Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-10-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:3308, 22/1779
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-10-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:3308, 22/1779
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 23 oktober 2024
- Datum publicatie
- 18 februari 2025
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2022:5284, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 22/1779
Inhoudsindicatie
Het hof is van oordeel dat de voorbelasting met betrekking tot facturen afkomstig van [naam maatschappij] mede op grond van artikel 8:31 Awb- in principe aftrekbaar is. Echter, vanwege de toepassing van de verleggingsregeling bestaat er geen recht op aftrek van voorbelasting en is de naheffingsaanslag terecht opgelegd. De opgelegde boeten worden daarentegen door het hof vernietigd. Het hoger beroep van belanghebbende is in zoverre gegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 22/1779
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 14 september 2022, nummer BRE 21/2066 in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft een naheffingsaanslag omzetbelasting over de periode 1 mei 2015 tot en met 31 december 2016 opgelegd (hierna: de naheffingsaanslag). Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht en bij beschikking een boete opgelegd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 28 juni 2024 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.
2 Feiten
Belanghebbende drijft een eenmanszaak genaamd “ [bedrijf] ” en is ondernemer voor de omzetbelasting.
Bij belanghebbende is een boekenonderzoek ingesteld naar onder andere de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting voor de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2016. De bevindingen van het boekenonderzoek zijn vastgelegd in een controlerapport van 1 februari 2019. Tijdens het boekenonderzoek is geconstateerd dat er voor de tijdvakken in het jaar 2016 een aansluitingsverschil van € 5.495 bestaat tussen de te betalen omzetbelasting zoals volgt uit de administratie en de daadwerkelijk op aangifte voldane omzetbelasting. Tevens heeft de inspecteur het standpunt ingenomen dat de voorbelasting welke betrekking heeft op de inkoopfacturen waarop staat dat deze afkomstig zijn van de [naam maatschappij] (hierna: [naam maatschappij] ) onterecht in aftrek is gebracht, omdat deze facturen vals zijn. Het gaat dan om bedragen aan voorbelasting voor de jaren 2015 en 2016 van respectievelijk € 10.605 en € 21.564.
In het controlerapport is opgenomen wat de bedrijfsactiviteiten van belanghebbende zijn:
“De bedrijfsactiviteiten bestaan uit:
-Het leveren en plaatsen van haarden alsmede de renovatie van alle soorten haarden, gashaarden, houtkachels, palletkachels, inzetkachels etc.
-Het leveren en compleet installeren van schouwen, eventueel inclusief rookkanaal, elektrische schoorsteenventilator en afwerking.
-De verkoop van elektrische schoorsteenventilatoren.
-Installatie van rookkanalen.
-Het verzorgen van onderhoud aan en renovatie van de schoorsteen (dak) alsmede de uitvoering van reparaties en renovaties van daken uit.
-Complete vervanging van daken.
Er is een showroom op het bedrijfsadres. Klanten kunnen deze op afspraak bezoeken.
Nieuwe activiteiten
In de loop van 2016 is de heer [belanghebbende] begonnen andere activiteiten te ontplooien. De nieuwe activiteiten hebben betrekking op schadeherstel bij particulieren na brand, storm en/of waterschade. De opdrachten zijn afkomstig van verzekeringsmaatschappijen.
In eerste instantie liepen deze activiteiten mee in de eenmanszaak [bedrijf] . Op 14 september 2017 zijn deze activiteiten ondergebracht in [A BV] ”
In het controlerapport zijn de volgende opmerkingen over de administratie 2016 gemaakt:
“De heer [B] gaf tijdens het inleidend gesprek aan dat de heer [belanghebbende] niet secuur is in het aanleveren van de administratie. De (digitale) inkoopnota’s worden niet allemaal tijdig aangeleverd bij de adviseur. De financiële administratie over het jaar 2016 is derhalve op het moment van inleidend gesprek/aanvang controle niet compleet. De heer [B] gaf aan dat er inkoopfacturen zijn die daarom als voorlopige betalingen/vooruitbetaling geboekt worden. Andere inkoopfacturen zijn op het moment van aanvang controle in zijn geheel nog niet ingeboekt in de financiële administratie.
