Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-11-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:7158, 24/651 en 652

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-11-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:7158, 24/651 en 652

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
11 november 2025
Datum publicatie
21 november 2025
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2025:7158
Zaaknummer
24/651 en 652
Relevante informatie
Art. 51 Wet IB 1964

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Reikwijdte vaststellingsovereenkomst.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

nummers BK-ARN 24/651 en 24/652

uitspraakdatum: 11 november 2025

Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

ing. [belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 13 februari 2024, nummer ARN 22/4861 en 22/5813, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Belastingdienst PDB Den Haag (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2018 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 45.497. Bij beschikkingen is € 779 belastingrente berekend en is een verzuimboete van € 368 opgelegd

1.2.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2019 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 44.700. Bij beschikking is € 679 belastingrente berekend.

1.3.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en bepaald dat de Inspecteur en de Staat in totaal een bedrag van € 500 aan immateriële schade aan belanghebbende dienen te vergoeden, alsmede het voor de behandeling van de beroepen door belanghebbende betaalde griffierecht.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 augustus. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede [naam1] en [naam2] namens de Inspecteur.

1.7.

Bij brief van 16 september 2025 heeft belanghebbende nadere stukken overgelegd. Het Hof ziet hierin geen aanleiding om het onderzoek te heropenen.

2 Vaststaande feiten

2.1.

In de aangiftes waren negatieve resultaten uit ondernemingsactiviteiten verricht in die jaren opgenomen. De Inspecteur heeft zich bij het opleggen van de aanslagen op het standpunt gesteld dat deze activiteiten geen bron van inkomen vormen en is bij het opleggen van de aanslagen afgeweken van de aangiftes.

2.2.

In hoger beroep heeft belanghebbende een afschrift van een met de Inspecteur op 6 november 2001 gesloten vaststellingsovereenkomst overgelegd. In deze overeenkomst staat, voor zover van belang, het volgende:

Omschrijving van het geschil

De kwestie waarover partijen [belanghebbende en de Inspecteur; toevoeging Hof] in onzekerheid verkeren luidt als volgt:

Wat is de hoogte van het bedrag aan concurente [sic] crediteuren, (faillissements)kosten en aftrekbare rente(n) over 1995 – 2001.

Inhoud van de overeenkomst

Partijen zijn op 6 november 2001/c.q. later tijdstip het volgende overeengekomen:

-

De hoogte van de concurente [sic] crediteuren is vastgesteld op f 70.545 (of EUR 32.012).

-

In de aangifte inkomstenbelasting over 2000 zal een bedrag bijgeteld worden van f 26.918 (of EUR 12.215) zijnde minder verlies.

-

De hoogte van de (faillissements)kosten bedragen zijn vastgesteld op f 148.950 (of EUR 67.591)

-

In de aangifte inkomstenbelasting over 2000 zal een bedrag bijgeteld worden van f 19.824 (of EUR 8.631) zijnde minder verlies.

-

De hoogte van de fiscaal aftrekbare rente(n) bedragen (qua saldo) zijn vastgesteld op f 158.783 (of EUR 72.053).

-

In de aangifte inkomstenbelasting over 2000 zal een bedrag afgetrokken worden van f 13.265 (of EUR 6.019) zijnde meer verlies.”

In het door belanghebbende overgelegde afschrift zijn met pen aanvullingen aangebracht en woorden en bedragen doorgehaald en vervangen door andere woorden en bedragen. Onderaan de pagina staat een stempel van de “Belastingdienst ondernemingen Lelystad”.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de Inspecteur bij het opleggen van de in geschil zijnde aanslagen terecht is afgeweken van de aangiftes.

3.2.

Belanghebbende stelt daarbij dat hij op basis van de vaststellingsovereenkomst en op basis van nadere mondelinge afspraken met de Inspecteur in 2001 de in de vaststellingsovereenkomst vermelde bedragen extra comptabel mag bijhouden en in latere jaren naar eigen inzicht in mindering mag brengen op belaste inkomsten. Op basis van deze afspraken moeten de aanslagen conform de aangiftes worden vastgesteld. Belanghebbende heeft ter zitting uitdrukkelijk en zonder voorbehoud de stelling dat enige in 2018 en 2019 door hem uitgevoerde activiteit een onderneming of anderszins een bron van inkomen zou vormen ingetrokken.

3.3.

De Inspecteur beschikt, buiten het door belanghebbende overgelegde afschrift, niet zelfstandig over de vaststellingsovereenkomst, maar betwist niet dat in 2001 een vaststellingsovereenkomst met belanghebbende is gesloten. De Inspecteur betwist wel dat mondeling of anderszins nadere afspraken zouden zijn gemaakt zoals belanghebbende heeft gesteld.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing