Gerechtshof Den Haag, 26-09-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:1915, BK-23/1177
Gerechtshof Den Haag, 26-09-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:1915, BK-23/1177
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 26 september 2024
- Datum publicatie
- 24 oktober 2024
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2023:20597, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- BK-23/1177
- Relevante informatie
- BPB, Art. 22 Wet WOZ, Art. 30a Wet WOZ
Inhoudsindicatie
Wet WOZ. kosten taxatierapport. Het Hof vermindert de kostenvergoeding voor het taxatierapport omdat sprake is van een automatisch gegenereerd taxatierapport waaraan weinig tijd is besteed.
Het Hof laat de wegingsfactor van de proceskostenvergoeding zoals vastgesteld door de Rechtbank in stand.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-23/1177
in het geding tussen:
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, de Heffingsambtenaar,
(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van de Heffingsambtenaar tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 30 oktober 2023, nummer SGR 22/5249.
Procesverloop
De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken de waarde op 1 januari 2021 van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [woonplaats] (de woning), voor het kalenderjaar 2022 vastgesteld op € 392.000 (de beschikking). Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan belanghebbende voor het jaar 2022 opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelastingen en de aanslag watersysteemheffing eigenaren (de aanslagen).
De Heffingsambtenaar heeft het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en de beschikking en aanslagen gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake van het beroep is een griffierecht van € 50 geheven. De beslissing van de Rechtbank luidt:
“De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de uitspraak op bezwaar;
wijzigt de beschikking aldus dat de vastgestelde waarde wordt verminderd tot € 376.000;
vermindert de aanslag OZB tot een berekend naar een waarde van € 376.000;
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.318;
draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50 aan eiser te vergoeden.”
De Heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft geen verweer gevoerd. Bij brief van 21 juni 2024 heeft belanghebbende het Hof geïnformeerd niet geïnteresseerd te zijn in de verdere afhandeling van de procedure. Ook heeft hij het Hof geïnformeerd dat de behandeling van de zaak door “ […] ” (bedoeld is [A] ) kan stoppen.
[A] handelde tijdens de bezwaar- en beroepsprocedure als gemachtigde van belanghebbende. [A] heeft het zaaknummer van het Hof achterhaald via de Rechtbank en heeft zich vervolgens aan de hand van dit zaaknummer in deze procedure aangemeld bij het Hof. Op 17 juli 2024 heeft [A] verzocht om uitstel van de zitting. Het Hof heeft [A] bij bericht van 30 juli 2024 geïnformeerd dat belanghebbende de machtiging aan [A] heeft ingetrokken. In een bericht van 14 augustus 2024 schrijft [A] onder meer:
“Aan onze cliënt is gevraagd of hij de procedure wil voortzetten. Wij zijn van mening dat deze beslissing niet bij onze cliënt kan liggen, aangezien dit hoger beroep is ingesteld door [de Heffingsambtenaar].”
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 20 augustus 2024. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. De Heffingsambtenaar is verschenen. Van de zijde van belanghebbende is niemand verschenen en is geen bericht van verhindering binnengekomen. Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 20 juni 2024 aan belanghebbende op het adres [postadres] , onder vermelding van plaats, datum en tijdstip uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Blijkens op de website van PostNL ingewonnen informatie is de vorenbedoelde brief op 22 juni 2024 om 15:30 uur bezorgd op het adres van belanghebbende.
Feiten
Belanghebbende was in het onderhavige belastingjaar eigenaar van de woning.
Belanghebbende heeft in beroep een “woningwaarderapport” overgelegd, dat is opgemaakt door [naam taxateur] , SVM-NIVO gecertificeerd WOZ-taxateur.
De brief van belanghebbende van 21 juni 2024 gericht aan het Hof vermeldt onder meer:
“Nu, na de verhuizing, willen wij afzien van de verdere procedure voor deze zaak. Wij zijn niet meer geïnteresseerd in de verdere afhandeling van de zaak en hebben daar ook geen enkel belang meer bij. Wij hebben geen contact met de nieuwe bewoners. Ook de behandeling van […] [Hof: [A] ] is voor ons niet meer van belang. Wat ons betreft kan de behandeling door […] [Hof: [A] ] dus ook stoppen.”
