Home

Gerechtshof Den Haag, 24-06-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:1327, BK-23/365

Gerechtshof Den Haag, 24-06-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:1327, BK-23/365

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
24 juni 2025
Datum publicatie
17 juli 2025
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2025:1327
Formele relaties
Zaaknummer
BK-23/365
Relevante informatie
Art. 11 lid 1 onderdeel j Wet OB 1968

Inhoudsindicatie

Artikel 11, lid 1, onderdeel j, ten tweede, Wet OB: Bezwaar tegen voldoening op aangifte van omzetbelasting. Uitbesteding van operationeel betalingsverkeer door bank aan belanghebbende. Kwalificeren diensten van belanghebbende als vrijgestelde betalingsverkeerhandelingen? De diensten vervullen essentiële en kenmerkende functies voor betalingsverkeersdiensten en vallen als zodanig onder de vrijstelling.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-23/365

in het geding tussen:

de fiscale eenheid [X-1] B.V., [X-2] B.V. c.s. (thans: de fiscale eenheid [X-3] B.V., [X-4] B.V. c.s). te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: G.J. van Norden)

en

(vertegenwoordiger: […] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 1 maart 2023, nummer SGR 22/332.

Procesverloop

1.1.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte van omzetbelasting over het tijdvak december 2020.

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar van 3 december 2021 heeft de Inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft bij de Rechtbank beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. Ter zake van het beroep is van belanghebbende een griffierecht geheven van € 365. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van het hoger beroep is van belanghebbende een griffierecht van € 548 geheven. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. De Inspecteur heeft daarop gereageerd met een conclusie van dupliek.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 14 mei 2025. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.

Belanghebbende is een fiscale eenheid voor de omzetbelasting waarvan [A B.V.] onderdeel uitmaakt. [A B.V.] houdt zich bezig met Business Process Outsourcing en verleent onder andere IT-diensten aan afnemers in de financiële sector.

2.2.

[B N.V.] is één van de klanten van [A B.V.] . Vanaf 1 mei 2007 heeft [B N.V.] haar betalingsverkeerprocessen en IT-processen integraal overgedragen aan een rechtsvoorganger van [A B.V.] . Daarbij heeft [B N.V.] haar proces voor betalingsverkeer integraal (inclusief personeel en activa) overgedragen aan de rechtsvoorganger van [A B.V.] . Hierbij is het volledige proces van het bancaire betalingsverkeer, waarmee alle

betalingsverkeerhandelingen worden verricht die [B N.V.] voor klanten uitvoert, aan

[A B.V.] uitbesteed. Van de personeelsleden die zich bezighielden met betalingsverkeerprocessen zijn meer dan 50 mensen overgegaan naar [A B.V.] , slechts twee personeelsleden zijn bij [B N.V.] achtergebleven. [A B.V.] beschikt niet over een vergunning voor het verlenen van bancaire/betalingsverkeersdiensten van DNB/AFM.

2.3.

In een Raamovereenkomst van 30 september 2020 zijn de door [A B.V.] aan [B N.V.] te verrichten diensten vastgelegd. Bij wijze van introductie bij de Raamovereenkomst wordt het volgende overwogen:

“(A) [B N.V.] en [A B.V.] hebben op 28 december 2015, op basis van de daarin onder

(A) tot en met (I) weergegeven overwegingen over onder meer de gewenste kwaliteit

van de dienstverlening, een dienstverleningsovereenkomst met bijbehorende bijlagen gesloten (de op 28 december 2015 gesloten overeenkomst verder te noemen: de

“'Dienstverleningsovereenkomst”);

(B) Partijen zijn er daarbij van uit gegaan dat [A B.V.] BTW-plichtig is conform het BTW

regime zoals van toepassing op de sinds 2007 bestaande dienstverlening, waarbij 1/3

van de Diensten onderhevig is aan BTW heffing en 2/3 van de Diensten niet;

(C) Op de Dienstverleningsovereenkomst is door de belastingdienst een zogenaamde BTW-ruling

afgegeven waarin is bevestigd dat 2/3 van de Diensten, te weten de Diensten met

betrekking tot het betalingsverkeer, niet BTW-plichtig is;

(D) Partijen hebben in artikel 14 van de Dienstverleningsovereenkomst afspraken gemaakt

voor het geval dat door een ruling van de belastingdienst in de toekomst komt vast te

staan dat [A B.V.] over een groter deel van de diensten (meer dan 43%) BTW plichtig

wordt (hierna: de "Toegenomen BTW Plicht");

(E) [A B.V.] heeft [B N.V.] geïnformeerd dat de BTW-ruling afloopt op 1 januari 2020

en dat zij in overleg is getreden met de belastingdienst voor een nieuwe ruling en om te

voorkomen dat een Toegenomen BTW Plicht ontstaat;

(F) De uitkomst van dit overleg tussen [A B.V.] en de belastingdienst over de BTW-plicht

is dat de Dienstverleningsovereenkomst dient te worden opgesplitst in een

Deelovereenkomst voor van de BTW-plicht vrijgestelde Diensten met betrekking tot het betalingsverkeer en een Deelovereenkomst voor BTW-plichtige overige Diensten.

(G) [B N.V.] en [A B.V.] wensen daartoe de daarop betrekking hebbende bepalingen uit de Dienstverleningsovereenkomst te wijzigen / splitsen en de overige inhoud van de Dienstverleningsovereenkomst met Bijlagen en de overeengekomen Wijzigingen in de zin van artikel 5 ongewijzigd te laten;

(H) Partijen verklaren verder dat zij met de wijziging van de Dienstverleningsovereenkomst

uitdrukkelijk niet beogen afstand te doen van de daarin genoemde overwegingen, de

tussen hen bestaande verbintenissen en van de zekerheden (waaronder de als Bijlage

22 verstrekte Garantie [C B.V.] ) die voor de nakoming daarvan zijn verstrekt.”

2.4.

In artikel 1.9. van de Raamovereenkomst van 30 september 2020 zijn de doelstellingen als volgt gedefinieerd:

“Eventuele lacunes of onduidelijkheden in de bepalingen van deze Overeenkomst dienen te worden opgelost met het oog op de volgende doelstellingen van Partijen ten aanzien van de Diensten:

(i) voortzetting van de bedrijfsprocessen, ten minste van het niveau als voorheen binnen de [B N.V.] verleend en zoals nodig is voor [B N.V.] om haar dienstverlening als overheidsbank (met AAM AA+ status) naar behoren te kunnen uitvoeren;

(ii) behoud van kwaliteit van de Dienst betalingsverkeer van [B N.V.] , ten minste van hetzelfde niveau als voorheen binnen [B N.V.] gold en nodig is om haar dienstverlening als overheidsbank (met AAA/ AA+ status) naar behoren te kunnen uitvoeren;

(iii) adequate beheersing van risico's en kosten van [B N.V.] ;

(iv) het optimaal benutten van voordelen door, waar mogelijk, zoveel mogelijk gestandaardiseerde, generieke oplossingen van [A B.V.] in te zetten;

(v) behoud voor [B N.V.] van aanpassing aan toekomstige bedrijfsbehoeftes, ontwikkelingen vanuit wet- en regelgeving en eisen van toezichthouders, marktontwikkelingen en technologische ontwikkelingen.”

Dezelfde doelstellingen zijn terug te vinden in de Dienstverleningsovereenkomst welke van toepassing was vanaf 28 december 2015 tot de vaststelling van de Raamovereenkomst van 30 september 2020.

2.5.

In artikel 3.2 van de Raamovereenkomst is vervolgens het volgende bepaald:

“De Diensten zijn onder te verdelen in twee delen, die op grond van twee afzonderlijke Deelovereenkomsten worden geleverd:

(i) Deelovereenkomst 1 Betalingsverkeer: uitvoeren van de betalingsverkeerprocessen en de hiervoor noodzakelijke IT infrastructuur en processen conform de SLA;

(ii) Deelovereenkomst 2 (IT diensten): beheren van niet betalingsverkeer gerelateerde zaken conform de SLA;”

2.6.

Artikel 3.1 van Deelovereenkomst 1 Betalingsverkeer (Deelovereenkomst 1) bepaalt het volgende:

“Onder de voorwaarden van deze Deelovereenkomst zal [A B.V.] aan [B N.V.] en (waar van toepassing) de Groepsmaatschappijen van [B N.V.] in Nederland de Diensten verlenen zoals die in de SLA BTV [Hof: Service Level Agreement Betalingsverkeer] zijn beschreven en de Wijzigingen uitvoeren als van tijd tot tijd overeengekomen. Dit zijn resultaatsverbintenissen, behoudens voor zover anders overeengekomen.”

2.7.

