Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-09-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:2586, 24/112
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-09-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:2586, 24/112
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 24 september 2025
- Datum publicatie
- 29 oktober 2025
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2023:8723, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 24/112
- Relevante informatie
- Verdrag Nederland – België, Art. 7.1 Wet IB 2001, Art. 7.2 Wet IB 2001, Art. 3.80 Wet IB 2001
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Belastingverdrag Nederland-België. Inwoner België betaalt Belgische gemeentebelasting over loon verdiend in Nederland. Dubbele belasting? Geen vrijstelling IB/PVV.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 24/112
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
met gekozen domicilie in [plaats 1] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 14 december 2023, nummer BRE 22/4304, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2019 opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 11 september 2025 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende woont in [woonplaats] in België.
Hij is het gehele jaar 2019 in dienstbetrekking geweest bij [B.V.] (hierna: [B.V.] ) en heeft zijn werkzaamheden uitsluitend in [plaats 2] in Nederland uitgevoerd. [B.V.] is in Nederland gevestigd. In 2019 heeft belanghebbende een bruto loon van € 35.931 uit zijn dienstbetrekking bij [B.V.] genoten (hierna: het [B.V.] loon). Daarop heeft [B.V.] € 9.000 loonheffing ingehouden.
België heeft over het [B.V.] loon geen (federale) personenbelasting geheven. Wel is door de gemeente [gemeente] over dit loon gemeentebelasting geheven.
In zijn aangifte IB/PVV 2019 (hierna: de aangifte) heeft belanghebbende zijn [B.V.] loon als inkomsten belast in Nederland aangegeven en voor het netto [B.V.] loon van € 26.931 (€ 35.931 minus € 9.000) een vrijstelling ‘Elders belast box 1’ geclaimd. Het aangegeven belastbare inkomen uit werk en woning (tevens verzamelinkomen) bedraagt € 9.000.
Met dagtekening van 10 mei 2022 heeft de inspecteur aan belanghebbende de aanslag IB/PVV 2019 (hierna: de aanslag) vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (tevens verzamelinkomen) van € 35.931. Tevens is bij beschikking € 213 belastingrente in rekening gebracht.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of belanghebbende recht heeft op de door hem in de aangifte geclaimde vrijstelling voor het netto [B.V.] loon van € 26.931 (hierna: de vrijstelling).
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en, het hof begrijpt, tot een vermindering van de aanslag naar een verzamelinkomen van € 9.000. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.