De heer [B] geeft aan dat er daarom voor het jaar 2016 een suppletie aangifte omzetbelasting ingediend moet worden als de administratie compleet is. Als verklaring gaf de heer [belanghebbende] desgevraagd aan dat hij veel inkoopfacturen digitaal ontvangt. De heer [belanghebbende] gaf aan dat de inkoopfacturen veelal wel tijdig betaald worden maar dat hij slordig is in het printen en aanleveren van de inkoopfacturen en onvoldoende tijd neemt om de administratie goed aan te leveren bij de heer [B] .”
In het controlerapport is de boete in verband met de correctie aansluitingsverschil als volgt gemotiveerd:
“De feiten en omstandigheden op basis waarvan ik voornemens ben deze vergrijpboete over 2016 op te leggen betreffen:
-Belanghebbende is belastingplichtig voor de omzetbelasting en heeft uitnodigingen ontvangen tot het doen van aangifte;
-Tijdens de controle is gebleken dat er over het jaar 2016 een aansluitverschil is ontstaan ten bedrage van € 5.495 i.v.m. de voorbelasting die geclaimd werd;
-Bij aanvang van de controle is door belanghebbende verklaard dat hij slordig is in het aanleveren van de inkoopfacturen bij de adviseur. Tevens is dit bevestigd door de boekhouder van belanghebbende;
-Doordat de basisbescheiden voor het indienen van de aangifte niet tijdig en volledig werden ingeleverd konden ze ook niet juist en tijdig in de administratie worden verwerkt;
-Door deze handelswijze van belanghebbende zijn aansluitverschillen ontstaan waardoor niet de juiste bedragen aan omzetbelasting werden afgedragen;
-Het had op de weg van belanghebbende gelegen om de juiste gegevens tijdig bij zijn adviseur aan te leveren;
-Hij had zich dienen te realiseren dat door het niet aanleveren van alle inkoopfacturen de boekhouding niet volledig bijgehouden kon worden. Als gevolg hiervan zijn onjuiste en onvolledige aangiften ingediend
-Op basis van de vorenstaande feiten en omstandigheden ben ik van mening dat belanghebbende ernstig nalatig is geweest;
-Dit is gelijk te stellen met grove schuld. De vergrijpboete bedraagt 25% van de naheffing.”
In het controlerapport is de boete in verband met de correctie inkoopfacturen [naam maatschappij] als volgt gemotiveerd:
“De feiten en omstandigheden op basis waarvan ik voornemens ben deze vergrijpboete over 2015 en 2016 op te leggen betreffen:
-Belanghebbende is belastingplichtig voor de omzetbelasting en heeft uitnodigingen ontvangen tot het doen van aangifte;
-Tijdens de controle is gebleken dat er in de aangiften omzetbelasting 2015 en 2016 voorbelasting is geclaimd inzake de facturen van de [naam maatschappij] BV;
-Betreffende facturen voldoen niet aan de factuurvereisten. Tevens kon door belanghebbende niet worden onderbouwd dat de vermelde werkzaamheden daadwerkelijk zijn verricht. Daarnaast is door belanghebbende niet bewezen gemaakt dat de betreffende kosten daadwerkelijk zijn betaald;
-Ook is tijdens het onderzoek gebleken dat de lay-out, de vestigingsplaats maar ook een aantal overige elementen die in dit rapport zijn genoemd niet juist zijn op de betreffende facturen. Bovendien is de leverancier sinds 1 januari 2016 afgevoerd als ondernemer voor de omzetbelasting;
-Tijdens het derden onderzoek, dat door de Belastingdienst werd ingesteld bij de [naam maatschappij] B.V., is door de BV verklaard dat er namens deze BV geen werkzaamheden voor de heer [belanghebbende] uitgevoerd zijn in 2015 en 2016, dat er namens deze BV geen facturen aan de heer [belanghebbende] uitgereikt zijn in 2015 en 2016, dat er namens deze BV geen kwitanties aan de heer [belanghebbende] zijn uitgereikt in 2015 en 2016 en dat deze BV geen bedragen van de heer [belanghebbende] heeft ontvangen in 2015 en 2016;
-Op basis van de vorenstaande feiten en omstandigheden ontstaat het gerechtvaardigd vermoeden dat belanghebbende voorbelasting heeft geclaimd van niet bestaande facturen;
-Belanghebbende heeft bij zijn adviseur bescheiden aangeleverd die een onjuiste grondslag vormden voor de aangiften omzetbelasting;
-Belanghebbende heeft hiermee willens en wetens gehandeld waardoor belasting welke op aangifte dient te worden voldaan gedeeltelijk niet is betaald;
-Dit is gelijk te stellen met opzet;
-De vergrijpboete bedraagt 50% van de naheffing.”
