Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 11-01-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:46, 21/00964

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 11-01-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:46, 21/00964

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
11 januari 2023
Datum publicatie
12 juli 2023
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2023:46
Formele relaties
Zaaknummer
21/00964
Relevante informatie
Art. 116 Wschw, Art. 117 Wschw, Art. 119 Wschw

Inhoudsindicatie

Belanghebbende is aangeslagen voor de ‘watersysteemheffing gebouwd’ en de ‘watersysteemheffing ingezetenen’. In geschil is of de aanslagen terecht aan belanghebbende zijn opgelegd. Belanghebbende heeft onder meer aangevoerd dat de Verordening op de watersysteemheffing in strijd is met artikel 9 van de Kaderrichtlijn Water, dat hij moet worden vrijgesteld van watersysteemheffing door zijn lage waterbezwaar en dat hij onevenredig wordt belast doordat het waterschap de bescherming tegen zeewater schaart onder de zorg voor het watersysteem.

Naar het oordeel van het hof treffen de grieven van belanghebbende geen doel.

Het hoger beroep is ongegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 21/00964

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 10 juni 2021, nummer BRE 19/3454, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van Sabewa Zeeland,

hierna: de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft voor het belastingjaar 2017 een gecombineerd aanslagbiljet verzonden, waarbij belanghebbende (onder meer) is aangeslagen voor de ‘watersysteemheffing gebouwd’ en de ‘watersysteemheffing ingezetenen’.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen. De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft geen verweerschrift ingediend, maar wel een nader stuk van 10 november 2022. Dit stuk is doorgestuurd naar belanghebbende.

1.5.

De zitting heeft plaatsgevonden op 1 december 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende, en, namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] . Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de heffingsambtenaar.

1.6.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende was op 1 januari 2017 eigenaar en bewoner van de woning aan de [adres] in [plaats] , gemeente Goes , en was op die datum als zodanig ingeschreven in respectievelijk de Basisregistratie kadaster en de Basisregistratie Personen.

2.2.

Op 28 februari 2017 is aan belanghebbende een gecombineerde aanslag opgelegd, waarop een bedrag van € 203,23 aan ‘watersysteemheffing gebouwd’ is vermeld (gebaseerd op de vastgestelde WOZ-waarde van de woning van € 348.000) en een bedrag van € 99,58 aan ‘watersysteemheffing ingezetenen’ (het standaardtarief per woning).

2.3.

Op 4 december 2014 heeft de algemene vergadering van Waterschap Scheldestromen de Verordening op de watersysteemheffing waterschap Scheldestromen 2015 (hierna: de Verordening) vastgesteld. De algemene vergadering heeft op 24 november 2016 een wijzigingsbesluit vastgesteld in verband met de voor 2017 geldende tarieven.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is of de heffingsambtenaar terecht de aanslagen watersysteemheffing (hierna: de aanslagen) voor het jaar 2017 aan belanghebbende heeft opgelegd.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de aanslagen. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

3.3.

Het geschil betreft in het bijzonder het antwoord op de volgende vragen:

I. Is de Verordening in strijd met artikel 9 van de Kaderrichtlijn Water1 (hierna: KRW)?

II. Is sprake van een juiste invulling van de termen ‘stroomgebied’ en ‘beheersgebied’?III. Moet belanghebbende worden vrijgesteld van watersysteemheffing door zijn lage waterbezwaar, ondanks dat het wettelijke belastbare feit voor de watersysteemheffing zich heeft voorgedaan?

IV. Is sprake van een willekeurige en onredelijke belastingheffing op basis van de Kostentoedelingsverordening watersysteembeheer en wegenbeheer waterschap Scheldestromen 2016 (hierna: de Kostentoedelingsverordening)?

V. Wordt belanghebbende onevenredig belast doordat het waterschap de bescherming tegen zeewater schaart onder de zorg voor het watersysteem?

VI. Wordt belanghebbende onevenredig belast omdat er geen sprake is van tariefdifferentiatie waarbij het tarief toeneemt naarmate men meer vervuilt?

VII. Dient het waterschap cijfermatig te onderbouwen wat het waterbezwaar is van (de woning van) belanghebbende?

VIII. Dienen de aanslagen vernietigd te worden wegens strijd met de wet of de algemene beginselen van behoorlijk bestuur?

4 Gronden

5 Beslissing