Appendix 1 a. bij de SLA BTV vermeldt de volgende diensten en omschrijvingen zoals te verrichten door [A B.V.] aan [B N.V.] :

Nr

Service

Omschrijving

1

Verwerken uitgaand SEPA ((batch)betalingen en incasso’s)

Proces vanaf de geautomatiseerde aanlevering via e-banking (moment plaatsen finale handtekening) tot en met de doorverwerking in de rekening courant en, indien van toepassing, aanlevering bij de CSM.

2

Verwerken uitgaand spoed ((batch) betalingen via […] )

Proces vanaf de geautomatiseerde aanlevering via e-banking (moment plaatsen finale handtekening) tot en met de aanlevering bij […] .

3

Verwerken uitgaand buitenland (betalingen via correspondentbank)

Proces vanaf de aanlevering via e-banking (moment plaatsen finale handtekening) tot en met de aanlevering bij de correspondentbank.

4

Verwerken inkomend SEPA

Proces vanaf het beschikbaar stellen van SEPA bestanden door […] tot en met de doorverwerking in de rekening courant.

5

Verwerken SEPA bestanden CPS/FTP in e-banking

Proces vanaf het beschikbaar stellen via CPS/ aanleveren via FTP van de SEPA bestanden tot en met de verwerking in e-banking

6

Verwerken opwaarderingsbestand prepaidkaarten

Proces vanaf het aanmaken van het opwaarderingsbestand tot en met de aanlevering bij […] .

7

Muteren van klantgegevens/rekeninggegevens

Proces vanaf de aanlevering van het mutatieverzoek tot en met de verwerking in de systemen. Onder dit proces vallen o.a. de volgende activiteiten: openen en sluiten rekeningen, wijzigen rekening/klantcondities

8

Outputmanagement

Onder dit servicelevel vallen de volgende outputstromen: dagafschrift in

e-banking, treasury informatie in e-banking, dagafschrift informatie aangeleverd bij […] .

9

Periodieke kosten- en renteverrekening

Het periodieke proces (maand, kwartaal) van het berekenen en verrekenen van kosten en rente.

10

Verwerken boekingsbestanden contante geldverwerker

Proces vanaf de ontvangst van de bestanden van de contante geldverwerker tot en met de verrekening van stortingen, opnames en kosten contant geld.

11

Beschikbaarheid van e-banking voor klanten

[B N.V.] BTV moet beschikbaar zijn voor het invoeren van opdrachten, het raadplegen/downloaden van informatie en het tekenen van opdrachten.

2.8.

De processen die zijn uitbesteed aan [A B.V.] zijn vastgelegd in zogenoemde knipschema’s opgenomen in de Standaard Rapportage Processen Hierarchie [B N.V.] (SRPH). Hierin is schematisch vastgelegd welke rol [A B.V.] , [B N.V.] en de […] respectievelijk op zich nemen bij de verschillende processen. De knipschema’s vormen aldus een aanvulling op de Raamovereenkomst, de Deelovereenkomst 1 en de SLA BTV.

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft, voor zover van belang, het volgende geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres:

“Beoordeling

12. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof van Justitie) dienen de bewoordingen van een vrijstelling strikt te worden uitgelegd. Nu eiseres een beroep doet op de vrijstelling, rust de bewijslast voor toepassing van deze vrijstelling op haar. Dat betekent dat zij aannemelijk dient te maken dat de betalingsverkeerdiensten aan de voorwaarden van de vrijstelling voldoen.

13. Uit vaste rechtspraak van het Hof van Justitie1 kan verder worden afgeleid dat diensten alleen als handelingen betreffende betalingen/overmakingen in de zin van de Richtlijn kunnen worden aangemerkt, wanneer zij over het geheel genomen een afzonderlijk geheel vormen dat de kenmerkende en essentiële functies van een betaling vervult en derhalve tot een overmaking van geld leidt en juridische en financiële wijzigingen meebrengt. De vrijgestelde dienst in de zin van de Richtlijn moet worden onderscheiden van het verrichten van een louter materiële of technische dienst, zoals het terbeschikkingstelling van een systeem van gegevensverwerking aan de bank.

