Rechtbank Den Haag, 30-10-2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:20597, AWB - 22 _ 5249
Rechtbank Den Haag, 30-10-2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:20597, AWB - 22 _ 5249
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 30 oktober 2023
- Datum publicatie
- 4 januari 2024
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2024:1915, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- AWB - 22 _ 5249
- Relevante informatie
- Art. 22 Wet WOZ
Inhoudsindicatie
WOZ
Uitspraak
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 22/5249
(gemachtigde: H.J. van Zelst)
en
Procesverloop
Verweerder heeft bij beschikking van 28 februari 2022 (hierna: de beschikking) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [plaats] (hierna: de woning), op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) op waardepeildatum 1 januari 2021 (hierna: de waardepeildatum) voor het kalenderjaar 2022 vastgesteld op € 392.000. Met de beschikking zijn in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan eiser opgelegde aanslag in de onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2022 (hierna: de aanslag OZB).
Eiser heeft tegen de beschikking bezwaar gemaakt. Gelet op artikel 30, tweede lid, van de Wet WOZ wordt dit bezwaar geacht mede te zijn gericht tegen de aanslag.
Bij uitspraak op bezwaar van 15 juli 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift en bij brief van 5 september 2023 nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2023.
Namens eiser is zijn gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam] .
Overwegingen
1. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat de waarde van de woning dient te worden verminderd tot de door eiser voorgestane waarde van € 376.000. Gelet hierop zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en zal de rechtbank de overige door eiser aangevoerde gronden niet meer beoordelen.
Proceskosten
2. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser voor bezwaar en beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.266 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van
€ 296, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 1).
3. Eiser heeft een woningwaarderapport overgelegd op naam van Previcus Vastgoed en ondertekend door N. van der Wielen, SVM-NIVO gecertificeerd WOZ-taxateur. Ter zake heeft eiser een verzoek om vergoeding van de kosten voor dat rapport van 2 uur x € 53,00 overgelegd. Dit is in overeenstemming met de Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties.1 (de Richtlijn). Verweerder stelt dat het door eiser overgelegde woningwaarderapport geen deskundigenverslag is. Het rapport is een modelmatig opgesteld rapport dat enkel gegevens bevat die zijn verkregen uit openbare bronnen en het bevat enkel primaire objectkenmerken, die ook niet volledig zijn. Er staat over de woning geen persoonlijke toelichting in het rapport en de persoonlijke deskundige inbreng ontbreekt geheel. Het woningwaarderapport wordt geheel geautomatiseerd uit de database opgesteld met behulp van geraadpleegde openbare bronnen. Indien het adres van de betreffende woning wordt ingevoerd en wordt betaald dan wordt het woningwaarderapport direct ontvangen. De prijs voor een dergelijk rapport bedraagt € 24,95.
4. De rechtbank stelt voorop dat in de Algemene wet bestuursrecht en het Besluit niet wordt gedefinieerd wat onder het begrip ‘deskundige’ moet worden verstaan. Of een ingebracht (taxatie)rapport als een deskundigenrapport kan worden aangemerkt, is niet aan de hand van algemene richtsnoeren te beoordelen. Als ondergrens heeft te gelden dat het is opgesteld door een terzake deskundige, dan wel onder diens verantwoordelijkheid, waarvan uit de medeondertekening van het rapport moet blijken. Er wordt niet de eis gesteld dat sprake moet zijn van een geregistreerd taxateur. Eisen aan vormgeving en omvang van het rapport zijn niet te stellen.2 De rechtbank is van oordeel dat het door eiser overgelegde rapport voor vergoeding in aanmerking komt. Uit het rapport volgt dat het is aangemaakt door en onder de verantwoordelijkheid van N. van der Wielen, SVM-NIVO gecertificeerd WOZ-taxateur. Uit het rapport volgt ook dat deze persoon het rapport heeft gecontroleerd. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat aan de toekenning van een vergoeding van de kosten van het rapport niet in de weg staat dat, naar verweerder stelt, het taxatierapport een modelmatig opgesteld rapport is dat enkel gegevens verkregen uit openbare bronnen bevat en enkel primaire objectkenmerken, die ook niet volledig zijn, en dat er geen taxateur meer aan te pas hoeft te komen.
5. Gelet op hetgeen verweerder onweersproken heeft aangevoerd over de gang van zaken met betrekking tot het overgelegde rapport acht de rechtbank aannemelijk dat Van der Wielen weinig werk heeft gehad aan het controleren en ondertekenen van het onderhavige rapport. Eiser heeft dit niet betwist en bovendien geen duidelijkheid gegeven over de door Van der Wielen aan het rapport bestede tijd. Eiser heeft slechts gesteld dat de gevraagde vergoeding conform de Richtlijn is. Een strikte toepassing van de Richtlijn doet in dit geval geen recht aan de vast te stellen vergoeding. De rechtbank acht een tijdsbesteding van 0,5 uur in dit geval redelijk. De rechtbank stelt de vergoeding voor de kosten van het taxatierapport dan ook vast op € 26,50 (0,5 uur x € 53) + € 24,95 voor het rapport = afgerond € 52.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de uitspraak op bezwaar;
wijzigt de beschikking aldus dat de vastgestelde waarde wordt verminderd tot
€ 376.000;
vermindert de aanslag OZB tot een berekend naar een waarde van
€ 376.000;
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.318;
draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Batelaan-Boomsma, voorzitter, en mr. M.A. Dirks en
mr. J.G.E. Gieskes, leden, in aanwezigheid van mr. S.R.M. Dekker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2023.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: