebben wij u verteld dat de FSV op 27 februari 2020 is uitgezet. Wij hebben onderzocht welke gevolgen uw FSV registratie voor u heeft gehad. Daarover gaat deze brief.
(…)
Wij hebben uw registratie onderzocht.
Wij hebben gezien dat u een vraag, afwijzing of wijziging van ons heeft gekregen. Ons onderzoek wijst verder uit dat:
• de vraag, afwijzing of wijziging los stond van uw registratie in de FSV;
• uw gegevens uit de FSV niet gedeeld zijn met andere organisaties; en
• er geen bijzondere persoonsgegevens van u in de FSV staan.
Omdat uw FSV-registratie geen gevolgen had binnen de Belastingdienst, komt u niet in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming.”
In zijn verweerschrift in hoger beroep heeft de Inspecteur met betrekking tot de onderhavige aangiften – en met overlegging van afdrukken uit het computersysteem (ABS) van de Belastingdienst – de volgende ‘uitworpredenen’ vermeld:
“2014
- H094 Beoordeel hoge aftrek (1910) kosten levensonderhoud van kinderen (AR:4)
- H162 Beoordeel betaalde alimentatie en andere onderh. voorz. (5577); eerste jaar van aftrek); geen ex-partner in BvR bekend (AR:4)
- H277 Loonheffing hoger dan FLG; Aangifte totaal loon (22278) LH (7634); FLG loon (4428) Loonheffing (554) (AR:4)
- H912 Afwijkende behandeling uitworp gewenst; project 1043 Fraude (AR:3)
2015
- H002 AKI code 9044 individuele fraude (geen AVA-ver)
- H276 Loonheffing hoger dan FLG; Aangifte totaal loon (20687) LH (6689); FLG loon (20687) Loonheffing (5349) (AR:4)
- H560 Loon uit vroegere dienstbetrekking in verkeerde rubriek ingevuld of niet aangegeven; door ABS berekende arbeidskorting onjuist? AK aangifte (1242), FLG (0) (AR:5)
- H790 Beoordeel aftrek alimentatie (4899); zie ex-partner (173300583) in BvR; ex-partner geeft (0) aan (AR:4)
2016
- H002 AKI code 9044 individuele fraude (geen AVA-ver)
- H250 Beoordeel aangegeven loon/loonheffing; hoger dan FLG; Aangifte totaal loon (21562) LH (6561); FLG loon (13017) LH (2516) (AR:4)
- H277 Loonheffing hoger dan FLG; Aangifte totaal loon (21562) LH (6561); FLG loon (13017) Loonheffing (2516) (AR:4)
- H562 Loon uit vroegere dienstbetrekking in verkeerde rubriek ingevuld of niet aangegeven; door ABS berekende arbeidskorting onjuist? AK aangifte (513), FLG (0) (AR:5)
- H791 Beoordeel aftrek alimentatie (5023); zie ex-partner(s) (173300583)/ (?) in BvR; geen aangiften ex-partner(s) bekend tijdens wegen (zie ook evt fiscaal partner) (AR:4)
2017
- H002 AKI code 9044 individueel Intensief Toezicht (geen AVA-ver)
- H248 Beoordeel aangegeven loon/loonheffing; hoger dan FLG; Aangifte totaal loon (16944) LH (4756); FLG loon (7074) LH (332) (AR:4)
- H277 Loonheffing hoger dan FLG; Aangifte totaal loon (16944) LH (4756); FLG loon (7074) Loonheffing (332) (AR:4)
- H469 Beoordeel aftrek alimentatie en andere onderh. voorz. (4430); zie correctie vorig jaar (aangegeven (5023), vastgesteld (0))(AR:4)
- W411 Aangifte uit segment MKB; teamnummer (20); aandachtscategorie (3A)
2018
- H248 Beoordeel aangegeven loon/loonheffing; hoger dan FLG; Aangifte totaal loon (14613) LH (4128); FLG loon (6383) LH (635) (AR:4)
- H277 Loonheffing hoger dan FLG; Aangifte totaal loon (14613) LH (4128); FLG loon (6383) Loonheffing (635) (AR:4)
- H469 Beoordeel aftrek alimentatie en andere onderh. voorz. (4336); zie correctie vorig jaar (aangegeven (4430), vastgesteld (0))(AR:4)
- H915 Afwijkende behandeling uitworp gewenst; segment MKB (AR:3)
- W411 Aangifte uit segment MKB; teamnummer (20); aandachtscategorie (3A)”.
Strafrechtelijk traject
Belanghebbende is door de FIOD op 18 februari 2020 als verdachte gehoord met betrekking tot (onder meer) de aangifte IB/PVV 2016. Daarvan is op 18 februari 2020 een proces-verbaal opgemaakt dat tot de gedingstukken behoort. Belanghebbende is door de strafrechter veroordeeld.
Bezwaar en beroep
Belanghebbende heeft bezwaarschriften tegen de onderhavige belastingaanslagen, beschikkingen belastingrente en vergrijpboeten ingediend. Het ‘oudste’ bezwaarschrift is op 26 november 2019 ingediend. Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de bezwaren ongegrond verklaard.
De daartegen ingestelde beroepen zijn door de Rechtbank in haar uitspraak van 2 februari 2023 ongegrond verklaard. Wegens overschrijding van de redelijke termijn heeft de Rechtbank belanghebbende een vergoeding voor immateriële schade toegekend van € 1.500.
Belanghebbende heeft op 28 februari 2023 hoger beroep ingesteld.
3 Het geschil
In hoger beroep is in geschil of de onderhavige belastingaanslagen, vergrijpboeten en beschikkingen belastingrente terecht zijn opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend.