Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-01-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:146, 22/00903

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-01-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:146, 22/00903

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
18 januari 2023
Datum publicatie
13 juli 2023
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2023:146
Formele relaties
Zaaknummer
22/00903
Relevante informatie
Art. 7.8 Wet IB 2001, Art. 21 Uitv besl IB 2001

Inhoudsindicatie

In geschil is of de beschikking belastingrente moet worden vernietigd op grond van het zorgvuldigheidsbeginsel of moet worden gematigd, gelet op de hoogte van het rentepercentage. Het hof is van oordeel dat de Belastingdienst tekort is geschoten in de informatieverstrekking (die op meerdere manieren te interpreteren was), maar dat betekent niet dat het zorgvuldigheidsbeginsel zich verzet tegen het in rekening brengen van de wettelijk verschuldigde belastingrente. Het oordeel van de rechtbank berust op een onjuiste rechtsopvatting. Het is ook niet uitsluitend aan de Belastingdienst te wijten dat belanghebbende belastingrente verschuldigd is. Het zorgvuldigheids- en vertrouwensbeginsel kunnen in dit geval de juiste wetstoepassing niet opzij zetten. De stelling dat het rentepercentage in de belastingrenteregeling niet in een redelijke verhouding staat tot de werkelijkheid slaagt evenmin. Het hoger beroep van de inspecteur is gegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Nummer: 22/00903

Uitspraak op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 16 maart 2022, nummer BRE 20/8985 in het geding tussen de inspecteur en

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] (Duitsland),

hierna: belanghebbende.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft de aanslag inkomstenbelasting (hierna: IB) 2017 opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep inzake de beschikking belastingrente gegrond verklaard en het beroep voor het overige ongegrond verklaard.

1.4.

De inspecteur heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het hof heeft bepaald dat de zitting achterwege kan blijven. Geen van partijen heeft – na navraag door het hof – verklaard gebruik te willen maken van hun recht om op een zitting te worden gehoord. Het hof heeft partijen schriftelijk meegedeeld dat het onderzoek is gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is gepensioneerd en woonde heel 2017 in Duitsland. In 2017 ontving belanghebbende een AOW-uitkering van € 8.764 en een pensioen van Stichting Pensioenfonds ABP (hierna: het ABP-pensioen) van € 22.147.

2.2.

Het heffingsrecht over de AOW-uitkering is toegewezen aan Duitsland, het heffingsrecht over het ABP-pensioen aan Nederland.1

2.3.

Op 19 augustus 2018 heeft belanghebbende aangifte IB gedaan over het jaar 2017. In het aangiftebiljet is aangekruist dat belanghebbende aan de voorwaarden voldoet om in 2017 als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige te worden aangemerkt. Hij heeft in de aangifte de AOW-uitkering en het ABP-pensioen verantwoord als belastbaar inkomen uit werk en woning en daarop € 2.110 in aftrek gebracht aan negatieve inkomsten uit eigen woning en € 3.399 aan persoonsgebonden aftrek. Voor de AOW-uitkering heeft hij aftrek ter voorkoming van dubbele belasting verzocht. Dit resulteert in een verzamelinkomen volgens de aangifte van € 16.638.

2.4.

Met dagtekening 12 oktober 2018 is aan belanghebbende in overeenstemming met de aangifte een voorlopige aanslag IB 2017 opgelegd. Deze voorlopige aanslag heeft geleid tot een teruggave van € 1.684. Ter zake van deze teruggave is geen belastingrente vergoed.

2.5.

Met dagtekening 14 juli 2020 heeft de inspecteur de aanslag IB 2017 vastgesteld. Daarbij is afgeweken van de aangifte. De inspecteur heeft belanghebbende niet als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige aangemerkt. De aanslag is berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning, tevens verzamelinkomen, van € 22.147 (het ABP-pensioen). De volgens de aanslag verschuldigde IB bedraagt € 1.684. Bij beschikking is € 134 belastingrente in rekening gebracht.

2.6.

De rechtbank heeft geoordeeld dat Nederland geen rekening hoeft te houden met de persoonlijke en gezinssituatie van belanghebbende en heeft het beroep inzake de aanslag ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de beschikking belastingrente vernietigd op grond van het zorgvuldigheidsbeginsel. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat uit de wettelijke regeling, het aangifteprogramma en de website van de Belastingdienst niet kan worden afgeleid dat in artikel 21bis, lid 1, aanhef en onderdeel c Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 (hierna: UBIB) met inkomen het wereldinkomen wordt bedoeld en dat belanghebbende naar de overtuiging van de rechtbank bij een zorgvuldige informatieverstrekking geen aangifte had ingediend waarvan bij het vaststellen van de aanslag zou zijn afgeweken.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft uitsluitend de beschikking belastingrente. Het geschil spitst zich toe op beantwoording van de vragen of de in rekening gebrachte belastingrente moet worden vernietigd wegens schending van het zorgvuldigheidsbeginsel of moet worden gematigd gelet op de hoogte van het rentepercentage.

3.2.

De inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en ongegrondverklaring van het beroep. Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing