Gerechtshof Den Haag, 26-06-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:1303, BK-24/592
Gerechtshof Den Haag, 26-06-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:1303, BK-24/592
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 26 juni 2025
- Datum publicatie
- 28 juli 2025
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2024:17061, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- BK-24/592
Inhoudsindicatie
Artikel 3.84, lid 2, Wet IB 2001 en artikel 31a, lid 2, Wet LB 1964; toepassing gerichte vrijstellingen werkkostenregeling voor een piloot zonder inhoudingsplichtige (buitenlandse) werkgever. Voorkoming van dubbele belasting; artikel 14, lid 2, letter c, van het Belastingverdrag Nederland-Duitsland; aanwezigheid vaste inrichting in Duitsland; verdragsrechtelijke driehoekssituatie; artikel 8 van het Belastingverdrag Ierland-Duitsland; loon komt niet ten laste van een vaste inrichting van de werkgever in Duitsland; Nederland is heffingsbevoegd.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-24/592
in het geding tussen:
(gemachtigde: J.A.M. Kamps)
en
(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 1 mei 2024, nummer SGR 23/3302.
Procesverloop
Aan belanghebbende is voor het jaar 2018 een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 76.656 (de aanslag). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is € 2.374 aan belastingrente in rekening gebracht (de beschikking belastingrente) en een verzuimboete van € 369 opgelegd (de boetebeschikking).
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag verminderd. De beschikking belastingrente is dienovereenkomstig verminderd. De boetebeschikking is gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Ter zake hiervan is een griffierecht geheven van € 50. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Ter zake hiervan is een griffierecht geheven van € 138. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van 21 januari 2025. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Naar aanleiding van hetgeen op de zitting is besproken heeft het Hof aanleiding gezien het onderzoek te heropenen. Het Hof heeft partijen bij bericht van 21 februari 2025 een vraag gesteld. De Inspecteur heeft op 26 februari 2025 gereageerd en belanghebbende heeft op 20 maart 2025 gereageerd. Het Hof heeft daarop partijen bericht dat het zich voldoende geïnformeerd acht en dat een nadere zitting achterwege zal worden gelaten, tenzij één van de partijen binnen de daartoe gestelde termijn verzoekt om een nadere zitting. Partijen hebben niet gereageerd. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
Feiten
Belanghebbende woont in Nederland en heeft de Nederlandse nationaliteit.
Belanghebbende was in 2018 werkzaam als piloot en per 1 augustus 2018 als gezagvoerder voor het in Ierland gevestigde [luchtvaartmaatschappij] . Belanghebbende was rechtstreeks in dienst bij [luchtvaartmaatschappij] . In de tussen belanghebbende en [luchtvaartmaatschappij] gesloten arbeidsovereenkomst is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“7. Flight expenses
You will also be entitled to receive Flight Expenses as per the pilots working agreement in operation in your base. Flight Expenses will not be paid in circumstances where you are unavailable to fly, irrespective of the reasons provided by you to the Company. An allowance for Pilot’s meals, drink and uniform upkeep is incorporated in Flight Expenses. It is therefore your responsibility to provide your own sustenance whilst on duty."
Belanghebbende was in de periode 1 januari 2018 tot en met 30 juli 2018 gestationeerd op de luchthaven Catania, in Italië. In de periode 1 augustus 2018 tot 31 december 2018 was belanghebbende gestationeerd op de luchthaven Düsseldorf-Weeze (Niederrhein), in Duitsland, met dien verstande dat belanghebbende in de maanden november en december 2018 voornamelijk heeft gevlogen vanaf de luchthaven Keulen-Bonn (Keulen), eveneens in Duitsland.
De Inspecteur heeft belanghebbende uitgenodigd, herinnerd en aangemaand tot het doen van zijn aangifte IB/PVV 2018 (de aangifte). In de aanmaning is vermeld dat belanghebbende de aangifte moet indienen vóór 8 januari 2020.
Belanghebbende heeft op 15 januari 2020 de aangifte ingediend. Het in de aangifte aangegeven inkomen uit werk en woning bedraagt € 12.721 en is als volgt opgebouwd:
|
Buitenlandse inkomsten tegenwoordige arbeid: [luchtvaartmaatschappij] |
€ 62.407 |
|
Af: Toedeling aftrek eigen woning |
€ 6.195 |
|
Af: Toedeling aftrek studiekosten |
€ 691 |
|
Af: Toedeling restant persoonsgebonden aftrek |
€ 42.800 |
|
Inkomen uit werk en woning |
€ 12.721 |
In de aangifte is niet verzocht om aftrek ter voorkoming van dubbele belasting.
Bij brief van 21 juni 2021 heeft de Inspecteur belanghebbende verzocht om informatie over het aangegeven loon. Belanghebbende heeft in reactie op het informatieverzoek salarisstroken (payslips) en informatie over studiekosten verstrekt.
Uit de salarisstroken van het jaar 2018 volgt dat belanghebbende een bedrag van
€ 1.918 van [luchtvaartmaatschappij] als ‘pilot expenses’ heeft ontvangen. Op de salarisstroken staat tevens een bedrag aan allowance vermeld. Bij elkaar opgeteld bedraagt de allowance in 2018
€ 5.993,15 (de allowance).
Bij het opleggen van de aanslag is de Inspecteur afgeweken van de door belanghebbende ingediende aangifte en heeft hij het fiscale loon verhoogd. Het bedrag aan pilot expenses is niet tot het fiscale loon gerekend, de allowance is wel tot het fiscale loon gerekend. Het inkomen uit werk en inkomen is als volgt opgebouwd:
|
Buitenlandse inkomsten tegenwoordige arbeid: [luchtvaartmaatschappij] |
€ 126.342 |
|
Af: Toedeling aftrek eigen woning |
€ 6.195 |
|
Af: Toedeling aftrek studiekosten |
€ 691 |
|
Af: Toedeling restant persoonsgebonden aftrek |
€ 42.800 |
|
Inkomen uit werk en woning |
€ 76.656 |
Gelijktijdig met de aanslag zijn de beschikking belastingrente en de boetebeschikking opgelegd.
Bij uitspraak op bezwaar is de aanslag verminderd wegens aan belanghebbende verleende voorkoming van dubbele belasting voor een inkomen van € 59.430. De beschikking belastingrente is dienovereenkomstig verminderd. De boetebeschikking is gehandhaafd. Het verzoek van belanghebbende om een kostenvergoeding voor de bezwaarfase is afgewezen.