Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-08-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:3642, 16/03452

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-08-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:3642, 16/03452

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
17 augustus 2017
Datum publicatie
31 augustus 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:3642
Formele relaties
Zaaknummer
16/03452

Inhoudsindicatie

Unierechtelijke verdedigingsbeginsel niet geschonden. Anders dan belanghebbende meent is er geen rechtsregel die de Inspecteur verplicht belanghebbende expliciet voor een mondeling onderhoud uit te nodigen.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 16/03452

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 26 mei 2016, nummer BRE 15/1837, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna vermelde naheffingsaanslag en beschikking belastingrente.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is met dagtekening 30 september 2014, onder aanslagnummer [aanslagnummer] , een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd ten bedrage van € 578 aan belasting (hierna: de naheffingsaanslag). Voorts is bij beschikking belastingrente ten bedrage van € 15 in rekening gebracht. Het daartegen gemaakt bezwaar is bij uitspraken van de Inspecteur ongegrond verklaard.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 331.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 503.

De Inspecteur heeft geen verweerschrift ingediend.

1.4.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft de Inspecteur vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.5.

De zitting heeft plaatsgehad op 5 juli 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] , als gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door mevrouw [B] , alsmede, namens de Inspecteur, de heren [C] en [D] .

1.6.

Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het Hof en, door tussenkomst van de griffier, aan de wederpartij, welke pleitnota met instemming van partijen wordt geacht te zijn voorgedragen.

1.7.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende heeft op 20 november 2013 aangifte gedaan voor de BPM ter zake van de registratie van een personenauto, te weten een [automerk] (VIN eindigend op [nummer] ), afkomstig uit een andere lidstaat van de Europese Unie. Het aangegeven bedrag aan BPM is door belanghebbende berekend op € 2.939. Belanghebbende heeft bij de aangifte gekozen voor het gebruik van de koerslijst X-Ray.

2.2.

Met dagtekening van 30 september 2014 heeft de Inspecteur aan belanghebbende een naheffingsaanslag BPM opgelegd van € 578 en daarbij € 15 belastingrente in rekening gebracht. De Inspecteur heeft gebruik gemaakt van de koerslijst Autotelex Pro.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Is het verdedigingsbeginsel geschonden doordat de Inspecteur belanghebbende voorafgaand aan het opleggen van de naheffingsaanslag niet mondeling heeft gehoord?

2. Is een ná het belastbare feit opgelegde naheffingsaanslag in strijd met artikel 110 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU)?

Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan. Ter zitting zijn partijen tot overeenstemming gekomen over de hoogte van de naheffingsaanslag indien bovenstaande vragen ontkennend worden beantwoord. Voor dat geval zijn partijen het erover eens dat de naheffingsaanslag moet worden verminderd naar een bedrag van € 201.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting hebben zij daaraan, zakelijk weergegeven, het volgende toegevoegd:

Partijen:

Wij hebben overeenstemming bereikt over de hoogte van de naheffingsaanslag, voor het geval de formele grieven van belanghebbende niet tot vernietiging van de naheffingsaanslag leiden. De naheffingsaanslag moet in dat geval worden verminderd tot € 201.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraken van de Inspecteur, de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente. De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en vermindering van de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 201.

4 Gronden

5 Beslissing