Tijdens het boekenonderzoek heeft de inspecteur een derdenonderzoek verricht. De inspecteur heeft een vijftal vragen gesteld aan de heer [C] . Hij was in de onderhavige periode bestuurder en enig aandeelhouder van [naam maatschappij] . De inspecteur heeft per e-mail van 30 maart 2018 de volgende vragen gesteld:
“1) gaarne zou ik uw telefoonnummer willen ontvangen;
2) toen u aandeelhouder was, welke bedrijven hebben er toen voor de [naam maatschappij] B.V. opdrachten uitgevoerd?
3) Had de Nederlandsche Verbouwings Maatschappij B.V. een adviseur? Zo ja, wie?
4) Weet u waar de administratie is van de Nederlandsche Verbouwings Maatschappij B.V.?
5) wat kunt u mij nog meer vertellen over de [naam maatschappij] B.V. ?”
De heer [C] heeft deze vragen beantwoord per e-mail van 4 april 2018. De inspecteur heeft de antwoorden op de vragen 1 en 4, alsmede de naam die in het antwoord op vraag 3 is vermeld, onleesbaar gemaakt. De antwoorden luiden als volgt:
“1- (Hof: onleesbaar)
2- Geen bedrijf of persoon is actief geweest betreft werkzaamheden in opdracht van de [naam maatschappij] .
3) Geen adviseur in dienst geweest
Dit werd gedaan door (Hof: onleesbaar)
4)- (Hof: onleesbaar)
5- De [naam maatschappij] heeft geen opdrachten uitgevoerd onder mijn toezicht of weten”
Naar aanleiding van de constateringen tijdens het boekenonderzoek is de naheffingsaanslag opgelegd. Tevens heeft de inspecteur een vergrijpboete opgelegd van 25% voor zover het de nageheven omzetbelasting van het aansluitingsverschil betreft en van 50% voor zover het de voorbelasting van de facturen van [naam maatschappij] betreft. De naheffingsaanslag is cijfermatig als volgt opgebouwd:
Nageheven omzetbelasting (voorbelasting 2015) € 10.605
Nageheven omzetbelasting (voorbelasting 2016) € 21.564
Nageheven omzetbelasting (aansluitingsverschil 2016) € 5.495
Vergrijpboete (50% van € 32.169) € 16.084
Vergrijpboete (25% van € 5.495) € 1.373
Belastingrente € 3.738
Totaal € 58.859
De nageheven voorbelasting is - op factuurniveau - als volgt door de inspecteur gespecificeerd:
Factuur(datum) |
Factuurnummer |
Factuuromschrijving |
Omzetbelasting in € |
1 oktober 2016 |
[factuurnummer 1] |
Verrichte werkzaamheden |
3.552,34 |
1 september 2016 |
[factuurnummer 2] |
Verrichte werkzaamheden |
3.108 |
Onbekend (d.w.z. niet fysiek in de administratie aangetroffen) |
[factuurnummer 3] |
- |
2.834 |
1 juni 2016 |
[factuurnummer 4] |
Zie 2.5.3 |
5.649 |
29 april 2016 |
[factuurnummer 5] |
Zie 2.5.2 |
2.320,50 |
30 maart 2016 |
[factuurnummer 6] |
Verrichte werkzaamheden conform afspraak |
4.100 |
29 december 2015 |
[factuurnummer 7] |
Project [project 1] |
1.680 |
30 november 2015 |
[factuurnummer 8] |
1.470 |
|
29 oktober 2015 |
[factuurnummer 9] |
Project [project 2] |
1.575 |
1 september 2015 |
Ontbreekt |
Diverse projecten |
1.890 |
1 augustus 2015 |
Ontbreekt |
Diverse projecten |
1.575 |
1 juli 2015 |
Ontbreekt |
Diverse projecten |
2.415 |
Totaal |
32.168,84 |
Factuur [factuurnummer 5] ziet op de verbouwing van de showroom van belanghebbende in [plaats 1] en heeft de volgende omschrijving:
“Slopen en verwijderen van open haarden/kachels in showroom
Afvoeren puin en afvalstoffen
Verwijderen rookkanalen
Verwijderen leidingen. Herstelwerkzaamheden terugbrengen oude staat showroom
bestaande uitAanmetselen en stucen muren. Terugplaatsen wanden en deurkozijn
Herstellen plafond
Schilderen en afwerken muren plus kozijnen
Reinigen en herstel tegelvloer”.
Factuur [factuurnummer 4] ziet op de verbouwing van de showroom van belanghebbende in [plaats 2] en heeft de volgende omschrijving:
“Voor u verrichte werkzaamheden [adres] te [woonplaats] :
Plaatsen frames voor open haarden/kachels in showroom
Metselen schouwen incl. afwerking
Aanbrengen rookkanalen
Installeren leidingen tbv stroom/gas/internet
Metselen en stucen muren. Plaatsen wanden en kozijnen.
Plaatsen en installeren open haarden/gashaarden/houtkachels
Schilderen en afwerken muren plus kozijnen Inbouwen verkoopbalie
Vloer aanbrengen, afkitten, aanbrengen wandcontactdozen etc.”.
Belanghebbende heeft ook een ondertekende verklaring van de heer [C] overgelegd van 18 mei 2019, inhoudende:
“Ondergetekende [C] ,
Verklaard hierbij dat [naam maatschappij] in de periode 2015/2016 diverse werkzaamheden heeft verricht voor [bedrijf] te ’s-Hertogenbosch, Amsterdam, Hilversum, Hoeven, Breda, etc.
En dat [naam maatschappij] de facturen van deze verrichte werkzaamheden per kas heeft ontvangen.
Hopende u hiermee van dienst te zijn geweest.”
Op 5 september 2019 (17.32 uur) mailt de heer [C] aan de inspecteur:
“Elke activiteit die op die bv is uitgevoerd na 2016 1e kwartaal is buitenom mijn weten uitgevoerd”.
Op 19 september 2019 (13.14 uur) stelt de inspecteur, naar aanleiding van de in 2.6 vermelde verklaring, per e-mail een achttal vragen aan de heer [C] . Deze luiden:
“1. In de bijlage van deze e-mail treft u een verklaring aan die ik in mijn bezit heb en die u ondertekend zou hebben op 18 mei 2019, waarin u verklaard dat [naam maatschappij] in de periode 2016/2016 diverse werkzaamheden zou hebben verricht voor [bedrijf] . Kunt u aangeven of deze verklaring correct is en of u deze heeft ondertekend?(…)
2. Indien deze verklaring correct is, kunt u dan aangeven waarom u in het kader van een controle heeft verklaard aan de controlemedewerker dat [naam maatschappij] geen opdrachten heeft uitgevoerd onder uw toezicht of weten? (...)
3. U geeft in uw onderstaande e-mail d.d. 5 september 2019 aan dat u de gevraagde documenten niet kunt verstrekken omdat u die nooit in uw bezit heeft gehad. Wie verzorgde de administratie van [naam maatschappij] BV en wie heeft de administratie van [naam maatschappij] BV in 2015 en 2016 in zijn bezit gehad?
4. Heeft u namens [naam maatschappij] BV facturen opgemaakt, uitgereikt aan [bedrijf] en kwitanties van per kas ontvangen bedragen ondertekend? Zo nee, wie heeft dit dan wel gedaan?
5. Indien daadwerkelijk facturen zijn opgemaakt en uitgereikt aan [bedrijf] , waarom is dit dan niet verantwoord in aangiften omzetbelasting?
6. Indien daadwerkelijk facturen zijn opgemaakt en uitgereikt aan [bedrijf] en deze per kas zijn ontvangen, waar is dan het geld gebleven?
7. Wie beheerde het kasgeld in de periode 2015 tot en met het eerste kwartaal 2016? Wie daarna?
8. Wie is in 2015 tot en met het eerste kwartaal 2016 de feitelijk bestuurder van [naam maatschappij] BV geweest? Wie is de feitelijke bestuurder van [naam maatschappij] BV geweest na deze periode?”
