Home

Gerechtshof Den Haag, 16-01-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:134, BK-23/59

Gerechtshof Den Haag, 16-01-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:134, BK-23/59

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
16 januari 2024
Datum publicatie
15 februari 2024
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2024:134
Formele relaties
Zaaknummer
BK-23/59
Relevante informatie
Art. 8:41 Awb, Art. 8:108 Awb, Art. 8:109 Awb

Inhoudsindicatie

Art. 8:41, 8:108 en 8:109 Awb. In hoger beroep is geen griffierecht betaald. Geen verschoningsgronden aangedragen. Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-23/59

in het geding tussen:

[Y] , beweerdelijk namens [X B.V.], thans: [X-1 B.V.] te [Z] , belanghebbende,

en

(vertegenwoordiger: […] )

op het hoger beroep van [Y] tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 13 december 2022, nummer SGR 21/5892.

Procesverloop in hoger beroep

1.1.

[Y] heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.2.

[Y] heeft op 18 oktober 2023 en 5 december 2023 nadere stukken ingediend. De Heffingsambtenaar heeft op 14 november 2023 een volmacht overgelegd. Verder heeft de Heffingsambtenaar op 24 november 2023 een nader stuk, inclusief bijlage, overgelegd.

1.3.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 5 december 2023. [Y] is verschenen. De Heffingsambtenaar is met kennisgeving niet verschenen. De onderhavige zaak is gezamenlijk behandeld met de zaken BK-22/1241 ten name van belanghebbende en BK-22/1242 ten name van [A B.V.] Hetgeen in de ene zaak is aangevoerd wordt geacht te zijn aangevoerd in de andere zaken, tenzij hetgeen is aangevoerd uitsluitend op die ene zaak betrekking heeft. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

1.4.

Na sluiting van het onderzoek heeft het Hof van [Y] op 7 en 29 december 2023 nadere stukken ontvangen. Het Hof heeft daarin geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen en heeft op de desbetreffende stukken verder geen acht geslagen.

Feiten

2.1.

Op 1 februari 2023 is een nota griffierecht verzonden aan het adres van [Y] : [naam en postadres] . De nota griffierecht vermeldt onder meer:

“U heeft een beroepschrift ingediend.

In verband daarmee is een griffierecht verschuldigd van € 548,00. Het bedrag moet uiterlijk op 01-03-2023 zijn bijgeschreven op rekening: (…).

Als het griffierecht niet of niet tijdig is bijgeschreven, kan uw beroepschrift niet-ontvankelijk worden verklaard; dat wil zeggen dat uw beroepschrift niet inhoudelijk in behandeling wordt genomen.

(…)”

2.2.

De betalingsherinnering ter zake van de eerder verzonden nota griffierecht is op 2 maart 2023 per aangetekende post verzonden aan het voornoemde adres van [Y] . De betalingsherinnering vermeldt:

“Uit onze administratie blijkt dat u nog niet heeft voldaan aan mijn uitnodiging om het griffierecht te betalen. Het nog te betalen bedrag is € 548,00.

Ik deel u nu mee dat u het bedrag binnen vier weken na dagtekening van deze brief moet hebben overgemaakt op rekening: (…).

Als het verschuldigde bedrag niet of niet tijdig is overgemaakt op de genoemde bankrekening, loopt u het risico dat uw beroepschrift niet ontvankelijk verklaard wordt. Hierna krijgt u geen nieuwe gelegenheid om het griffierecht te betalen.

(…)”

Blijkens door de griffier bij PostNL ingewonnen en aan het dossier toegevoegde informatie is deze betalingsherinnering op 7 maart 2023 afgehaald bij een PostNL-punt en is voor ontvangst getekend.

2.3.

Uit de administratie van het Hof blijkt dat het verschuldigde griffierecht van € 548 niet is voldaan.

Beoordeling van het hoger beroep

Ontvankelijkheid in hoger beroep

3.1.

Op grond van artikel 8:41, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 8:108 en 8:109, Awb, wordt van de indiener van een hoger beroep griffierecht geheven. De termijn voor betaling van het griffierecht bedraagt vier weken, welke aanvangt met ingang van de dag na die van verzending van de nota griffierecht. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

3.2.

Bij aangetekende brief van 2 maart 2023 is de betalingsherinnering verzonden. Daarin is gewezen op de betalingstermijn en de mogelijkheid dat het hoger beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien het verschuldigde griffierecht niet of niet tijdig is bijgeschreven op de in die brief vermelde rekening. Het verschuldigde griffierecht is niet voldaan.

3.3.

Feiten en/of omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat [Y] ten aanzien van de betaling van het verschuldigde griffierecht in verzuim is, zijn niet gesteld of gebleken. Het hoger beroep is daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet-ontvankelijk. De blote stelling van [Y] dat hij het griffierecht heeft betaald, maakt dit oordeel niet anders.

Vergoeding van immateriële schade

3.4.

Het hogerberoepschrift is ontvangen op 20 januari 2023. Aangezien deze uitspraak binnen twee jaar na binnenkomst van het hogerberoepschrift wordt gedaan, is in hoger beroep geen sprake van een overschrijding van de redelijke termijn.

Proceskosten

Beslissing