Oordeel van de Rechtbank
3. De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Heffingsambtenaar als verweerder:
“1. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat de waarde van de woning dient te worden verminderd tot de door eiser voorgestane waarde van € 376.000. Gelet hierop zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en zal de rechtbank de overige door eiser aangevoerde gronden niet meer beoordelen.
Proceskosten
2. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser voor bezwaar en beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.266 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 296, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 1).
3. Eiser heeft een woningwaarderapport overgelegd op naam van [A] en ondertekend door [naam taxateur] , SVM-NIVO gecertificeerd WOZ-taxateur. Ter zake heeft eiser een verzoek om vergoeding van de kosten voor dat rapport van 2 uur x € 53,00 overgelegd. Dit is in overeenstemming met de Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties.[1] (de Richtlijn). Verweerder stelt dat het door eiser overgelegde woningwaarderapport geen deskundigenverslag is. Het rapport is een modelmatig opgesteld rapport dat enkel gegevens bevat die zijn verkregen uit openbare bronnen en het bevat enkel primaire objectkenmerken, die ook niet volledig zijn. Er staat over de woning geen persoonlijke toelichting in het rapport en de persoonlijke deskundige inbreng ontbreekt geheel. Het woningwaarderapport wordt geheel geautomatiseerd uit de database opgesteld met behulp van geraadpleegde openbare bronnen. Indien het adres van de betreffende woning wordt ingevoerd en wordt betaald dan wordt het woningwaarderapport direct ontvangen. De prijs voor een dergelijk rapport bedraagt € 24,95.
4. De rechtbank stelt voorop dat in de Algemene wet bestuursrecht en het Besluit niet wordt gedefinieerd wat onder het begrip ‘deskundige’ moet worden verstaan. Of een ingebracht (taxatie)rapport als een deskundigenrapport kan worden aangemerkt, is niet aan de hand van algemene richtsnoeren te beoordelen. Als ondergrens heeft te gelden dat het is opgesteld door een terzake deskundige, dan wel onder diens verantwoordelijkheid, waarvan uit de medeondertekening van het rapport moet blijken. Er wordt niet de eis gesteld dat sprake moet zijn van een geregistreerd taxateur. Eisen aan vormgeving en omvang van het rapport zijn niet te stellen.[2] De rechtbank is van oordeel dat het door eiser overgelegde rapport voor vergoeding in aanmerking komt. Uit het rapport volgt dat het is aangemaakt door en onder de verantwoordelijkheid van [naam taxateur] , SVM-NIVO gecertificeerd WOZ-taxateur. Uit het rapport volgt ook dat deze persoon het rapport heeft gecontroleerd. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat aan de toekenning van een vergoeding van de kosten van het rapport niet in de weg staat dat, naar verweerder stelt, het taxatierapport een modelmatig opgesteld rapport is dat enkel gegevens verkregen uit openbare bronnen bevat en enkel primaire objectkenmerken, die ook niet volledig zijn, en dat er geen taxateur meer aan te pas hoeft te komen.
5. Gelet op hetgeen verweerder onweersproken heeft aangevoerd over de gang van zaken met betrekking tot het overgelegde rapport acht de rechtbank aannemelijk dat [naam taxateur] weinig werk heeft gehad aan het controleren en ondertekenen van het onderhavige rapport. Eiser heeft dit niet betwist en bovendien geen duidelijkheid gegeven over de door [naam taxateur] aan het rapport bestede tijd. Eiser heeft slechts gesteld dat de gevraagde vergoeding conform de Richtlijn is. Een strikte toepassing van de Richtlijn doet in dit geval geen recht aan de vast te stellen vergoeding. De rechtbank acht een tijdsbesteding van 0,5 uur in dit geval redelijk. De rechtbank stelt de vergoeding voor de kosten van het taxatierapport dan ook vast op € 26,50 (0,5 uur x € 53) + € 24,95 voor het rapport = afgerond € 52.
(…)
[1] Staatscourant 2018, nr. 28796.
[2] Zie het in de uitspraken van verschillende hoven gepubliceerde richtsnoer (proces)kostenvergoeding (de uitspraken van 11 november 2021 van gerechtshof ’s-Hertogenbosch, ECLI:NL:GHSHE:2021:3315, gerechtshof Den Haag ECLI:NL:GHDHA:2021:2131 en van gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ECLI:NL:GHARL:2021:10307).”