Op 30 september 2019 (07.40 uur) beantwoordt de heer [C] de in 2.8 opgenomen vragen per e-mail. De inspecteur heeft deze e-mail overgelegd en daarbij 6 regels met tekst onleesbaar gemaakt :
“Ik heb geen enkel document in min bezit gehad destijds heb ik slechts enkel een paar dakwerkzaamheden uitgevoerd op de naam [naam maatschappij] In die tijd ben ik met een man, (Hof: onleesbaar gemaakt) in contact gekomen en hij wist mij te bewijzen mij te ondersteunen jammer genoeg ging deze belofte snel stuk nadat hij de documenten in handen had gekregen hij heeft mij leven geruineerd van dat kleine beetje wat er nog van over was.
(Hof: 6 regels tekst zijn onleesbaar gemaakt)
Uuteraard heb ik nog geprobeerd in contact te komen met hem boor een gesprek en om de nodige documenten terug te halen niet voor vwrgelding maar puur om bereid te zijn de nodige financiele rommel op te ruimen naar mijn bekering en lichamelijk herstel bevond ik het ook nodig maatschappelijk en financieel de rommel op te ruimen echter zijn die laatste 2 feitelijk het zwaarst door de documenten die ik niet terug gekregen heb
Zoals eerder gezegd ben ik altijd bereid hier een oplossingin te vinden en mij
beschikbaar te stellen op elk mogelijk vraag. li hoop u op het moment naar behorens te
beantwoord te hebben.”
Op verzoek van de inspecteur heeft de heer [C] op 30 september 2019 (16.41 uur) per e-mail alsnog specifiek op alle 8 vragen antwoord gegeven. Ook deze e-mail heeft de inspecteur in het geding gebracht en ook hier heeft hij delen van antwoorden onleesbaar gemaakt:
“1- Naar mij weten heb ik die niet ondertekend.
2- Kan ik aldus niet beantwoorden.
3- S(Hof: onleesbaar gemaakt)
Toevoegingen over (Hof: onleesbaar gemaakt)
- (Hof: onleesbaar gemaakt)
- Leeftijd ongeveer 46 jaar.
- Woonzaam omgeving [plaats 3] .
- Tel nr is sinds kort naar onze breuk niet meer in gebruik.
4- Nee heb ik niet.
5- Daar kan ik jammer genoeg geen antwoord op geven.
6-Daar heb ik zelf ook vele vragen over, er is zoveel verkeerd gelopen en ben alles uit het oog verloren.
7-S(Hof: onleesbaar gemaakt) beheerde dat
8-Wettelijkgezien ben ik natuurlijk de eigenaar van de firma geweest maar s(Hof: onleesbaar gemaakt) nam steeds meer over en beloofde mij te helpen, uiteindelijk had hij heel andere bedoelingen ben vaker onder druk gezet en heeft mij meerdere malen bedreigt.”
In het hoorverslag van 21 oktober 2019 is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“(…) Bij het zoeken van iemand die haarden kon installeren lag de focus op de snelheid van de uit te voeren werkzaamheden. De belanghebbende had op dat moment slechts een werknemer in dienst. Op het moment dat er teveel werk was voor deze werknemer, werden overige werkzaamheden uitbesteed aan [naam maatschappij] . [naam maatschappij] had meer personeel in dienst en kon daarom de werkzaamheden snel uitvoeren. (…) Verder heeft belanghebbende aangegeven dat de werkzaamheden van [bedrijf] uitsluitend voor particulieren werden uitgevoerd. De werkzaamheden die [naam maatschappij] in dit verband heeft verricht hadden betrekking op het plaatsen en installeren van haarden/kachels bij diverse partijen of in de showroom van de belanghebbende.”
Een voormalig werknemer/compagnon van belanghebbende, [persoon] , heeft op 13 november 2019 een schriftelijke verklaring ondertekend, met de volgende tekst:
“Ondergetekende (…) Verklaard hierbij dat het hem bekend is dat in de periode 2015/2016 diverse werkzaamheden zijn verricht door [naam maatschappij] voor [bedrijf] op verscheidene projecten”.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag en de vergrijpboeten terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, van de uitspraak op bezwaar alsmede van de naheffingsaanslag en de boete- en belastingrentebeschikkingen.
De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.