Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-07-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:2010, 23/914 tot en met 23/917
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-07-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:2010, 23/914 tot en met 23/917
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 16 juli 2025
- Datum publicatie
- 3 oktober 2025
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2023:3302, Bekrachtiging/bevestiging
- Herstelarrest: ECLI:NL:GHSHE:2025:2242
- Zaaknummer
- 23/914 tot en met 23/917
- Relevante informatie
- Art. 3.119a Wet IB 2001, Art. 3.120 Wet IB 2001, Art. 7.8 Wet IB 2001
Inhoudsindicatie
De inspecteur heeft (navorderings)aanslagen IB/PVV opgelegd aan belanghebbende, een kwalificerende buitenlandse belastingplichtige. Het hof is van oordeel dat deze terecht zijn opgelegd. De leenschulden van belanghebbende kwalificeren namelijk niet als eigenwoningschuld, zodat de inspecteur het negatief saldo eigen woning terecht niet in aanmerking heeft genomen. Het hoger beroep is ongegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 23/914 tot en met 23/917
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [plaats] (Duitsland),
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 15 mei 2023, nummers BRE 21/4852 tot en met 21/4855, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft over de jaren 2016 tot en met 2018 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Over het jaar 2019 heeft hij de aanslag IB/PVV opgelegd.
Belanghebbende heeft tegen al deze aanslagen bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota met drie bijlagen toegezonden aan het hof. De griffier heeft deze pleitnota doorgestuurd naar de inspecteur. Deze pleitnota wordt met instemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgelezen.
De zitting heeft plaatsgevonden op 5 juni 2025 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende, bijgestaan door zijn gemachtigde [gemachtigde] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende woonde in de jaren 2016 tot en met 2019 in een eigen woning in Duitsland (hierna: de woning) en was in loondienst werkzaam voor Nederlandse werkgevers.
Belanghebbende heeft de woning op 1 augustus 2013 gekocht. De aankoop van de woning is gefinancierd met twee leningen bij een Duitse bank: een lening van € 100.000 bij [bank 1] (hierna: leenschuld 1) en een lening van € 50.000 bij [bank 2] (hierna: leenschuld 2). In de aangifte IB/PVV over 2013 is als eigenwoningschuld per 31 december 2013 een bedrag van € 150.000 opgegeven.
Belanghebbende heeft in de aangiften IB/PVV over de jaren 2016 tot en met 2019 de volgende gegevens ingevuld:
|
Jaar |
Hoofdsom |
Looptijd |
Schuld ultimo |
Betaalde rente |
|
2016 |
(niet ingevuld) |
(niet ingevuld) |
€ 100.000 |
€ 1.330 |
|
€ 50.000 |
20-08-2013 > 20-08-2048 |
€ 47.857 |
€ 3.300 |
|
|
2017 |
(niet ingevuld) |
(niet ingevuld) |
€ 100.000 |
€ 1.304 |
|
(niet ingevuld) |
(niet ingevuld) |
€ 46.651 |
€ 3.300 |
|
|
2018 |
€ 100.000 |
20-07-2013 > 20-07-2048 |
€ 100.000 |
€ 1.278 |
|
€ 50.000 |
20-07-2013 > 20-07-2048 |
€ 45.908 |
€ 3.300 |
|
|
2019 |
€ 100.000 |
20-07-2013 > 20-07-2048 |
€ 100.000 |
€ 1.250 |
|
€ 50.000 |
20-07-2013 > 20-07-2048 |
€ 44.892 |
€ 3.300 |
Belanghebbende heeft in de aangiften voor deze jaren steeds een negatief saldo inkomsten en aftrekbare kosten eigen woning aangegeven, waarbij hij de betaalde bedragen aan rente als aftrekbare kosten in aanmerking heeft genomen.
De inspecteur heeft de aanslagen IB/PVV over 2016 tot en met 2018 conform de aangiften opgelegd. Deze aangiften zijn geautomatiseerd afgedaan. De inspecteur is daarna bij het opleggen van de navorderingsaanslagen afgeweken van de aangiften in die zin, dat hij het negatief saldo eigen woning niet in aanmerking heeft genomen. Bij het opleggen van de aanslag IB/PVV over 2019 is de inspecteur op dat punt ook afgeweken van de door belanghebbende gedane aangifte.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de navorderingsaanslagen IB/PVV over de jaren 2016 tot en met 2018 en de aanslag IB/PVV over het jaar 2019 terecht en naar een juist bedrag zijn opgelegd.
Belanghebbende heeft ter zitting bij het hof aangegeven dat – anders dan in de beroepsfase – hij in hoger beroep niet meer betwist dat sprake is van een nieuw feit zoals vereist voor navordering en zich niet meer op het standpunt stelt dat het hoorrecht in de bezwaarfase is geschonden.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de navorderingsaanslagen IB/PVV over de jaren 2016 tot en met 2018 en vermindering van de aanslag IB/PVV over het jaar 2019. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.