14. Met betrekking tot de vraag of de betalingsverkeerdiensten van eiseres leiden tot overmaking van geld en juridische en financiële wijzigingen meebrengen, overweegt de rechtbank als volgt. Eiseres heeft onder meer aangevoerd dat C door de uitbesteding van de betalingsverkeerprocessen de plaats van B heeft overgenomen. Zij keurt betalingen goed en debiteert en crediteert bankrekeningen namens B . Dit leidt volgens eiseres tot wijzigingen in de juridische en financiële positie van de rekeninghouders van B . De rechtbank vindt geen steun voor dit betoog in de door eiseres overgelegde stukken. In de SLA BTV staan naar het oordeel van de rechtbank geen diensten vermeld die wijzigingen brengen in de juridische en financiële verhoudingen van de rekeninghouders van B , maar slechts handelingen van louter technische en administratieve aard. Eiseres heeft haar standpunt niet op andere wijze aannemelijk gemaakt. De rechtbank concludeert dat de vrijstelling niet op de betalingsverkeerdiensten van toepassing is.

Fiscaal neutraliteitsbeginsel

15. Eiseres stelt dat het fiscale neutraliteitsbeginsel wordt geschonden aangezien banken die hun betalingsverkeer niet hebben uitbesteed wel onder de vrijstelling kunnen vallen. De rechtbank overweegt dat het fiscale neutraliteitsbeginsel geen regel van primair recht is waaraan de geldigheid van een vrijstelling kan worden getoetst, maar een beginsel, waarmee rekening gehouden dient te worden bij de toepassing van het beginsel dat de vrijstelling strikt moet worden uitgelegd. De werkingssfeer van de vrijstelling kan op grond van het fiscale neutraliteitsbeginsel dus niet worden uitgebreid. Het fiscale neutraliteitsbeginsel staat naar het oordeel van de rechtbank niet in de weg aan de conclusie zoals vermeld onder 14.

[…] brief

16. Eiseres stelt dat uit de bewoordingen van het in paragraaf 3 van de brief van

23 oktober 2012 van de Belastingdienst aan de […] neergelegde beleid volgt dat de betalingsverkeerdiensten onder de vrijstelling vallen. In die paragraaf is het volgende opgenomen:

“een kenmerkende dienst vervult de functie(s) van een in de vrijstelling genoemde transactie (bijvoorbeeld betaling) waarbij deze functie feitelijk of potentieel tot eigendomsoverdracht van geld leidt (zie SWIFT p. 33-34). Eigendomsoverdracht in potentie is dus voldoende voor een kenmerkende vrijgestelde handeling mits deze van financiële aard is. Dit betekent dat bijvoorbeeld clearing t.b.v. settlement op interbancair niveau of op klantniveau in zijn geheel als vrijgestelde dienst kan worden aangemerkt. De precieze definitie van clearing is afhankelijk van het onderliggende betaalsysteem en het niveau van clearing (c.q. clearing op interbancair niveau of op klant niveau). Onder clearing kan in ieder geval het volgende worden verstaan:

-

In de SEPA Cards Framework (door […] ): Clearing is the process of exchanging financial transaction details between an acquirer and an issuer to facilitate both the posting of transactions to cardholders’ accounts and the reconciliation of an institution’s settlement position

-

In de […] /CSM Framework (door […] ): Clearing is the process of transmitting, reconciling and confirming payments of different types and the establishment of a final position for settlement either on an individual transaction basis or on a periodic basis for aggregated or netted positions.

-

In de Glossary van de ECB: Clearing is the process of transmitting, reconciling and, in some cases confirming payment orders or security transfer instructions prior to settlement, possibly including de netting instructions and the establishment of final positions for settlement. Sometimes the terms are used (imprecisely) to include settlement.

Handelingen van een gewone materiële, technische of administratieve aard kunnen niet onder de 11-1-j-2 vrijstelling vallen.”

De rechtbank is van oordeel, mede in het licht van wat zij onder 14 heeft overwogen, dat in deze brief niet gelezen kan worden dat de betalingsverkeerdiensten van C onder de vrijstelling vallen. Hetgeen is opgenomen in paragraaf 3 van deze brief betreft slechts datgene, dat verstaan moet worden onder ‘clearing ten behoeve van settlement’. Zo de brief al kan worden aangemerkt als beleid, heeft eiseres onvoldoende geconcretiseerd dat haar handelingen dan wel dienstverlening aan B onder dit beleid vallen. Het beroep van eiseres op de […] brief faalt derhalve.

Slotsom

17. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep ongegrond te worden

verklaard.

Proceskosten

18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.”

Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten en griffierecht

Beslissing