Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 01-02-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:466, 21/00618 tot en met 21/00621

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 01-02-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:466, 21/00618 tot en met 21/00621

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
1 februari 2023
Datum publicatie
1 maart 2023
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2023:466
Formele relaties
Zaaknummer
21/00618 tot en met 21/00621
Relevante informatie
Art. 18 Verdrag Nederland – België, Art. 28 Verdrag Nederland – België, Art. 11 AWR, Art. 16 AWR

Inhoudsindicatie

Uitleg artikel 18 Belastingverdrag Nederland-België. Het hof is van oordeel dat het heffingsrecht over het pensioen op grond van artikel 18, lid 2, Verdrag ook wordt toegewezen aan de bronstaat, Nederland, indien en voor zover het pensioen door België wordt belast zoals beschreven in letter b van artikel 18, lid 2, Verdrag. De andersluidende uitleg van de inspecteur wordt verworpen.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 21/00618 tot en met 21/00621

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] (België),

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 4 maart 2021, nummers BRE 20/4786 tot en met 20/4789, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aanslagen inkomstenbelasting opgelegd voor de jaren 2014 tot en met 2017. Tevens is bij beschikkingen belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar gegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.

1.6.

Belanghebbende heeft vóór de zitting een pleitnota met een bijlage toegezonden aan het hof. De griffier heeft deze pleitnota doorgestuurd naar de inspecteur.

1.7.

De zitting heeft plaatsgevonden op 28 juli 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende,

en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .

1.8.

Beide partijen hebben tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij. De inspecteur heeft geen bezwaar gemaakt tegen overlegging van de twee bijlagen bij de pleitnota van belanghebbende.

1.9.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.10.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende woont sinds 2008 in België. Ook in de onderhavige jaren is belanghebbende inwoner van België en buitenlandse belastingplichtige in Nederland.

2.2.

Belanghebbende geniet sinds 1 augustus 2009 een pensioen uit Nederland van [Pensioenfonds] (hierna: het pensioen). Het pensioen bedroeg € 29.357 in 2014 en € 29.212 in 2015 tot en met 2017. Belanghebbende heeft het pensioen vanuit zijn Nederlandse dienstbetrekking opgebouwd in de periode 1 april 1986 tot en met 31 juli 2009. Daarnaast heeft belanghebbende lijfrente-uitkeringen ontvangen van € 359 (2014) respectievelijk € 1.437 (2015 tot en met 2017). Wat betreft de opbouw van het pensioen en de lijfrente heeft fiscale faciliëring in Nederland plaatsgevonden. Verder geniet belanghebbende vanuit Nederland een AOW-uitkering. De heffing over de AOW-uitkering is toegewezen aan België.

2.3.

Medio 2018 heeft de inspecteur vanuit België informatie ontvangen over de fiscale behandeling in België van het inkomen dat belanghebbende in 2016 heeft genoten. De inspecteur heeft belanghebbende voor 2014 en 2015 niet uitgenodigd aangifte te doen voor de inkomstenbelasting. Belanghebbende heeft (daardoor) ook geen aangiftebiljetten ingestuurd. In de laatste aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen die namens belanghebbende werd ingediend, te weten de aangifte over 2009, werd vermeld dat zijn pensioeninkomsten niet belastbaar waren in Nederland.

2.4.

In België zijn aan belanghebbende voor de onderhavige jaren aanslagen personenbelasting opgelegd. Van het pensioen is 57/280e deel in België tegen het reguliere (progressieve) tarief personenbelasting geheven. Voor 223/280e deel van het pensioen is dat niet gebeurd. Voor dat deel wordt het pensioen door de Belgische fiscale autoriteiten als een lijfrente aangemerkt, omdat dat deel vóór 2004 is opgebouwd. Het belastbaar bedrag over het deel van het pensioen dat als lijfrente wordt aangemerkt, is gelijkgesteld aan 3% van het (pensioen)kapitaal per die datum. Hierover is vervolgens 30% personenbelasting geheven. Per saldo zijn de volgende bedragen aan pensioenen en lijfrenten vanuit een Nederlandse bron niet progressief belast in België:

- in 2014: € 23.739,75;

- in 2015, 2016 en 2017: € 24.702,72.

2.5.

Met dagtekening 24 juli 2019 heeft de inspecteur aanslagen inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.357 (2014) respectievelijk € 29.212 (2015 tot en met 2017). De inspecteur heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat het pensioen volledig belastbaar is in Nederland omdat de totale bruto pensioenuitkeringen in al deze jaren hoger zijn dan € 25.000. Bij beschikking heeft de inspecteur € 298 (2014), € 317 (2015), € 208 (2016) respectievelijk € 120 (2017) belastingrente in rekening gebracht.

De aanslagen inkomstenbelasting voor de jaren 2014 en 2015 zijn opgelegd na het verloop van drie jaren na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan.

2.6.

De inspecteur is in de uitspraak op bezwaar tegemoetgekomen aan belanghebbendes verzoek om teruggaaf van de te veel ingehouden loonheffingen over de lijfrente-uitkeringen.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1) Is conversie van de aanslagen inkomstenbelasting 2014 en 2015 in navorderingsaanslagen mogelijk?

2) Heeft Nederland op basis van het Belastingverdrag Nederland-België van 5 juni 2001 (hierna: het Verdrag) het heffingsrecht over het pensioen in de onderhavige jaren?

3.2.

Belanghebbende concludeert primair tot vermindering van de aanslagen tot nihil. Subsidiair concludeert belanghebbende tot aanslagen inkomstenbelasting naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van afgerond € 23.740 (2014), afgerond € 24.702 (2015 en 2016) respectievelijk afgerond € 24.692 (2017). De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing